ECLI:NL:RBOBR:2020:5992

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
C/01/363477 / FA RK 20-4900
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek zorgmachtiging op basis van niet-ondertekende medische verklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 5 oktober 2020 een verzoekschrift ingediend voor een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, na een eerdere zorgmachtiging die op 28 april 2020 was verleend. Tijdens de mondelinge behandeling, die via Skype plaatsvond, zijn verschillende documenten besproken, waaronder een medische verklaring en een zorgplan. De betrokkene, bijgestaan door haar advocaat mr. M.J.J. Spieringhs, betwistte de noodzaak van de zorgmachtiging en voerde aan dat de medische verklaring niet was ondertekend door de psychiater, waardoor de herkomst van de verklaring niet kon worden vastgesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel de Wvggz niet expliciet vereist dat de medische verklaring ondertekend is, het wel noodzakelijk is dat kan worden vastgesteld dat de verklaring afkomstig is van de psychiater. De rechtbank concludeerde dat de overgelegde verklaring niet voldeed aan dit vereiste, omdat er geen ondertekening was en er geen andere bevestiging was dat de verklaring door de genoemde psychiater was opgesteld. Hierdoor werd het primaire verweer van de betrokkene gegrond verklaard en werd het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter M. Lammers in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/363477 / FA RK 20-4900
Uitspraak : 26 oktober 2020
Beschikking betreffende een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg aansluitend op een zorgmachtiging
van de rechtbank Oost-Brabant naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[naam betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,
wonende in [postcode en woonplaats] , [woonadres] en aldaar verblijvende,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.J.J. Spieringhs.

Het procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 5 oktober 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur van 1 oktober 2020;
  • de medische verklaring van 1 oktober 2020;
  • het zorgplan, opgesteld op 1 oktober 2020;
  • de relevante politiegegevens en een uittreksel justitiële documentatie;
  • gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen en de Wvggz.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken en de recent uitgevaardigde overheidsmaatregelen ter bescherming van verspreiding van het COVID-19 virus) via Skype gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat mr. M.J.J. Spieringhs;
  • mw. [naam] , psychiater;
  • dhr. [naam] , casemanager.

De beoordeling

Op 28 april 2020 is door de rechtbank een zorgmachtiging verleend tot en met 28 oktober 2020. Het verzoek strekt tot afgifte van een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden.
Betrokkene betwist dat er sprake is van ernstig nadeel en geeft aan dat zij last heeft van bijwerkingen van de voorgeschreven antipsychotische medicatie, die zij ook niet wil innemen.
De advocaat van betrokkene bepleit afwijzing van het verzoek.
Zij voert primair aan dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten nu de overgelegde medische verklaring niet is ondertekend en niet kan worden vastgesteld dat deze afkomstig is van de in de verklaring genoemde onafhankelijke psychiater. Subsidiair voert zij aan dat betrokkene beschikt over een netwerk van vriendinnen die tijdig kunnen signaleren wanneer betrokkene dreigt af te glijden, waarna kan worden ingegrepen zodat een zorgmachtiging niet noodzakelijk is.
De rechtbank heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling navraag gedaan bij het openbaar ministerie of alsnog een ondertekende medische verklaring kan worden overgelegd. Dat bleek niet het geval. Ook de behandelend psychiater kon tijdens de mondelinge behandeling niet nagaan of er een ondertekende verklaring van de onafhankelijke psychiater is.
De rechtbank kan niet vaststellen dat de medische verklaring in het dossier afkomstig is van de onafhankelijke psychiater. De medische verklaring vermeldt op het eerste blad dat deze is afgegeven en dat het psychiatrisch onderzoek is verricht door psychiater [naam] , maar is in het geheel niet ondertekend. Ook treft de rechtbank geen andere bevestiging aan dat de verklaring door deze psychiater is opgesteld.
Hoewel niet uitdrukkelijk in de Wvggz is bepaald dat de medische verklaring moet zijn voorzien van een handtekening van de psychiater die deze heeft opgesteld, moet kunnen worden vastgesteld dat de verklaring van deze afkomstig is. Gezien het op dit punt gevoerde verweer concludeert de rechtbank dat de overgelegde verklaring niet voldoet aan dit vereiste. Het primaire verweer treft dus doel en het verzoek zal om die reden worden afgewezen.

De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Lammers, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Conc: ako
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.