Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De vorderingen na voorwaardelijke veroordeling.
2 jaren.
De formele voorvragen.
Overweging met betrekking tot de rechtmatigheid van het verkregen bewijs.
9 februari 2020 de woning waar verdachte verbleef binnengetreden op grond van de Wet Wapens en Munitie. Bij de doorzoeking van de woning is geen vuurwapen aangetroffen en zijn evenmin nieuwe aanwijzingen aangetroffen dat verdachte in het bezit zou zijn van een vuurwapen. Verbalisanten hebben vervolgens onder andere de mobiele telefoon van verdachte in beslag genomen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door de enkele onrechtmatige inbeslagname van de telefoon niet in zijn belangen is geschaad. Pas toen naar voren kwam dat verdachte in het bezit was van de autosleutel van een bij een carjacking buitgemaakte Audi A3 heeft de officier van justitie op grond van de (aanvullende) verdenking ter zake van de heling van deze auto toestemming gegeven om de telefoon van verdachte uit te lezen. Voor dit onderzoek bestond voldoende grond: de toestemming was rechtmatig. Nu verdachte door de enkele onrechtmatige inbeslagname niet in enig rechtens te respecteren belang is geschaad dan wel door die inbeslagname geen nadeel heeft ondervonden, verbindt de rechtbank geen rechtsgevolgen aan de onrechtmatige inbeslagname van de telefoon. Het onderzoeksmateriaal dat in de telefoon van verdachte is aangetroffen, kan voor het bewijs worden gebruikt. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Vrijspraak feit 1 primair.De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden wegens gebrek aan bewijs.Gelet hierop zal de rechtbank verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijspreken.
Bewijs feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3 en feit 4.
Onder 2 wordt hem verweten dat hij op 31 januari 2020 in Eindhoven samen met een ander [slachtoffer 1] heeft beroofd van zijn geld door met een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te dreigen en daarbij tevens mondelinge bedreigingen te uiten.
Onder 3 wordt hem verweten dat hij op 26 januari 2020 in Eindhoven [slachtoffer 2] heeft beroofd van zijn auto en [slachtoffer 3] van zijn geld en telefoon, door deze [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te duwen en met een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te bedreigen.
Onder 4 wordt verdachte verweten dat hij in de periode van 28 januari 2020 tot en met
9 februari 2020 in Eindhoven samen met een ander een beroving heeft voorbereid door een vuurwapen of een op een vuurwaopen gelijkend voorwerp, bivakmutsen en een GPS tracker voorhanden te hebben, een GPS tracker die geschikt was om onder een (te stelen) auto te plaatsen, zodat deze gevolgd kon worden.
• Het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de periode van 26 januari 2020 tot en met 9 februari 2020, zoals subsidiair ten laste gelegd als feit 1.
• De straatroof in vereniging op 31 januari 2020 op [slachtoffer 1] , zoals ten laste gelegd als feit 2.
• De straatroof van 26 januari 2020 op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , zoals ten laste is gelegd als feit 3.
• Het medeplegen van voorbereidingshandelingen van een straatroof, zoals ten laste gelegd als feit 4.
), een kennis van aangever [slachtoffer 3] , met de vraag of hij lachgas kon leveren. [persoon 3] heeft vervolgens contact opgenomen met [slachtoffer 3] met de vraag of hij deze levering kon doen. Vervolgens zijn [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in de auto van [slachtoffer 2] , een Audi A3, naar de Mirandastraat te Eindhoven gereden om daar lachgas af te leveren. In de kofferbak van de Audi lag onder andere een laptop van het merk Lenovo. Ter plaatse zijn [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] onder bedreiging van een vuurwapen door een man met een bivakmuts op overvallen. Bij de overval is onder andere de Audi A3 van [slachtoffer 2] weggenomen. De telefoon van verdachte straalde op dat moment een mast aan nabij de plaats delict.
7 februari 2020 om 14.57 uur via zijn telefoon een foto heeft verzonden van een Audi RS3 voorzien van kenteken [nummer 3] . Ook zijn er afbeeldingen in de telefoon van verdachte gevonden die duiden op het gebruik van een GPS tracker. Uit onderzoek is gebleken dat de Audi RS3 met kenteken [nummer 3] op naam staat van [persoon 5] . Deze persoon blijkt een vennoot te zijn van [coffeeshop] aan de [adres 5] te Eindhoven. Uit de politiesystemen blijkt dat dit voertuig in januari 2020 bestuurd werd door de zoon van
[persoon 5] , te weten [persoon 6] . [persoon 6] is als getuige gehoord (p. 494 e.v.) en hij heeft verklaard de gebruiker te zijn van de Audi RS3 met kenteken [nummer 3] . Ook heeft hij verklaard de zoon te zijn van de eigenaren van [coffeeshop] en tot voor kort een gouden ketting te hebben gedragen.
[persoon 6] (p. 494-496), de bevindingen van [verbalisant 2] (p. 504), de bevindingen van [verbalisant 3] (p. 516), de bevindingen van [verbalisant 4] (p. 517-520) en de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 1] (p. 524-529), in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbanktot het oordeel dat verdachte en [medeverdachte] in de periode van 28 januari 2020 tot en met 9 februari 2020 te Eindhoven ter voorbereiding van een overval opzettelijk een vuurwapen, bivakmutsen en een GPS tracker voorhanden hebben gehad.