ECLI:NL:RBOBR:2020:5363

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
363991
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel in verband met COVID-19 besmetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 23 oktober 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene die in contact is geweest met een persoon die besmet is met het COVID-19 virus. De officier van justitie had op 20 oktober 2020 een verzoek ingediend tot verlenging van de eerder opgelegde crisismaatregel, die op 19 oktober 2020 was ingesteld. De betrokkene, die al drie jaar op vrijwillige basis in een instelling verblijft vanwege een neurocognitieve stoornis, verzet zich tegen de quarantaine die noodzakelijk is om de gezondheid van medepatiënten te beschermen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 oktober 2020 werd vastgesteld dat de betrokkene niet alleen de quarantaine weigert, maar ook verbaal dreigend gedrag vertoont wanneer hij op de situatie wordt aangesproken.

De rechtbank oordeelde dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, omdat het gedrag van de betrokkene, voortvloeiend uit zijn psychische stoornis, de veiligheid van anderen in gevaar kan brengen. De rechtbank verleende daarom een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die inhoudt dat de betrokkene kan worden ingesloten en dat er toezicht op hem kan worden uitgeoefend. De machtiging is geldig tot en met 13 november 2020. De rechtbank wees andere verzochte vormen van verplichte zorg af, omdat deze niet bijdroegen aan het inperken van het dreigende nadeel. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er staat een rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beschikking.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/363991 / FA RK 20-5183
Uitspraak : 23 oktober 2020
Beschikking betreffende een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel
van de rechtbank Oost-Brabant naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,
wonende in [adres en woonplaats] ,
verblijvende in [instelling]
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat mr. L. Stam.

Het procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 20 oktober 2020, heeft de officier van justitie verzocht om verlenging van de op 19 oktober 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel;
  • de medische verklaring d.d. 19 oktober 2020;
  • een uittreksel justitiële documentatie;
  • de relevante politiegegevens;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge van de Wvggz.
Op 21 oktober 2020 heeft de rechtbank een mailbericht van de mentor van betrokkene ontvangen, waarin de mentor aangeeft dat zij volledig achter het verzoek staat.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona en de recent uitgevaardigde overheidsmaatregelen ter bescherming van verspreiding van het COVID-19 virus) via een skypeverbinding gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam] , verpleegkundige;
  • W. Stuven, psychiater.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, door het bestaan van of het aanzienlijk risico op de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Betrokkene verblijft reeds gedurende drie jaar op vrijwillige basis in [instelling] in verband met een uitgebreide neurocognitieve stoornis als gevolg van traumatisch hersenletsel in het verleden. Betrokkene is onlangs gedurende enige tijd in contact geweest met een persoon die besmet bleek te zijn met het Covid-19 virus. In verband daarmee is het -mede met het oog op de dreigende besmetting en daarmee de gezondheidsrisico’s voor de medepatiënten van betrokkene binnen de afdeling- noodzakelijk dat betrokkene enige dagen in quarantaine blijft gedurende de incubatietermijn van het virus totdat vastgesteld is of betrokkene door het virus is besmet. Betrokkene wenst zich echter, ondanks het feit dat getracht is om daarover met hem afspraken te maken, gedurende deze quarantaineperiode, niet op zijn kamer af te zonderen en weigert eveneens om beschermende voorzieningen (mondkapje) te gebruiken. Betrokkene overziet niet de gevaren omdat hij zelf (nog) geen klachten ervaart van corona. Betrokkene wordt verbaal dreigend en gooit met spullen wanneer hij wordt gewezen op de afspraken.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit onmiddellijk dreigend ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychische stoornis. Betrokkene is bekend met een uitgebreide neurocognitieve stoornis door traumatisch hersenletsel met gedragsstoornissen.
Deze crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
De rechtbank is van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn om het nadeel af te wenden, te weten:
  • insluiten;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene.
De overige verzochte vormen van verplichte zorg ‘toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, beperken van bewegingsvrijheid en opnemen in een accommodatie’ zullen worden afgewezen, nu niet is komen vast te staan dat deze vormen van verplichte zorg (kunnen) bijdragen aan het inperken van het onmiddellijk dreigend nadeel dat veroorzaakt wordt doordat betrokkene zich niet wil afzonderen van zijn huisgenoten, nu deze afzondering voldoende gewaarborgd kan worden door het verplicht insluiten en het uitoefenen van toezicht op betrokkene.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend. De machtiging heeft een geldigheidsduur van drie weken.

De beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ;
Inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • insluiten;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 13 november 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. Schoorlemmer, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Conc: jpij
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.