In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 23 oktober 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene die in contact is geweest met een persoon die besmet is met het COVID-19 virus. De officier van justitie had op 20 oktober 2020 een verzoek ingediend tot verlenging van de eerder opgelegde crisismaatregel, die op 19 oktober 2020 was ingesteld. De betrokkene, die al drie jaar op vrijwillige basis in een instelling verblijft vanwege een neurocognitieve stoornis, verzet zich tegen de quarantaine die noodzakelijk is om de gezondheid van medepatiënten te beschermen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 oktober 2020 werd vastgesteld dat de betrokkene niet alleen de quarantaine weigert, maar ook verbaal dreigend gedrag vertoont wanneer hij op de situatie wordt aangesproken.
De rechtbank oordeelde dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, omdat het gedrag van de betrokkene, voortvloeiend uit zijn psychische stoornis, de veiligheid van anderen in gevaar kan brengen. De rechtbank verleende daarom een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die inhoudt dat de betrokkene kan worden ingesloten en dat er toezicht op hem kan worden uitgeoefend. De machtiging is geldig tot en met 13 november 2020. De rechtbank wees andere verzochte vormen van verplichte zorg af, omdat deze niet bijdroegen aan het inperken van het dreigende nadeel. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er staat een rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beschikking.