vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/993346- [verdachte]
Strafrecht
Parketnummer: 01/993346-18
Datum uitspraak: 20 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te Nijmegen op [geboortedatum] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende te [adresgegevens]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22, 23 en 24 september 2020 en 6 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 juli 2020.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij, op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van
30 november 2006 tot en met 12 oktober 2018 te Gorssel, in de gemeente Lochem
en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer valse of
vervalst(e) geschrift(en) (overeenkomsten en/of verklaringen en/of
gespreksverslagen en/of een brief), te weten:
- (Doc-001) een huur/gebruikersovereenkomst woning/ weiland tussen [medeverdachte 1] .
en [medeverdachte 2] . dd. 1 januari 2006, en/of
- (Doc-002) een "Overeenkomst van Gebruik en Koop" tussen [bedrijf]
[stichting] en [medeverdachte 2] gedateerd 29 december 2010, en/of
- (Doc-003) een verklaring van 19 februari 2016 waarin [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en
[medeverdachte 2] . aangeven dat de huur/gebruikersovereenkomst woning/weiland van
01 januari 2006, eind december 2005 door hen is opgesteld en ondertekend, en/of
- (Doc-010) een of meer (schriftelijke) verklaring(en) uit februari 2016 van
respectievelijk [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] waarin zij
aangeven bij een bespreking te zijn geweest op 15 december 2010 met de [persoon 1] , en/of
- een of meer gespreksverslag(en) tussen [persoon 2] , [persoon 3] en [persoon 4] , gedateerd (Doc-074) 08 april 2011, (Doc-040) 07 juli 2011 en (Doc-027)
15 oktober 2011, en/of
- (Doc-042) een brief van [persoon 5] aan [persoon 6] gedateerd 23 januari
2013
(elk) zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en/of
onvervalst en welk opzettelijk gebruik maken (telkens) bestond uit
- het voegen in juridische procedures door verdachte en/of en/of één of meer
medeverdachte(n) en/of aan (één van) hen gelieerde bedrijven en/of
- het als bijlage voegen bij gedane aangiftes en/of in brieven gericht aan de
Belastingdienst en/of de Minister van Justitie en Veiligheid en/of de Hoge
Raad en/of de Landsadvocaat en/of de hoofdofficier van justitie bij het
Landelijk Parket door of namens verdachte en/of haar medeverdachte(n)
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
verdachte en/of haar medeverdachte(n) (telkens) in/op die overeenkomsten en/of
verklaringen en/of gespreksverslagen en/of de brief
- in strijd met de waarheid een of meer (valse) gegevens heeft/hebben
opgenomen/vermeld en/of
- die overeenkomsten en die verklaringen heeft/hebben gedateerd en ondertekend
op een andere datum dan waarop de overeenkomsten in werkelijkheid is/zijn
opgemaakt en/of ondertekend en/of
- die gespreksverslagen uit naam van [persoon 2] , althans een ander dan
verdachte en/of haar medeverdachte(n), heeft/hebben opgemaakt en/of doen
voorkomen alsof er gesprekken zijn gevoerd door [persoon 2] , [persoon 4] en
[persoon 3] waarbij afspraken zijn gemaakt terwijl deze gesprekken in
werkelijkheid nooit hebben plaatsgevonden en/of
- een brief uit naam van een ander dan verdachte en/of haar medeverdachte(n)
te weten [persoon 5] heeft/hebben opgemaakt en/of doen voorkomen alsof die
[persoon 5] zich (telkens) vereenzelvigt met de inhoud van die brief
terwijl verdachte en/of haar medeverdachte(n) wist(en), althans redelijkerwijs
moest(en) vermoeden, dat die/dat geschrift(en) bestemd was/waren voor het
gebruik daarvan als waren die/dat geschrift(en) echt en onvervalst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Inleiding.
Aan verdachte wordt medeplegen van het gebruik maken van valse geschriften verweten.
De verwijten zijn door het onderzoeksteam van de Fiod in twee zaaksdossiers behandeld:
zaaksdossier 2: de in de tenlastelegging opgenomen documenten:
- DOC-001: de “huur gebruiksovereenkomst”;
- DOC-002: de “overeenkomst van gebruik en koop”;
- DOC-003: de verklaring van de [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . d.d. 19 februari 2016;
- DOC-010: de verklaring van verdachte, de [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . d.d. februari 2016;
door de rechtbank ook wel aangeduid als de
“weilanddocumenten”.
zaaksdossier 1: de in de tenlastelegging opgenomen documenten:
- DOC-074, DOC-040, DOC-027: gespreksverslagen tussen [persoon 2] , [persoon 3] en [persoon 4] ;
- DOC-042: een brief van [persoon 5] aan [persoon 6] d.d. 23 januari 2013;
door de rechtbank ook wel aangeduid als de
“brievenbusdocumenten”.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle feiten in de variant van het medeplegen wettig en overtuigend bewezen en heeft daartoe gronden aangevoerd in het schriftelijke requisitoir, met daarbij gevoegd een bewijsmiddelenoverzicht.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is integrale vrijspraak bepleit om redenen die in de pleitnota zijn vermeld.
Het oordeel van de rechtbank.
Zaaksdossier 2, de weilanddocumenten
(DOC-001, DOC-002, DOC-003, DOC-010)
Vrijspraak DOC-001 en DOC-003
Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften is vereist dat verdachte zich bewust is geweest van het feit dat de geschriften die zij gebruikte, vals waren. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat DOC-001 en DOC-003 valsheden bevatten, maar was verdachte daar ten tijde van het gebruik van die geschriften ook van op de hoogte? Uit de dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt niet dat verdachte zelf DOC-001 en DOC-003 heeft opgemaakt of ondertekend, noch dat zij bij het opmaken of ondertekenen aanwezig is geweest. Evenmin kan de rechtbank uit andere feiten en omstandigheden afleiden dat verdachte wetenschap had van de valsheid van beide documenten. Dat verdachte in een familiaire relatie staat tot degenen die deze documenten hebben ondertekend, is geen bewijs voor deze wetenschap van verdachte. Dit betekent dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van hetgeen haar met betrekking tot DOC-001 en DOC-003 wordt verweten.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van hetgeen haar ten aanzien van DOC-002 ten laste is gelegd. De verwijzing in DOC-002 naar DOC-001 als “
Deze huur en gebruiksovereenkomst gedateerd 1 januari 2006 (…)” is niet vals, omdat deze overeenkomst “gedateerd 1 januari 2006” daadwerkelijk bestaat. Dat die overeenkomst een valsheid bevat, maakt dit niet anders.
De rechtbank hecht eraan op te merken dat zij voor het overige geen oordeel geeft over de inhoudelijke merites en rechtsgeldigheid van DOC-002.
De rechtbank is van oordeel dat het gepresenteerde bewijs in de vorm van de verklaring van [persoon 1] en het onderzoek naar de agenda van [medeverdachte] geen sluitend bewijs oplevert voor de valsheid van dit geschrift. De rechtbank spreekt verdachte vrij van hetgeen haar ten aanzien van dit geschrift in de tenlastelegging wordt verweten.
Z
aaksdossier 1, de brievenbusdocumenten
(DOC-074, DOC-040, DOC-027, DOC-042)
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn opgenomen en uitgewerkt in een bewijsmiddelenbijlage (bijlage 1). Deze bewijsmiddelenbijlage maakt integraal onderdeel uit van dit vonnis.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast en overweegt de rechtbank met betrekking tot het bewijs als volgt.
In zaaksdossier 1 is een brief opgenomen, die is ondertekend door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en verdachte. De brief is gedateerd 24 juni 2018 (DOC-043, p. 1895). In de brief staat dat [medeverdachte 1] op 10 april 2018 op zijn woonadres drie enveloppen met bescheiden heeft aangetroffen en dat hij deze bescheiden op 11 april 2018 aan de andere gezinsleden, waaronder verdachte, heeft laten zien. De bescheiden waar het om gaat, zijn opgesomd in de brief. De rechtbank stelt vast dat DOC-074, DOC-040, DOC-027, DOC-042 voorkomen in die opsomming. Met andere woorden, dit zijn dus documenten die in de brievenbus zouden zijn gedeponeerd.