Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 29 oktober 2020 in de zaak tussen
[eiseres 1] (eiseres 1)
(gemachtigde: mw. mr. A.J.H.W. Coppelmans)
,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bernheze, verweerder
[naam] B.V.te [vestigingsplaats 2] , vergunninghoudster,
(gemachtigde: mr. N. Crooijmans).
Procesverloop
Overwegingen
- Vergunninghoudster heeft een pluimveehouderij aan de [vestigingsplaats 2] . Voor het in werking hebben van deze inrichting is een omgevingsvergunning (revisie) verleend op 3 juli 2012. Daarna zijn nog vergunningen verleend voor een milieuneutrale verandering op 27 november 2012 en 1 augustus 2013 en een veranderingsvergunning op 20 mei 2015. De inrichting bevat een IPPC installatie.
- Op 9 augustus 2016 heeft vergunninghoudster bij verweerder een aanmeldingsnotitie-milieueffectrapportage ingediend voor een verandering van de veehouderij. Hierin is aangegeven dat binnen de inrichting 2 stallen traditioneel zijn uitgevoerd en 2 stallen (nr. 3 +4) zijn voorzien van een erkend emissiearm systeem.
- Op 5 december 2016 heeft verweerder aangegeven dat er geen milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld.
- Daarna heeft vergunninghoudster op 7 december 2016 een aanvraag ingediend voor het veranderen van de inrichting. De aanvraag ziet tevens op de activiteit “gebiedsbescherming” (art. 2.1, aanhef, eerste lid, onder i, van de Wabo gelezen in verbinding met artikel 2.2aa, onder a, van het Bor). De aanvraag voorziet in een vergunning waarbij vergunninghoudster kan kiezen tussen drie varianten van de samenstelling van het pluimvee. De vergunde situatie van het houden van ouderdieren van vleeskuikens of opfokdieren van legrassen wordt gewijzigd in: het houden van ouderdieren van vleeskuikens óf opfokdieren van legrassen óf vleeskuikens (een zogenaamde of/of/of-vergunning). Binnen de inrichting zijn de volgende aantallen aangevraagd:
- Eisers zijn eigenaar respectievelijk beheerder respectievelijk huurder van het perceel met opstallen aan de [adres 2] .
- Ter plaatse zijn kantoren, binnen- en buitensportvoorzieningen en woonruimten in de vorm van een bedrijfswoning en eenheden voor de (permanente) huisvesting van 200 arbeidsmigranten gesitueerd.
- Bij brief van 20 juni 2018 heeft verweerder aan eiseres 1 medegedeeld dat hij voornemens is om haar aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de realisatie van wooneenheden voor arbeidsmigranten op het perceel [adres 2] te weigeren.
- De gewenste woonunits vallen in de geurcontour van de aanvraag van vergunninghoudster.
- Op 30 juli 2018 heeft verweerder aan eisers een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van 6 huisvestingsunits (A t/m F) met elk 24 logiesverblijven. Alle gebouwen zijn buiten een straal van 220 meter van de veehouderij van vergunninghoudster geplaatst. Deze vergunning is onherroepelijk.
- Verweerder heeft een ontwerpbesluit ter inzage gelegd. Eisers hebben binnen de daartoe gestelde termijn zienswijzen ingediend.
- Op 17 juni 2020 heeft vergunninghoudster een nieuwe aanvraag ingediend. Het doel van deze aanvraag is om tegemoet te komen aan de bezwaren van eisers.
artikel 6:19 van de Awb. Het is een aparte procedure die leidt tot een nieuw besluit waartegen rechtsmiddelen openstaan. Zolang de aanvraag van vergunninghoudster van 17 juni 2020 niet is ingewilligd, is optie 3 van het bestreden besluit (dus het houden van meer vleeskuikens) toegestaan. Tot dat moment hebben eisers een actueel procesbelang. De rechtbank ziet aanleiding om de rechtmatigheid van het bestreden besluit nu te beoordelen. De rechtbank had de behandeling kunnen aanhouden tot latere datum, maar kan niet overzien hoe lang het besluitvormingsproces zal gaan duren.
artikel 3.123 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm). Voorschriften die zien op de bescherming van personen binnen de inrichting kunnen niet aan de veranderingsvergunning worden verbonden. Deze aspecten komen in andere wet- en regelgeving primair aan de orde. Voorts zijn deze voorschriften voor veilig en gezond werken niet in het belang van eisers.
0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze met een waarde per punt van
€ 525,00 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen binnen 26 weken na de bekendmaking van deze uitspraak;