In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot echtscheiding tussen een vrouw en een man, die beiden de Nederlandse nationaliteit bezitten. De vrouw heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken, stellende dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man betwist echter de rechtsgeldigheid van het huwelijk, dat volgens hem religieus is gesloten toen de vrouw 14 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw op het moment van de huwelijksvoltrekking 18 jaar oud was, en dat het huwelijk in Nederland erkend kan worden op basis van artikel 10:31 van het Burgerlijk Wetboek, mits het huwelijk volgens het recht van de staat waar het gesloten is rechtsgeldig is.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat het huwelijk niet rechtsgeldig is. De man heeft zijn verweer dat er geen duurzame ontwrichting is ingetrokken, en de rechtbank heeft vastgesteld dat er geen ouderschapsplan is overgelegd, wat vereist is bij een verzoek tot echtscheiding. De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven om alsnog een ouderschapsplan op te stellen, en de verdere behandeling is aangehouden tot 16 september 2020. De beschikking is gegeven door mr. F.E. Roll, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 6 augustus 2020.