vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/993347-18
Datum uitspraak: 20 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1958] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22, 23 en 24 september 2020 en 6 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 juli 2020.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Zij, op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van
30 november 2006 tot en met 12 oktober 2018 te Gorssel, in de gemeente Lochem
en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
ander(en), althans alleen meermalen, althans eenmaal,
(telkens) een of meer geschrift(en) (overeenkomsten en/of verklaringen)
die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- (Doc-001) een huur/gebruikersovereenkomst woning/ weiland tussen [medeverdachte 1]
en [medeverdachte 2] dd. 1 januari 2006, en/of
- (Doc-002) een "Overeenkomst van Gebruik en Koop" tussen [bedrijf] ,
[stichting] en [medeverdachte 2] gedateerd 29 december 2010, en/of
- (Doc-003) een verklaring van 19 februari 2016 waarin [medeverdachte 1] , [verdachte] en
[medeverdachte 2] aangeven dat de huur/gebruikersovereenkomst woning/weiland van 01
januari 2006, eind december 2005 door hen is opgesteld en ondertekend, en/of
- (Doc-010) een of meer (schriftelijke) verklaring(en) uit februari 2016 van
respectievelijk [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] waarin zij
aangeven bij een bespreking te zijn geweest op 15 december 2010 met de heer
[persoon 1]
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of heeft doen of laten
opmaken en/of vervalsen immers heeft/hebben verdachte en/of haar
medeverdachte(n) (telkens) in die overeenkomsten en/of verklaringen
in strijd met de waarheid een of meer (valse) gegevens opgenomen/vermeld en
die overeenkomsten en die verklaringen gedateerd en ondertekend op een andere
datum dan waarop de overeenkomsten in werkelijkheid is/zijn opgemaakt en/of
ondertekend
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat (aldus ontstane) geschrift(en)
telkens als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
(telkens) van een of meer van die valse en/of vervalste geschrift(en)
(overeenkomsten en/of verklaringen) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs
van enig feit te dienen, te weten
- (Doc-001) een huur/gebruikersovereenkomst woning/ weiland tussen [medeverdachte 1]
en [medeverdachte 2] dd. 1 januari 2006, en/of
- (Doc-002) een "Overeenkomst van Gebruik en Koop" tussen [bedrijf] ,
[stichting] en [medeverdachte 2] gedateerd 29 december 2010, en/of
- (Doc-003) een verklaring van 19 februari 2016 waarin [medeverdachte 1] , [verdachte] en
[medeverdachte 2] aangeven dat de huur/gebruikersovereenkomst woning/weiland van 01
januari 2006, eind december 2005 door hen is opgesteld en ondertekend, en/of
- (Doc-010) een of meer (schriftelijke) verklaring(en) uit februari 2016 van
respectievelijk [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] waarin zij
aangeven bij een bespreking te zijn geweest op 15 december 2010 met de heer
[persoon 1]
opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of opzettelijk voorhanden heeft gehad,
als ware die/dat geschrift(en) echt en/of onvervalst en welk opzettelijk
gebruik maken (telkens) bestond uit
-het voegen in juridische procedures door verdachte en/of één of meer
medeverdachte(n) en/of aan (één van) hen gelieerde bedrijven en/of
-het als bijlage voegen bij gedane aangiftes
terwijl verdachte en/of haar medeverdachte(n) wist(en), althans redelijkerwijs
moest(en) vermoeden, dat die/dat geschrift(en) bestemd was/waren voor het
gebruik daarvan als waren die/dat geschrift(en) echt en onvervalst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Inleiding.
Aan verdachte wordt medeplegen van valsheid in geschrift verweten en/of het gebruik maken van valse geschriften.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle feiten in de variant van het medeplegen wettig en overtuigend bewezen en heeft daartoe gronden aangevoerd in het schriftelijke requisitoir, met daarbij gevoegd een bewijsmiddelenoverzicht.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is integrale vrijspraak bepleit om redenen die in de pleitnota zijn vermeld.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn opgenomen en uitgewerkt in een bewijsmiddelenbijlage (bijlage 1). Deze bewijsmiddelenbijlage maakt integraal onderdeel uit van dit vonnis.
Bewijsoverwegingen.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast en overweegt de rechtbank met betrekking tot het bewijs als volgt.
Zaaksdossier 2, de weilanddocumenten
(DOC-001, DOC-002, DOC-003 en DOC-010)