In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek van een minderjarige, geboren op een onbekende datum in een onbekende plaats, die via de kinder- en jongerenrechtswinkel een brief aan de rechter heeft geschreven. De minderjarige verzoekt om alleen het gezag van zijn moeder en een wijziging van zijn achternaam. De ouders van de minderjarige hebben gezamenlijk gezag, maar de minderjarige woont sinds de echtscheiding bij zijn moeder. De vader heeft de minderjarige geadopteerd en de minderjarige heeft een zusje dat bij de vader woont. De minderjarige heeft aangegeven dat hij al bijna vijf jaar geen contact meer heeft met zijn vader en dat hij dat ook niet meer wil. Hij heeft gesprekken gehad met een psycholoog en voelt zich nu beter, maar hij heeft ook geen contact meer met zijn zusje, wat hij jammer vindt.
De rechter heeft in deze beschikking vastgesteld dat de minderjarige in staat is om de gevolgen van zijn verzoek te overzien. De rechter maakt zich echter zorgen over de situatie van de minderjarige, vooral omdat hij geen contact heeft met zijn zusje en de ouders niet in staat zijn om hierover te communiceren. De rechter heeft besloten om het verzoek tot wijziging van het gezag aan te houden en de raad voor de kinderbescherming te verzoeken om onderzoek te doen naar de situatie van de minderjarige en de benodigde hulp voor de ouders. De rechter zal pas na ontvangst van het advies van de raad een beslissing nemen over het gezag.
Wat betreft het verzoek tot wijziging van de achternaam, heeft de rechter dit verzoek afgewezen. De minderjarige kan dit verzoek niet zelf indienen; dit moet door een van de ouders aan de Koning worden gedaan, zoals bepaald in artikel 1:7 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft de ouders en de minderjarige geïnformeerd over de verdere procedure en de mogelijkheid om te reageren op het advies van de raad voor de kinderbescherming.