Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Bewijs.
Ik heb gekozen om een rondje bij de brug te gaan en dan terug te gaan, hun nat te spetteren door een rondje te slippen en dat was het. Dit was allemaal gepland zo. Ik ben me er nu wel van bewust dat het levensgevaarlijk was. Dit is gewoon een gebrek aan ervaring. Ik weet niet hoe lang een waterscooter erover doet om stil te staan bij een snelheid van 40 à 45 kilometer per uur. Ik voer in plané. Ik ging van plané weer terug, ik was aan het inzakken. Ik denk dat ik niet uit plané ben geweest. Ik droeg het dodemanskoord, dat zat aan mijn vest.
Ik, verbalisant, heb uit hoofde van mijn functie en specialisatie op het gebied van nautische wetgeving verdachte [verdachte] tijdens het verhoor enkele vragen gesteld met betrekking tot de regelgeving op de Nederlandse binnenwateren en de Maas. Ik stelde verdachte [verdachte] onder andere vragen over hoe snelheden op het water werden aangegeven en of hij wist was een snel-vaargebied was en hoe dit aangegeven wordt. Ik, verbalisant, hoorde verdachte [verdachte] tijdens zijn verhoor antwoord geven op deze vraag. Uit het antwoord op deze vragen kon ik opmaken dat verdachte [verdachte] niet of nauwelijks verstand heeft van de regelgeving op het water of van de bijbehorende borden. (…)
Er zijn mij tijdens deze testvaart geen afwijkingen of mankementen opgevallen aan de waterscooter.
De bewezenverklaring.Op grond van de feiten, omstandigheden en gedragingen die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
waardoor verdachte met zijn waterscooter op en/of tegen [slachtoffer] is gebotst en/of over [slachtoffer] is gevaren die aldaar in die inham in het water stond, waardoor die [slachtoffer] werd gedood.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De vordering van de benadeelde partij [persoon 2] .
De vordering van de benadeelde partij [persoon 3] .
Uit de gegevens op het voegingsformulier van de benadeelde partij en uit de daarbij overgelegde stukken kan niet een in de psychiatrie erkend ziektebeeld worden afgeleid. Voor een inhoudelijke beoordeling van de vordering zou nader onderzoek daarnaar noodzakelijk zijn. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat de behandeling van de vordering tot vergoeding van shockschade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover dit de shockschade betreft. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Beslag.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn
3 maanden voorwaardelijk,met een proeftijd van 2 jaren.
verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [persoon 2] van een bedrag van € 21.609,71. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 143 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [persoon 3] van een bedrag van € 20.000,00. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 135 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [neef] van een bedrag van € 20.000,00. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 135 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.