ECLI:NL:RBOBR:2020:5358

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
364368 / FA RK 20-5412
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgmachtiging met uitbreiding van verplichte zorg en insluiting

Op 2 november 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in een bodemzaak betreffende de wijziging van een zorgmachtiging. De officier van justitie had op 29 oktober 2020 een verzoek ingediend om de zorgmachtiging, die op 30 september 2020 was afgegeven, te wijzigen. Dit verzoek was noodzakelijk vanwege een dreigende noodsituatie, zoals bedoeld in artikel 8:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, die verblijft in een GGz-instelling, vertoonde agressief gedrag en was niet in staat om deel te nemen aan een open kamerprogramma. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op 2 november 2020 gehouden, waarbij de zorgverantwoordelijke en de advocaat van de betrokkene aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgverantwoordelijke verzocht om insluiting van de betrokkene, met als doel de veiligheid van zowel de betrokkene als het personeel te waarborgen. De rechtbank oordeelde dat de tijdelijke verplichte zorg van insluiting noodzakelijk was en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De rechtbank heeft de zorgmachtiging gewijzigd, zodat de insluiting kan worden voortgezet voor een periode van maximaal een maand, tot en met 30 maart 2021. Het verzoek om beperkingen in de vrijheid van de betrokkene werd afgewezen, omdat dit niet in het verzoekschrift van de officier van justitie was opgenomen.

De rechtbank concludeerde dat de voorgestelde wijziging van de zorgmachtiging voldeed aan de criteria van de Wvggz en dat de insluiting noodzakelijk was om de veiligheid te waarborgen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/364368 / FA RK 20-5412
Uitspraak : 2 november 2020

Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

van de rechtbank Oost-Brabant naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het wijzigen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,
wonende in [adres en woonplaats] ,
verblijvende: GGzE, [instelling] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. E. van den Hombergh.

Het procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 oktober 2020, heeft de officier van justitie verzocht om wijziging van de zorgmachtiging, zoals die op 30 september 2020 ten aanzien van betrokkene is afgegeven.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de aanvraag van de geneesheer-directeur van 26 oktober 2020;
  • de gemotiveerde aanvraag van de zorgverantwoordelijke tot wijziging van de zorgmachtiging van 26 oktober 2020;
  • de beslissing inzake tijdelijke verplichte zorg;
  • het zorgplan/behandelplan van 28 oktober 2020.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 november 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken en de recent uitgevaardigde overheidsmaatregelen ter bescherming van verspreiding van het COVID-19 virus) via Skype gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat mr. E. van den Hombergh;
  • mw. N. van der Worp, GZ-psycholoog;
  • mw. L. van Leeuwen, basispsycholoog.

De beoordeling

Ten aanzien van betrokkene is op 30 september 2020 een zorgmachtiging afgegeven. Uit de aanvraag van de zorgverantwoordelijke, welke door de geneesheer-directeur is ingediend vergezeld van zijn advies hierover, blijkt dat de in deze zorgmachtiging genoemde vormen van verplichte zorg niet (langer) volstaan, waardoor er sprake is van een (dreigende) noodsituatie als bedoeld in artikel 8:11 Wvggz.
Teneinde deze noodsituatie af te wenden heeft de zorgverantwoordelijke, bij wijze van tijdelijke maatregel, de volgende vorm van verplichte zorg toegepast:
- insluiten (in een separeerverblijf).
Uit de aanvraag wijziging zorgmachtiging blijkt dat de zorgverantwoordelijke naast voortzetting van de tijdelijk verplichte zorg van insluiting ook verzoekt om aan de zorgmachtiging toe te voegen als verplichte zorg “het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen”.
De officier van justitie verzoekt om de tijdelijke verplichte zorg na de in artikel 8:12 lid 1
Wvggz bepaalde periode van maximaal drie dagen voort te zetten. Er is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg en verzoekt de zorgmachtiging op het volgende onderdeel te wijzigen: insluiten (in een separeerverblijf).
Bij een crisis is een interventie uitgevoerd omdat betrokkene cliënten en begeleiding uitscheldt, zich niet houdt aan de voorwaarde van een open kamerprogramma en dreigend is naar personeel. Hierdoor kan de begeleiding de veiligheid van betrokkene, alsmede voor cliënten en personeel niet waarborgen.
Ter zitting heeft de zorgverantwoordelijke aangegeven dat betrokkene nog in een gesloten kamerprogramma zit. Het beeld van de psychotische decompensatie is (mede) ontstaan door overprikkeling en het beeld is nog niet voldoende gestabiliseerd om hem te desepareren. Zijn eigen kamer dient prikkelarm gemaakt te worden om het toestandsbeeld verder te kunnen stabiliseren vanuit zijn eigen kamer. Met het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, wordt onder andere bedoeld het beperken van het gebruik door betrokkene van telefoon en computer.
De advocaat van betrokkene heeft gesteld dat de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard dient te worden in het verzoek omdat het verzoek pas drie dagen na ontvangst van het verzoek van de zorgverantwoordelijke is ingediend bij de rechtbank.
Subsidiair bepleit de advocaat het verzoek af te wijzen. Ten aanzien van de insluiting omdat dit niet (langer) nodig is. Ten aanzien van beperkingen in de vrijheid omdat dit niet in het verzoek van de officier van justitie staat.
Op grond van artikel 8:12, vijfde en zesde lid van de Wvggz beslist de officier van justitie zo spoedig mogelijk op de aanvraag tot wijziging van de zorgmachtiging en indien hij instemt met de aanvraag, dient hij onverwijld een verzoekschrift voor wijziging van de zorgmachtiging in bij de rechtbank.
De officier van justitie heeft drie dagen na de aanvraag van de zorgverantwoordelijke het verzoekschrift ingediend bij de rechtbank. Nu de wet geen duidelijke termijn noemt en ook geen gevolgen noemt bij niet tijdige indiening van het verzoekschrift en de officier van justitie na een korte termijn het verzoek heeft ingediend ziet de rechtbank onvoldoende grond om de officier niet ontvankelijk te verklaren in het verzoek.
De rechtbank zal niet als verplichte zorg aan de zorgmachtiging toevoegen “het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten …” nu dit niet is opgenomen in het verzoekschrift van de officier van justitie en dit ook niet als verplichte tijdelijke zorg aan betrokkene is opgelegd.
Uit de stukken en de zitting is gebleken dat betrokkene vanaf 24 oktober is gesepareerd omdat hij dreigend en verbaal agressief gedrag liet zien. Insluiting was nodig om de veiligheid van medewerkers en anderen te waarborgen. Er is nu sprake van enige verbetering van het toestandsbeeld van betrokkene maar hij is nog onvoldoende gestabiliseerd om hem te desepareren en terug te kunnen laten gaan naar een open kamerprogramma.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de tijdelijk verplichte zorg van insluiting ook na verloop van drie dagen moet kunnen worden voortgezet en dat is voldaan aan de vereisten om de op 30 september 2020 verleende zorgmachtiging te wijzigen. De rechtbank zal daarbij bepalen dat insluiting telkens voor maximaal een maand zal worden toegepast omdat de inschatting van de zorgverantwoordelijke is dat een langere periode niet noodzakelijk is.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde gewijzigde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van deze zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is met de voorgestelde wijziging voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen, aldus dat de vormen van verplichte zorg worden uitgebreid met:
- insluiting, telkens voor een periode van maximaal een maand,
voor de duur van de zorgmachtiging van 30 september 2020, te weten tot en met 30 maart 2021.

De beslissing

De rechtbank:
wijzigt de zorgmachtiging van 30 september 2020 verleend ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregel kan worden getroffen:
- insluiten, telkens maximaal voor de duur van een maand;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 30 maart 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.P. Willemse-Schwering, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Conc: ako
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.