ECLI:NL:RBOBR:2020:5402

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
20/1522
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de zorgvuldigheid en inzichtelijkheid van een projectplan voor waterbeheer in de gemeente Gemert-Bakel

Op 4 november 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een agrariër uit de gemeente Gemert-Bakel, en het Dagelijks Bestuur van het waterschap Aa en Maas. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 14 april 2020, waarin het projectplan Deelgebied Esperloop is vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het projectplan niet projectplan plichtig is, maar dat verweerder wel verplicht was om de noodzaak en gevolgen van de maatregelen voor de watergangen en het watersysteem duidelijk in kaart te brengen. Eiser heeft wateroverlast op zijn percelen en vreest dat deze zal verergeren door de maatregelen die in het projectplan zijn opgenomen. De rechtbank concludeert dat het projectplan niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen en onvoldoende inzichtelijk is. Het beroep van eiser is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd en verweerder is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De rechtbank heeft geen gelegenheid gegeven aan verweerder om de gebreken te herstellen, en het is aan verweerder om te bepalen of een nieuw projectplan wordt vastgesteld of van het project wordt afgezien.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/1522

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 november 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

Het Dagelijks Bestuur van het waterschap Aa en Maas, verweerder

(gemachtigde: mr. ing. E.H.J. van Laarhoven en ing. J.Janssen)

Procesverloop

Op 14 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het projectplan Deelgebied Esperloop vastgesteld.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op 15 september 2020. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
  • Het projectplan is een uitwerking van de Gewenste grond en oppervlaktewater regime (GGOR)-visie Goorloop, Snelle Loop en Peelse Loop en vormt projectplan 4 daarvan. Het plangebied van de maatregelen ligt ten noorden van Bakel in de gemeente Gemert-Bakel en betreft de Esperloop, Nieuwe Loop, Snelle Loop en Klefsche Loop. Het watersysteem in dit gebied is in een eerder project zo ingericht dat het wijstwater ten goede komt aan de Esperloop. Over dit projectplan hebben partijen ook geprocedeerd bij deze rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) en dit heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 11 februari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:407).
  • Door de lage grondwaterstanden ten westen van de breuk is er sprake van droogte in het gebied ten westen van de Peelrandbreuk. Om de droogte tegen te gaan worden nieuwe stuwen geplaatst in de Esperloop en Nieuwe Loop. Deze stuwen houden wijstwater vast en het water wordt via drainage geïnfiltreerd waardoor droogteproblematiek wordt voorkomen. Drie maatregelen zijn voor deze zaak van belang.
In de Esperloop wordt ten oosten van de weg Geneneind op het punt waar de Esperloop onder de weg doorgaat, een stuw aangebracht.
Er wordt een duiker aangebracht in de kruising van de Snelle loop en de Klefsche loop ter compensatie van de afname van het debiet in de Esperloop waarmee een extra wijstwaterhoudende watergang wordt aangesloten op het watersysteem waar de Esperloop en de Nieuwe loop deel van uitmaken.
In de Nieuwe Loop wordt een nieuwe klepstuw geplaatst. Het streefpeil voor deze nieuwe stuw is 20,5 m +NAP. Daarmee ontstaat een drooglegging van circa 70 cm. Als beheermarge wordt 10 cm boven streefpeil en 20 cm onder streefpeil aangehouden.
  • Aan het bestreden besluit heeft verweerder een deskundigenrapportage van bureau Tauw ten grondslag gelegd. In het rapport is uitgebreid ingegaan op aanleiding voor het projectplan, de uitvoeringswerken en de gevolgen daarvan. Daarbij is er getoetst aan de Waterwet, het beleid van het waterschap, meer in het bijzonder het waterbeheerplan 2016-2021, de Keur van het waterschap, het peilbesluit en overig beleid en regelgeving (Europese Kaderrichtliin Water (KRW), Wet Natuurbescherming, Provinciale omgevinqsvisie, Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, Cultuurhistorische waardenkaart Provincie Noord-Brabant en Gemeentelijk landschapsbeleid).
  • Eiser heeft landbouwpercelen aan de Esperloop, ten westen van de Geneneind.
3.1
Volgens eiser is het bestreden besluit niet bekend gemaakt op de voorgeschreven wijze en is het bovendien niet volledig en deugdelijk ter inzage gelegd.
3.2
De rechtbank is niet gebleken van gebreken in de bekendmaking of terinzagelegging van het bestreden besluit waardoor eiser in zijn belangen is geschaad. Overigens wil een gebrek in de bekendmaking of de terinzagelegging niet zeggen dat het bestreden besluit, dat is genomen vóór die bekendmaking en terinzagelegging, daarom onrechtmatig is.
4.1
Eiser ondervindt wateroverlast op zijn percelen en vreest dat deze wateroverlast zal verergeren gedurende een groter deel van het jaar en in en groter gebied. Er komt al geruime tijd teveel water in de Esperloop en verzoeken van eiser om het beloofde peil te handhaven worden niet gehonoreerd. Het projectplan heeft volgens eiser een vermindering van de opnamecapaciteit van de bodem tot gevolg waardoor meer water via de Esperloop zal stromen en zal leiden tot nog meer wateroverlast. Het aansluiten van de Esperloop op een extra gebied draagt daar verder aan bij. Desgevraagd heeft eiser op zitting aangegeven dat deze inhoudelijke beroepsgrond zich richt op de drie hierboven genoemde maatregelen. Meer concreet vindt hij de onderbouwing van de plaats van de stuw in de Esperloop wazig en willekeurig. In het plan is aangegeven dat de maatregelen naderhand worden bijgesteld indien noodzakelijk. De maatregelen worden ingegeven door overleg met de ingelanden maar met eiser is geen overleg gevoerd.
4.2
In het projectplan is met zoveel woorden aangegeven dat het projectplan niet ziet op de stuw in de Esperloop. In het projectplan is verder ook niets uitgewerkt over de stuw (zoals het ingestelde peil en de afmetingen) maar is slechts aangegeven dat dit nader wordt uitgewerkt. Verweerder heeft ter zitting na enige twijfel desgevraagd bevestigd dat er geen projectplan hoeft te worden vastgesteld voor de aanleg van een stuw in een B-watergang.
4.3
De rechtbank stelt op basis van de kaart bij de vastgestelde legger oppervlaktewater van het Waterschap Aa en Maas (
https://aaenmaas.maps.arcgis.com/apps/webappviewer/index.html?id=fd36993620ac41c491ccb9f1f62ddd62)
vast dat de Esperloop ten oosten van Geneneind een B-watergang is. Een waterstaatswerk zoals een stuw in een B-watergang hoeft niet in de legger te worden aangegeven ingevolge de artikelen 5.1 en 5.2 van de Verordening water Noord-Brabant (Verordening). In de Verordening is daarmee toepassing gegeven aan artikel 5.1, derde lid, van de Waterwet. Ingevolge artikel 5.4, eerste lid in samenhang met artikel 5.1 eerste lid van de Waterwet hoeft voor de aanleg van een stuw in een B watergang geen projectplan te worden opgesteld.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks de omstandigheid dat de stuw, op zichzelf gezien, niet projectplan plichtig is, verweerder wel was gehouden om in het bestreden besluit de noodzaak en de gevolgen van de diverse maatregelen voor de A watergangen en het watersysteem meer duidelijk in kaart te brengen. De stuw in de Esperloop bij de duiker ten oosten van het Geneneind maakt de vermindering van een substantieel deel van de aanvoer van de Esperloop ten westen van de duiker bij het Geneneind (en vanaf daar is het een A watergang) mogelijk. Het verhogen of verlagen van de stuw is volgens paragraaf 2.1.2 van het projectplan van invloed op het debiet van de Esperloop en dat wordt onwenselijk geacht. In het projectplan is alleen maar gesteld dat stuw een positief effect heeft en dat na doorrekening indien noodzakelijk extra maatregelen kunnen worden geformuleerd. Aldus valt niet uit te sluiten dat, zonder dat hiervoor een projectplan wordt vastgesteld of een vergunning wordt verleend, wijzigingen in de stuw worden aangebracht die leiden tot een verdere vermindering van het debiet of juist tot een vermeerdering van het debiet als gevolg van het aansluiten van het extra gebied door een duiker bij de kruising van de Snelle loop en de Klefsche Loop, in het geval de stuw geheel open zou komen te staan. Hiertegen staat dan geen rechtsbescherming open. Het had op de weg van verweerder gelegen om in het projectplan meer inzicht te verschaffen over de inzet van de stuw in de Esperloop en de onderbouwing van de noodzaak van de stuw ten tijde van de vaststelling van het projectplan om te borgen dat de uitvoering en de doelstellingen van het projectplan niet in gevaar komen door eventuele wijzigingen in de inzet van de stuw. Het projectplan is niet inzichtelijk en, om met de woorden van eiser te spreken, op dit onderdeel wazig.
4.5
Verweerder heeft desgevraagd op zitting aangegeven dat de locatie van de klepstuw in de Nieuwe Loop is gekozen naar aanleiding van overleg met de ingelanden. Niet duidelijk is met wie is gesproken. De rechtbank heeft ter zitting wel de indruk gekregen dat de locatie is gekozen op basis van de bereidheid van de grondeigenaren. Eiser heeft aangegeven dat het veel meer voor de hand zou liggen om de stuw enkele tientallen meters zou worden opgeschoven. Daarmee zou een nu droge slootbedding achter de stuw komen te liggen. Hierdoor kan meer water worden vastgehouden ter voorkoming van droogte. In reactie hierop heeft verweerder ter zitting niet kunnen aangeven waarom dit niet tot de mogelijkheden behoort. Het bepalen van de locatie van een stuw op basis van overleg met ingelanden en, afgaande op de indruk van de rechtbank ter zitting, afhankelijk van de bereidheid tot medewerking vindt de rechtbank willekeurig. Het zou meer voor de hand liggen om de stuw te plaatsen op een plek waar de doelstellingen van het projectplan zoveel mogelijk worden gehaald.
5. De rechtbank concludeert dat het projectplan niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen en onvoldoende inzichtelijk is. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
6. De rechtbank ziet, gelet op de aard van de gebreken geen reden verweerder de gelegenheid te geven deze gebreken in deze procedure te herstellen. Het is aan verweerder om te bepalen of hij een nieuw projectplan vaststelt of van het project afziet.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op een bedrag van € 223,04,- (verletkosten € 200,00 en reiskosten € 23,04).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,00 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 223,04,-:
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. C.T.C. Wijsman en mr. C.N. van der Sluis, leden, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 4 november 2020.
griffier voorzitter
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.