ECLI:NL:RBOBR:2020:548

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
3 februari 2020
Zaaknummer
C/01/354952 / FA RK 20-263
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting inbewaringstelling op basis van onvoldoende medische diagnose

Op 30 januari 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoek was ingediend op 28 januari 2020 en betrof de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de cliënt zelf, zijn advocaat, en medische professionals. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voornaamste diagnose, zoals vermeld in de medische verklaring van de psychiater, door de raadsvrouwe en de zwager van de cliënt werd betwist. De rechtbank oordeelde dat de diagnose niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld, wat in strijd is met de wettelijke criteria voor onvrijwillige zorg. De rechtbank heeft daarom het verzoek van het CIZ afgewezen, met de overweging dat er onvoldoende bewijs was om de inbewaringstelling voort te zetten. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter J. Iding en er staat cassatie open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/354952 / FA RK 20-263
Uitspraak : 30 januari 2020
Beschikking betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van
:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] aan [adres] ,
verblijvende aan [adres] in [plaats] ,
hierna te noemen: de cliënt,
advocaat: mr. I. Gerrand.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift van 28 januari 2020, ingekomen ter griffie op 28 januari 2020, heeft het CIZ verzocht om een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van cliënt.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de beschikking van de burgemeester d.d. [datum] ;
  • de medische verklaring d.d. [datum] ;
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. [datum] ;
  • het episodejournaal.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 januari 2020 aan [adres] in [plaats] .
1.3
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam] , basisarts;
- de heer [naam] , specialist ouderengeneeskunde;
- mevrouw [naam] , verzorgende;
- de zwager van de cliënt.

2.Beoordeling

De Wzd bepaalt dat onvrijwillige zorg alleen als uiterste middel overwogen kan worden indien het gedrag van een cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel (artikel 1 lid 2 Wzd). Onder ernstig nadeel wordt verstaan het bestaan van of aanzienlijk risico op gevaar voor de cliënt zelf of voor (een) ander(en), alsmede ook dreigend materieel nadeel.
Uit de bij het verzoek gevoegde medische verklaring van psychiater mevrouw [naam] d.d. [datum] blijkt dat zij tot twee vermoedelijke diagnoses komt: ongespecificeerde neurocognitieve stoornissen en Korsakov. Laatstgenoemde duidt de psychiater als de belangrijkste diagnose. Door de raadsvrouwe en de zwager van cliënt wordt dit uitdrukkelijk betwist. De raadsvrouwe heeft daartoe de huisarts van cliënt gecontacteerd. De tijdens het eerste deel van de zitting aanwezige arts bevestigt dat deze diagnose tot op heden niet is gesteld. De tijdens het tweede deel van de zitting aanwezige specialist ouderengeneeskunde, de heer [naam] , geeft aan dat het - naar zijn oordeel - van belang is dat men tijd krijgt om de nodige onderzoeken te doen in een periode waarin cliënt geen alcohol gebruikt om tot een juiste diagnose te komen. Een snelle diagnose onder tijdsdruk zou mogelijk geen recht doen aan de gezondheid en het welzijn van cliënt.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt nu niet voldaan aan de wettelijke criteria voor onvrijwillige zorg. Gehoord cliënt, zijn raadsvrouwe, een familielid en de artsen is de rechtbank van oordeel dat de belangrijkste (vermoedelijke) diagnose uit de medische verklaring van de psychiater met onvoldoende zekerheid (voorlopig) kan worden gesteld als bedoeld in artikel 27, eerste lid, onder b Wzd. De rechtbank volgt het oordeel van het CIZ dan ook niet.
De rechtbank zal het verzoek afwijzen.

3.Beslissing:

De rechtbank:
wijst het verzoek van het CIZ om voortzetting van de inbewaringstelling af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Iding, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 30 januari 2020.
Conc: IJ(O
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.