In deze zaak heeft eiseres, geboren in 1980, een WIA-uitkering aangevraagd na een ziekteperiode van meer dan twee jaar. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar aanvraag afgewezen, omdat zij volgens hun beoordeling niet arbeidsongeschikt genoeg was. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft haar bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de zaak op 6 november 2020 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen van het Uwv beoordeeld en geconcludeerd dat deze rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en geen tegenstrijdigheden bevatten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres met ingang van 5 februari 2019 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij niet minimaal 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat haar beperkingen door de verzekeringsartsen zijn onderschat, maar de rechtbank heeft deze argumenten verworpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de rapporten van het Uwv voldoen aan de wettelijke eisen en dat de conclusies logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en bepaald dat het Uwv geen proceskosten hoeft te vergoeden.