ECLI:NL:RBOBR:2020:5327

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
2 november 2020
Zaaknummer
C/01/360660 / FA RK 20-3322
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging zorgregeling voor minderjarige met ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de zorgregeling voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De minderjarige, die onder toezicht staat, heeft verzocht om zijn zorgregeling te wijzigen zodat hij in plaats van om de week bij zijn moeder, één weekend in de veertien dagen bij haar kan verblijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders van [minderjarige] samen het gezag over hem uitoefenen en dat er al een ondertoezichtstelling is sinds 26 juli 2018. De rechtbank heeft op 21 december 2018 bepaald dat [minderjarige] om de week bij zijn ouders verblijft.

Tijdens de zitting heeft de rechter met [minderjarige] gesproken over zijn verzoek en de situatie tussen zijn ouders. [minderjarige] heeft aangegeven dat hij het moeilijk vindt om tussen zijn ouders in te zitten en dat hij meer aandacht van zijn moeder zou willen. De rechter heeft ook gesproken met de ouders, de gezinsvoogd en iemand van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechter heeft geconcludeerd dat er momenteel onvoldoende basis is om een beslissing te nemen over de wijziging van de zorgregeling. De ouders moeten eerst meer hulp krijgen om beter met elkaar te kunnen communiceren en de zorg voor [minderjarige] te verbeteren.

De rechtbank heeft daarom de beslissing op het verzoek van [minderjarige] pro forma aangehouden tot uiterlijk 15 april 2021. De Stichting Jeugdbescherming Brabant is gevraagd om een schriftelijk verslag te sturen over de voortgang van de hulpverlening en de resultaten daarvan. De rechter wil over zes maanden opnieuw kijken naar de situatie en bepalen of er een nieuwe zitting nodig is of dat er zonder nieuwe zitting op het verzoek van [minderjarige] kan worden beslist. Deze beschikking is gegeven door mr. M. Lammers, rechter en kinderrechter, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/360660 / FA RK 20-3322
Uitspraak : 29 oktober 2020
Beschikking op het verzoek van

[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,

verder te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[vader] ,

wonende in [woonplaats] ,
verder te noemen: de vader,

[moeder] ,

wonende op een geheim adres,
verder te noemen: de moeder,
de
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, statutair gevestigd in Eindhoven, vestiging ’s-Hertogenbosch, hierna te noemen: de Stichting Jeugdbescherming Brabant.
De procedure
[minderjarige] heeft een brief geschreven aan de rechter. Die brief is op 14 juli 2020 bij de rechtbank binnengekomen.
De rechter heeft op 27 augustus 2020 ook een brief ontvangen van de vader.
De rechter heeft op 6 augustus 2020 met [minderjarige] over zijn brief gesproken.
Op 1 oktober 2020 heeft de rechter met de ouders van [minderjarige] , iemand van de raad voor de kinderbescherming en twee mensen (waaronder de gezinsvoogd) van de Stichting Jeugdbescherming Brabant over de brief gesproken.
De feiten
De ouders van [minderjarige] hebben samen het gezag over hem. Dat betekent dat zij samen beslissingen over hem moeten nemen.
[minderjarige] heeft twee zussen: [zus A] en [zus B] .
[minderjarige] staat sinds 26 juli 2018 onder toezicht. Dat betekent dat er een gezinsvoogd is die in de gaten houdt hoe het met hem gaat en die ook hulp inschakelt als dat nodig is.
De rechtbank heeft op 21 december 2018 bepaald dat [minderjarige] de ene week bij zijn vader is en de andere week bij zijn moeder.
Het verzoek van [minderjarige]
wil dat de rechter bepaalt dat hij een weekend in de veertien dagen naar zijn moeder gaat, in plaats van om de week.
De beoordeling van het verzoek van [minderjarige]
De rechter moet allereerst beoordelen of [minderjarige] , die elf jaar oud is, kan overzien wat zijn verzoek betekent. De rechter vindt dat [minderjarige] dat kan.
[minderjarige] heeft in het gesprek met de rechter verteld dat hij het lastig vindt om tussen zijn ouders in te zitten. Het lukt zijn ouders niet om dingen, zoals een nieuwe bril, snel voor hem te regelen. [minderjarige] zou willen dat zijn moeder minder vaak op bed ligt en vaker een spelletje met hem doet. [minderjarige] kan zich op school niet zo goed concentreren door de stress die hij heeft bij zijn moeder. Als hij alleen in het weekend bij zijn moeder zou zijn, zou het leuker voor hem zijn.
De rechter heeft ook gepraat met de ouders, iemand van de raad voor de kinderbescherming en de gezinsvoogd van de Stichting Jeugdbescherming Brabant.
De rechter heeft vervolgens goed nagedacht over het verzoek van [minderjarige] .
De rechter vindt dat er nu nog geen beslissing moet worden genomen over de vraag of [minderjarige] vaker bij zijn vader moet zijn. De rechter zal die beslissing zes maanden uitstellen. Dat heet met een moeilijk woord: ‘pro forma aanhouden’.
Waarom neemt de rechter nu nog geen beslissing?
De rechter heeft de indruk dat [minderjarige] veel last heeft van de situatie tussen zijn ouders. Dat heeft hij zelf ook verteld. Zijn ouders praten niet met elkaar en het lukt hen niet om bepaalde dingen voor hem te regelen. Er is al twee jaar een ondertoezichtstelling. Die is ervoor bedoeld de ouders te helpen om wél met elkaar te praten en dingen te regelen voor [minderjarige] . De ouders hebben de afgelopen twee jaar ook hun best gedaan om daaraan te werken. Dat is alleen nog niet voldoende gelukt, want [minderjarige] heeft er nog steeds last van dat hij tussen zijn ouders in zit. De rechter vindt dat de ouders nog meer hulp moeten krijgen. Zij moeten ervoor zorgen dat ze voortaan wel samen - dus in overleg - dingen voor [minderjarige] kunnen regelen. [minderjarige] moet in ieder geval geen last meer hebben van de situatie tussen zijn ouders, zodat hij zich weer kan concentreren op school en beter in zijn vel komt te zitten.
De rechter neemt nu dus nog geen beslissing op het verzoek van [minderjarige] , omdat zij vindt dat de ouders eerst meer hulp moeten krijgen.
Wat gaat er nu gebeuren?
Tijdens de zitting is besproken dat de gezinsvoogd goede hulp moet gaan inschakelen voor de ouders. Zij gaan dus een zogenaamd hulpverleningstraject volgen. Dat hebben ze al eerder gedaan, maar de rechter vindt dat dat nog een keer nodig is. De ouders gaan dan leren hoe zij de situatie voor [minderjarige] beter kunnen maken. Zo’n traject kan lang duren. Daarom zal de rechter pas over zes maanden een beslissing nemen op het verzoek van [minderjarige] .
De rechter wil over zes maanden een verslag krijgen van de gezinsvoogd. Daar moet in staan hoe het hulpverleningstraject is gegaan en of er voldoende is verbeterd voor [minderjarige] . Ook moet de gezinsvoogd daarin opschrijven wat zij het beste vindt voor [minderjarige] . Vindt de gezinsvoogd dat [minderjarige] een weekend in de veertien dagen naar zijn moeder moet, of vindt de gezinsvoogd dat het moet blijven zoals het nu is? De rechter wil daar een duidelijk standpunt van de gezinsvoogd over. De ouders mogen daar op reageren.
Over zes maanden zal de rechter bepalen of zij al een beslissing kan nemen op het verzoek van [minderjarige] , of dat er een nieuwe zitting moet komen. [minderjarige] krijgt dan vanzelf bericht van de rechtbank.
Beslissing
De rechtbank:
houdt de beslissing op het verzoek van [minderjarige] aan tot
29 april 2021 pro forma;
vraagt de Stichting Jeugdbescherming Brabant om de rechtbank
uiterlijk 15 april 2021een schriftelijk verslag te sturen over:
- hoe de hulpverlening is verlopen,
- wat de resultaten daarvan zijn,
- of er voldoende is verbeterd voor [minderjarige] en
- wat voor [minderjarige] de beste verdeling van zorgtaken is;
vraagt de Stichting Jeugdbescherming Brabant tegelijkertijd een kopie van dat verslag aan beide ouders toe te sturen;
vraagt de ouders om
uiterlijk 22 april 2021schriftelijk op dat verslag te reageren (als zij dat willen). De rechtbank zal daarna bepalen of een nieuwe zitting nodig is of dat zonder nieuwe zitting op het verzoek van [minderjarige] zal worden beslist.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Lammers, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 29 oktober 2020.
Conc: db
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch:
a. namens de minderjarige door zijn wettelijk vertegenwoordiger of de bijzondere curator, door tussenkomst van een advocaat: binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door de minderjarige zelf als zijn verzoek ziet op de benoeming van een bijzondere curator: binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
c. door de anderen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden door tussenkomt van een advocaat: binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
d. door andere belanghebbenden door tussenkomst van een advocaat: binnen 3 maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op een andere manier bekend is geworden.