Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[Verdachte] ,
De tenlastelegging.
Het standpunt van de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging.
Vrijspraak.
DE UITSPRAAK
spreektverdachte daarvan
vrij.
Rechtbank Oost-Brabant
Op 18 november 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en mishandeling. De zaak was aanhangig gemaakt na een incident op 20 december 2018 te Best, waar de verdachte samen met een medeverdachte en een groep collega's een kerstborrel had. Tijdens deze borrel ontstond er onenigheid met het slachtoffer, wat leidde tot een vechtpartij. De tenlastelegging omvatte zowel openlijke geweldpleging als mishandeling, waarbij het slachtoffer een gebroken kaak zou hebben opgelopen.
De officier van justitie achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en vorderde een taakstraf. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokkenen en getuigen zorgvuldig gewogen, maar concludeerde dat er te veel tegenstrijdigheden en onduidelijkheden waren in de verklaringen. Het onderzoek was tekortgeschoten, vooral door het tijdsverloop, waardoor het niet mogelijk was om vast te stellen wat er precies was voorgevallen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel openlijke geweldpleging als mishandeling, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. C.M. Zandbergen, met de leden mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. C.A. Mandemakers, en griffier mr. A.E. van Langen - Wouda.