Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/961
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 29 oktober 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. F.G.P. van Kimmenade),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cranendonck,verweerder
(gemachtigden: mr. C. van Oort-Sitaram).
Procesverloop
Bij besluit van 1 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres in aanmerking gebracht voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De toegekende maatwerkvoorziening bestaat uit 2 uur en 5 minuten per week hulp in de huishouding in de vorm van zorg in natura en is toegekend over de periode 15 juni 2019 tot en met 14 juni 2024.
Bij besluit van 19 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres in afwijking van het advies van de Adviescommissie voor de bezwaarschriften, ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2020. Eiseres is niet verschenen. Zij heeft zich doen vertegenwoordigen door haar dochter [naam] en haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit voor zover daarbij is geweigerd tijd te indiceren voor wasverzorging;
- bepaalt dat eiseres boven de toegekende 125 minuten voor zwaar en licht huishoudelijk werk in aanmerking wordt gebracht voor 30 minuten ten behoeve van wasverzorging en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 48,– aan eiseres te vergoeden.
Overwegingen
Aanleiding voor deze procedure
1. Eiseres (geboren 29 januari 1935) woont in een eengezinswoning en had samen met haar echtgenoot een indicatie voor hulp bij het huishouden van in totaal 165 minuten (105 minuten zwaar huishoudelijk werk, 30 minuten licht huishoudelijk werk, 30 minuten wasverzorging). Op 6 september 2018 is de echtgenoot van eiseres overleden. Omdat de situatie van eiseres was gewijzigd, heeft verweerder de indicatie opnieuw beoordeeld. Op 26 september 2018 heeft een huisbezoek plaatsgevonden bij eiseres. Hierbij waren de zoon en dochter van eiseres aanwezig.
Besluitvorming
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder een maatwerkvoorziening van 2:05 uur (125 minuten) per week voor zwaar en licht huishoudelijk werk toegekend. Verweerder heeft zich in dit besluit op het standpunt gesteld dat de wasverzorging door het sociaal netwerk en/of was- en strijkservice kan worden overgenomen.
3. In het bestreden besluit handhaaft verweerder, in afwijking van het advies van de Adviescommissie voor de bezwaarschriften zijn in het primaire besluit ingenomen standpunt. Dit standpunt houdt in dat pas een maatwerkvoorziening in de vorm van wasverzorging wordt verleend indien niemand uit het sociale netwerk die activiteit kan verrichten, dan wel dat geen gebruik kan worden gemaakt van een andere voorliggende oplossing. Het is verweerder gebleken dat eiseres een sociaal netwerk heeft in de zin van een dochter en zoon die beiden in de buurt wonen. Verweerder vindt het niet dat het onredelijk is om van dit sociaal netwerk te vragen de wasverzorging van eiseres voor zijn rekening te nemen. Tegen de achtergrond van het voorgaande verwijst verweerder naar de gehanteerde beleidslijn dat het sociaal netwerk invulling kan geven aan de wasverzorging zoals vastgelegd in de Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning 2019. Volgens artikel 2.1, tweede lid, van deze beleidsregel wordt bij de aanwezigheid van een inzetbaar sociaal netwerk geen hulp bij het huishouden toegekend voor maaltijd- en/of textielverzorging. Er is geen reden voor verweerder om in dit geval niet vast te houden aan deze beleidslijn.
Beroep
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het standpunt van verweerder. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder het sociaal netwerk niet kan verplichten om ondersteuning te bieden in de vorm van wasverzorging. Daarbij wijst eiseres op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 11 januari 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:17). Eiseres verzoekt 45 minuten extra toe te kennen voor wasverzorging.
Beoordeling door de rechtbank
5. Niet in geschil is dat eiseres niet in staat is om zelf de was te verzorgen. Tevens staat vast dat eiseres en haar sociaal netwerk hebben aangegeven dat het sociaal netwerk geen tijd heeft voor de wasverzorging van eiseres.
6. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, zie de hiervoor genoemde uitspraak ECLI:NL:CRVB:2017:17, dat uit de tekst van artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015, noch uit de Memorie van Toelichting (MvT) van die wet voortvloeit dat de gemeentebesturen bij de vaststelling of met mantelzorg in de behoefte aan hulp kan worden voorzien rekening mag worden gehouden met mantelzorg die wel geleverd zou kunnen worden, maar die de potentiële mantelzorger niet bereid is te leveren. Uit de MvT blijkt dat de regering niet zo ver gaat “om het sociaal netwerk te verplichten om ondersteuning te bieden waar dat mogelijk is” (
Kamerstukken II2013/14, 33 841, nr. 3 p. 27). In de nota naar aanleiding van het verslag heeft de regering naar aanleiding van specifieke vragen over de situatie dat er wel een sociaal netwerk is, maar dit netwerk niet wil of kan helpen, het volgende overwogen:
Kamerstukken II2013/14, 33 841, nr. 3 p. 27). In de nota naar aanleiding van het verslag heeft de regering naar aanleiding van specifieke vragen over de situatie dat er wel een sociaal netwerk is, maar dit netwerk niet wil of kan helpen, het volgende overwogen:
“In het wetsvoorstel zijn geen afdwingbare verplichtingen opgenomen voor personen die onderdeel uitmaken van het sociale netwerk – inclusief familie – van de cliënt die maatschappelijke ondersteuning behoeft. Indien uit het onderzoek blijkt dat (…) de buren niet meer hulp willen leveren, is dat een gegeven dat gemeenten moeten betrekken bij de beoordeling van een eventuele aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Het is echter wel zo dat er op basis van dit wetsvoorstel van wordt uitgegaan dat de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten van de cliënt gebruikelijke hulp aan de cliënt verstrekken. (…) Het voorgaande laat onverlet dat (…) het college (…) kan en moet nagaan of er mogelijkheden zijn met behulp van mantelzorg en of personen die onderdeel uitmaken van het sociale netwerk geheel of gedeeltelijk te voorzien in de maatschappelijke ondersteuning van de cliënt. De mate waarin het lukt om een beroep te doen op mantelzorgers en of personen uit het sociale netwerk van de cliënt is (…) in de eerste plaats afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden en de mate waarin zij bereid en in staat zijn ondersteuning te bieden (…) Van enige vorm van dwang kan daarbij geen sprake zijn.” (
Kamerstukken II2013/14, 33 841, nr. 34 p. 114/115). Hieruit vloeit voort dat de wetgever niet voor ogen heeft gestaan dat mantelzorg kan worden afgedwongen, in welke vorm dan ook.
Kamerstukken II2013/14, 33 841, nr. 34 p. 114/115). Hieruit vloeit voort dat de wetgever niet voor ogen heeft gestaan dat mantelzorg kan worden afgedwongen, in welke vorm dan ook.
7. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend en heeft desgevraagd ter zitting niet kunnen motiveren waarom in afwijking van de wetsgeschiedenis en de rechtspraak met verwijzing naar de beleidsregel moet worden vastgehouden aan de beleidslijn dat het sociaal netwerk de wasverzorging van eiseres op zich moet nemen. De rechtbank is daarom van oordeel dat artikel 2.1, tweede lid Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning 2019 onverbindend is.
8. Het beroep van eiseres is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
9. Gelet op het bepaalde van artikel 8:41a Awb heeft de rechtbank onderzocht of finale geschilbeslechting mogelijk is. De rechtbank is gebleken dat per 20 oktober 2020 de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Cranendonck 2020 in werking zijn getreden. Hierin is in artikel 2.1, tweede lid, dezelfde bepaling opgenomen als in de beleidsregel uit 2019. Nu hieraan hetzelfde gebrek kleeft, is dit onderdeel van deze beleidsregel onverbindend. De rechtbank is uit de stukken gebleken dat eiseres voor de herindicatie 30 minuten wasverzorging was toegekend. Deze indicatie zag op wasverzorging voor eiseres en haar echtgenoot gezamenlijk. De rechtbank ziet aanleiding hierbij aan te sluiten daarbij rekening houdend met de gebleken noodzaak van extra verschoning van het bed van eiseres. De rechtbank zal dan ook bepalen dat eiseres in aanmerking wordt gebracht voor 30 minuten per week huishoudelijke hulp ten behoeve van wasverzorging.
10. Van in aanmerking te nemen proceskosten is niet gebleken. De rechtbank bepaalt wel dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.C.J. Mosheuvel, voorzitter, en mr. M. van ’t Klooster en mr. L.J.M. Timmermans, in aanwezigheid van J.H. van Wordragen-van Kampen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2020.
de griffier is verhinderd deze uitspraak
mede te ondertekenen.
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.