Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het verzoekschrift met producties, ter griffie ingekomen op 17 september 2019;
- het verweerschrift met producties, ter griffie ingekomen op 27 november 2019;
- de akte overlegging aanvullende producties van [verzoekster] , ter griffie ingekomen op 6 december 2019;
- het faxbericht van 9 december 2019 van [verweerster] ;
- de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 10 december 2019. Ter zitting zijn verschenen aan de zijde van [verzoekster] : [directeur verzoekster] (financieel directeur bij [verzoekster] ),
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
Ook is [verzoekster] tijdens het biedingsproces wezenlijke relevante informatie onthouden en heeft [verweerster] door haar afgegeven garanties geschonden. [verzoekster] overweegt een geding aanhangig te maken tegen [verweerster] . Met dit verzoek wil zij opheldering krijgen en (nadere) informatie vergaren voor de stellingen die zij aan haar vorderingen ten grondslag kan leggen en zodoende ook haar procespositie beter in te kunnen schatten. De wetenschap van de te horen getuigen en de mogelijke ongeldigheid van de contractueel overeengekomen aansprakelijkheidsbeperking is daarbij van belang. [verweerster] heeft garanties afgegeven en is overeengekomen dat [verweerster] schadeplichtig is bij een inbreuk op deze garanties.
4.De beoordeling
dusgeen vordering heeft vanwege schending van garanties omtrent de verstrekte informatie. Bij de beoordeling van dit verweer van [verweerster] is ook van belang dat [verzoekster] gemotiveerd heeft aangevoerd dat zij de na overname behaalde brutowinstmarges door [C] en [D] heeft laten onderzoeken. De na overname relevante omstandigheden, die (wellicht) negatief op de ontwikkeling van de brutomarge van invloed zijn, zoals het door [verzoekster] gevoerde commerciële beleid, de ombouw van de winkels en de inkoopcondities, zijn ook onderzocht en uitgesloten. Ondanks dat onderzoek kan er een onvoldoende verklaring gegeven worden voor het verschil. Dit heeft [verweerster] onvoldoende weersproken. Dat er wellicht ook nog andere oorzaken zijn van de daling van de brutomarge na de overname, hetgeen [verweerster] overigens onvoldoende gemotiveerd heeft aangevoerd afgezet tegen het onderzoek van [D] , betekent niet dat [verzoekster] een te zwakke juridische positie heeft en het verzoek daarom moet worden afgewezen. Ook de stelling van [verweerster] dat het [verzoekster] alleen te doen was om de locaties leidt niet tot een andere conclusie. [verzoekster] stelt namelijk onweersproken dat de brutomarge relevant is voor de verkoopprijs. Eveneens is van belang dat [verzoekster] uitdrukkelijk niet betoogt dat de geschetste toekomstverwachtingen niet zijn gerealiseerd. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat onvoldoende is aangevoerd waaruit de rechtbank in dit stadium reeds kan vaststellen dat de rechtspositie van [verzoekster] te zwak is om tot toewijzing van het verzoek te komen.
Misbruik van bevoegdheid
Mocht tijdens het hierna te gelasten voorlopig getuigenverhoor desalniettemin vragen worden gesteld die tot openbaarmaking van bedrijfsgevoelige of concurrentiegevoelige informatie leiden, dan zal de rechter-commissaris daarover een beslissing nemen.
In beginsel kunnen de feiten en omstandigheden waarover [verzoekster] vragen wenst te stellen rechtstreeks in verband worden gebracht met de mogelijke vordering die zij wil instellen. Voor zover de feiten (te) ruim zijn geformuleerd, zijn daarover al tijdens de mondelinge behandeling vragen gesteld en heeft [verzoekster] in reactie daarop beperkingen aangebracht. De rechtbank zal dat hierna verder bespreken. Wat betreft vragen over – kort gezegd – feiten en omstandigheden ten aanzien van de huidige cijfers van [verweerster] en [verweerster] en hoe haar administratie op dit moment is ingericht (zie hierna bij onderdeel J en K) oordeelt de rechtbank als volgt. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, ziet de rechtbank niet in welk verband die feiten hebben met een eventueel door [verzoekster] in te stellen vordering wegens – kort gezegd – schending van de garanties uit de SPA. [verzoekster] heeft ook erkend dat het gaat om de periode ten tijde van de transactie.
“de wijze waarop de in het kader van de transactie aan [verzoekster] verstrekte financiële cijfers en de toelichting daarop, in het bijzonder met betrekking tot brutomarge en de allocatie van leveranciersbonussen (bonusallocatie), tot stand zijn gekomen en of, en zo ja hoe, daarbij onder ogen is gezien of, en is gewaarborgd dat, deze strookten met de bedrijfseconomische werkelijkheid”.
“de wijze waarop de in het kader van de transactie aan [verzoekster] verstrekte financiële cijfers en de toelichting daarop met betrekking tot brutomarge en de allocatie van leveranciersbonussen (bonusallocatie), tot stand zijn gekomen en of, en zo ja hoe, daarbij onder ogen is gezien of, en is gewaarborgd dat, deze strookten met de bedrijfseconomische werkelijkheid”.
“de wijze waarop, zoals vanuit [verweerster] na de overname is gesteld, [D] als accountant de bonusallocatie heeft gevalideerd en wat de uitkomst van die validatie was”.
“de vraag of de in het kader van de transactie aan [verzoekster] verstrekte financiële cijfers en de toelichting daarop, in het bijzonder met betrekking tot brutomarge en de bonusallocatie,
“de wijze waarop de in het kader van de due diligence als onderdeel van de [sessies] en expert sessions aan [verzoekster] gegeven antwoorden in reactie op vragen over brutomarge en de
“de wetenschap van Key Employees omtrent de vraag of de Disclosed Information , in het bijzonder met betrekking de brutomarge, bonusallocatie en de tijdens de due diligence op
“de wetenschap van Key Employees omtrent de vraag of de Disclosed Information met betrekking de brutomarge, bonusallocatie en de tijdens de due diligence op vragen van [verzoekster] in dat verband gegeven antwoorden, “accurate” was, en de wijze waarop zij daarover in het kader van de transactie zijn geconsulteerd en wat zij bij die consultatie hebben verklaard”.
“de vraag of, en zo ja op welke wijze, [verweerster] gedurende het transactieproces en bij de in dat kader genomen beslissingen heeft gewaarschuwd voor mogelijke negatieve consequenties
“de mate waarin de administratieve organisatie en interne controle (‘AD/IC’) en aanverwante (IT-)systemen binnen het [verweerster] -concern inzicht boden c.q. bieden in (de
op dit momentbieden in de bedrijfseconomische werkelijkheid wat betreft de inkoopwaarde van de omzet en de allocatie van de leveranciersbonussen in het bijzonder” niet relevant is in het kader van het te gelasten voorlopig getuigenverhoor. Kortheidshalve wordt verwezen naar het oordeel in rechtsoverweging 4.10. Het gaat er immers niet om op welke manier [verweerster] op dit moment daarin voorziet, maar alleen om de vraag hoe het voor de verkoop van EMTÉ werd vastgesteld.
“de mate waarin de administratieve organisatie en interne controle (‘AD/IC’) en aanverwante (IT-)systemen binnen het [verweerster] -concern inzicht boden in (de
“de recente brutomargestijging bij [verweerster] , de invloed daarop van de verkoop van EMTÉ, een wijziging in de allocatie van leveranciersbonussen en/of andere oorzaken; en hoe deze
5.De beslissing
mei, juni of juli 2020,
10 maart 2020schriftelijk de rechtbank dienen te informeren in welke week de verhoren zullen kunnen plaatsvinden en of voor alle getuigen één dagdeel volstaat, waarna de dagen en tijdstippen voor het horen van de getuigen zullen worden vastgesteld,