Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
Het standpunt van de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging.
Vrijspraak.
DE UITSPRAAK
spreektverdachte daarvan
vrij.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1993, die werd beschuldigd van openlijk geweld en mishandeling. De zaak was aanhangig gemaakt na een incident op 20 december 2018 te Best, waar de verdachte samen met een medeverdachte en een groep collega's een kerstborrel had. Tijdens deze borrel ontstond er een conflict met de aangever, wat leidde tot geweld. De tenlastelegging omvatte zowel openlijke geweldpleging als mishandeling van de aangever, die verklaarde dat hij was geslagen door de verdachte.
De officier van justitie eiste een taakstraf, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokkenen en getuigen zorgvuldig gewogen. Er waren tegenstrijdigheden in de verklaringen van de aangever, de getuigen en de verdachte. De rechtbank concludeerde dat het bewijs niet wettig en overtuigend was, mede door het tijdsverloop en het gebrek aan duidelijke getuigenverklaringen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor de tenlastegelegde feiten en sprak hem vrij.
De uitspraak benadrukt het belang van voldoende en overtuigend bewijs in strafzaken, en dat bij twijfel de verdachte moet worden vrijgesproken. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de uitspraak dat de verdachte niet schuldig is aan de hem ten laste gelegde feiten.