ECLI:NL:RBOBR:2020:5086

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
01/042978-20
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarigen en bezit van kinderporno

Op 20 oktober 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van drie minderjarige slachtoffers en het in bezit hebben en vervaardigen van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1969, meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de slachtoffers, die op het moment van de feiten tussen de 10 en 15 jaar oud waren. De feiten hebben zich afgespeeld tussen 1996 en 2020. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische en ambulante behandeling en toezicht van de reclassering. Ook is er een contactverbod opgelegd met de slachtoffers en moet de verdachte schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de psychische gevolgen voor de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft tijdens de zittingen zijn spijt betuigd en heeft meegewerkt aan het onderzoek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/042978-20
Datum uitspraak: 20 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1969] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Sittard, EMD.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 juli 2020 en 6 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 april 2020. De tenlastelegging is gewijzigd ter terechtzitting van 6 oktober 2020.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van feit 1:
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 1996 tot en met 17 april 1999 te Eindhoven, althans in het arrondissement Oost-Brabant, in elk geval in Nederland,
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [1987] ),
een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
immers heeft verdachte ,
- meermalen, althans eenmaal, (een) vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlip(pen) van die [slachtoffer 1] geduwd/gehouden/gestopt en/of
- meermalen, althans eenmaal, de vagina en/of schaamlip(pen) van die [slachtoffer 1] aangeraakt/betast/gestreeld met de vinger(s)/hand(en) en/of
- meermalen, althans eenmaal, met zijn, verdachtes, tong, aan de vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer 1] gelikt en/of
- meermalen, althans eenmaal, met zijn, verdachtes, tong, in de vagina en/of tussen schaamlippen van die [slachtoffer 1] gelikt;
ten aanzien van feit 2:
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 18 april 1999 tot en met 31 december 2000 te Eindhoven, althans in het arrondissement Oost-Brabant, in elk geval in Nederland,
met [slachtoffer 1] (geboren op [1987] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte,
- meermalen, althans eenmaal, (een) vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlip(pen) van die [slachtoffer 1] geduwd/gehouden/gestopt en/of
- meermalen, althans eenmaal, de vagina en/of schaamlip(pen) van die [slachtoffer 1] aangeraakt/betast/gestreeld met de vinger(s)/hand/te(e)n(en) en/of
- meermalen, althans eenmaal, met zijn, verdachtes, tong, aan de vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer 1] gelikt en/of
- meermalen, althans eenmaal, met zijn, verdachtes, tong, in de vagina en/of tussen schaamlippen van die [slachtoffer 1] gelikt;
ten aanzien van feit 3:
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 13 mei 2015 tot en met 31 december 2015 te Eindhoven, althans in het arrondissement Oost-Brabant, in elk geval in Nederland,
met [slachtoffer 2] (geboren op [2003] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , immers heeft verdachte,
- meermalen, althans eenmaal, (een) vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlip(pen) van die [slachtoffer 2] geduwd/gehouden/gestopt en/of
- meermalen, althans eenmaal, de vagina en/of schaamlip(pen) van die [slachtoffer 2] aangeraakt/betast/gestreeld/geaaid met de vinger(s)/hand(en) en/of
- meermalen, althans eenmaal, met zijn, verdachtes, tong, aan de vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer 2] gelikt en/of
- meermalen, althans eenmaal, met zijn, verdachtes, tong, in de vagina en/of tussen schaamlippen van die [slachtoffer 2] gelikt en/of
- meermalen, althans eenmaal, de borsten van die [slachtoffer 2] betast/aangeraakt met zijn, verdachtes, hand(en);
ten aanzien van feit 4:
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 01 januari 2016 tot en met 31 december 2017,te Eindhoven, althans in het arrondissement Oost-Brabant, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 3] (geboren op [2002] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
immers heeft verdachte,
- meermalen, althans eenmaal, het geslachtsdeel van die [slachtoffer 3] betast/aangeraakt/vastgehouden;
ten aanzien van feit 5:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2002 tot en met 17 februari 2020
te Eindhoven althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
afbeeldingen, te weten video’s en/of foto’s - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen - te weten een USB, merk Lexar, beslagcode 20-0131-004 en/of een HDD merk Seagate, beslagcode 20-0131-003 en/of een HDD, merk Lacie, beslagcode 20-0131-018
van seksuele gedragingen,
waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 3] , geboren [2002] en/of meerdere, althans een, onbekend gebleven perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had(den) bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door die [slachtoffer 3] en/of, een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij die [slachtoffer 3] en/of deze persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een (erotisch getinte) houding
(op een wijze) die niet bij zijn leeftijd past/passen
en/of waarbij die [slachtoffer 3] en/of een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van die [slachtoffer 3] en/of een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel en/of billen van die [slachtoffer 3] en/of, een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Verdachte wordt verweten seksueel misbruik te hebben gepleegd met drie minderjarige slachtoffers: [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . De tenlastegelegde feiten die betrekking hebben op [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] beslaan een periode van één of meerdere jaren. Het misbruik van [slachtoffer 2] zou één keer hebben plaatsgevonden. Daarnaast wordt verdachte het bezit en de vervaardiging van kinderporno verweten. De tenlastegelegde feiten zouden zich af hebben gespeeld binnen de periode van begin 1996 tot begin 2020.
Het standpunt van de officier van justitie.
Feit 1 en 2.
De onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten kunnen volgens de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen op grond van de aangifte, de getuigenverklaring van de vader van [slachtoffer 1] , het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming en de verklaring van de verdachte zelf. Verdachte ontkent bij [slachtoffer 1] met zijn tong te zijn binnengedrongen, maar de officier van justitie is van mening dat er geen twijfel bestaat aan de verklaring van [slachtoffer 1] op dat specifieke punt.
Feit 3.
Ook het onder 3 tenlastegelegde feit kan volgens de officier van justitie worden bewezenverklaard. Hiervoor geldt de aangifte van [slachtoffer 2] als kernbewijsmiddel. Ook het binnendringen in haar lichaam kan worden bewezen; dat zij dit niet direct bij de politie heeft verklaard doet daar niet aan af, nu het doorgaans zeer moeilijk is voor zedenslachtoffers om hun verhaal te vertellen. Daarnaast is haar verklaring betrouwbaar. gelet op het feit dat het voor haar een herinnering is aan een eenmalige, traumatische gebeurtenis die op haar netvlies staat, terwijl verdachte zich veel vaker in zo’n soortgelijke situatie heeft bevonden.
Feit 4 en 5.
De officier van justitie acht zowel feit 4 als feit 5 wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van de moeder van [slachtoffer 3] , de verklaring van [slachtoffer 3] zelf, de verklaring van verdachte en het proces-verbaal van omschrijving van kinderpornografische afbeeldingen en de herkenning van [slachtoffer 3] op die foto’s. Ook kloppen de pleegplaats en de periode, zoals tenlastegelegd, volgens de verdachte zelf.
Het standpunt van de verdediging.
Feiten 1 en 2.
De raadsman brengt naar voren dat de verdachte grotendeels bekennende verklaringen heeft afgelegd over het seksueel misbruik. Met betrekking tot de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het laatste gedachtestreepje. Het op orale wijze binnendringen van de vagina van het slachtoffer wordt door verdachte ontkend en kan niet worden bewezen.
Feit 3.
Ten aanzien van hetgeen onder feit 3 ten laste is gelegd bepleit de raadsman vrijspraak, nu er geen sprake is van binnendringen. Aangeefster verklaart op dit punt aarzelend en niet overtuigend. Daarnaast ontkent verdachte dat hij de vagina is binnengedrongen. Het is onduidelijk waarom de orale seksuele handelingen onder het twee na laatste en een na laatste gedachtestreepje (verfeitelijking) zijn tenlastegelegd.
Feiten 4 en 5.
De verdediging refereert zich met betrekking tot hetgeen onder de feiten 4 en 5 is tenlastegelegd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de bewijsbijlage die bij dit vonnis is gevoegd. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. De rechtbank baseert haar oordeel op de in deze bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen.
De beoordeling.
Met betrekking tot feiten 1 en 2.
De rechtbank stelt op basis van de verklaringen van de aangeefster en de verdachte, in combinatie met de overige bovengenoemde bewijsmiddelen, vast dat niet in geschil is dat verdachte in de tenlastegelegde periode meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij [slachtoffer 1] . Hij heeft de borsten en de vagina van [slachtoffer 1] betast met zijn vingers en ook met zijn tong. Op deze punten komen de verklaringen van aangeefster en verdachte overeen.
De verklaringen van de verdachte en [slachtoffer 1] over de vraag of er sprake is geweest van het op orale wijze seksueel binnendringen komen echter niet overeen. De aangeefster heeft verklaard dat verdachte ook met zijn tong in haar vagina is geweest. Verdachte zegt dat hij zich slechts herinnert dat hij met zijn tong op de vagina is geweest, en niet erin.
De rechtbank merkt op dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door de omstandigheid dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het slachtoffer en de dader. Ook in deze zaak is dit het geval. De rechtbank dient de verklaringen van aangeefster en de verdachte daarom tegen elkaar af te wegen. Daartoe gaat de rechtbank eerst in op de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] .
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 1] heeft consistent en gedetailleerd verklaard. Haar verklaring, als geheel bezien, vindt op voor de telastlegging relevante onderdelen voldoende steun in de overige bewijsmiddelen. De verdachte heeft een groot deel van de tenlastegelegde seksuele handelingen bekend. De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster wordt verder ondersteund door hetgeen getuige [slachtoffer 1] , haar vader, heeft verklaard over wat aangeefster hem toentertijd heeft verteld. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] over de (seksuele) handelingen die de verdachte bij haar heeft verricht.
De tenlastegelegde handeling “met de tong binnendringen in de vagina.”
De verdachte heeft ontkend dat hij ook met zijn tong in de vagina van [slachtoffer 1] is gegaan. [slachtoffer 1] heeft op de vraag wat verdachte bij haar deed met zijn tong, verklaard: “likken, ertussen en erin”. Op de vraag waarin, antwoordt ze kortgezegd: haar “vagina” [slachtoffer 1] omschrijft vagina als: “In ieder geval in het ding waarmee je ontmaagd wordt, de vagina”. Dit wijst zodanig specifiek op het binnendringen van verdachte met zijn tong in haar vagina, dat de rechtbank, mede gelet op de geconstateerde betrouwbaarheid daarvan, deze verklaring aannemelijk acht. Op grond van voormelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank dan ook vast dat de verdachte de feitelijke handelingen, zoals vermeld in de tenlastelegging, heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen zoals verwoord in het laatste tenlastegelegde gedachtestreepje.
Periode waarin de handelingen hebben plaatsgevonden
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte zich voor het eerst schuldig maakte aan ontucht toen zij 10 jaar oud was, en voor het laatst toen zij 13 jaar oud was. De precieze datum van iedere handeling is onbekend gebleven. Op basis van de verklaring van [slachtoffer 1] , in combinatie met de verklaringen daarover van de verdachte en de vader van [slachtoffer 1] , stelt de rechtbank vast dat de seksuele handelingen als tenlastegelegd onder feit 1, hebben plaatsgevonden in de periode van 1 januari 1996 (het jaar waarin de ouders van [slachtoffer 1] al gescheiden waren en [slachtoffer 1] al bijna 10 jaar oud was) tot en met [datum] 1999 (de laatste dag waarop [slachtoffer 1] 11 jaar oud was). De seksuele handelingen als tenlastegelegd onder feit 2 hebben plaatsgevonden in de periode van [datum 2] 1999 (de dag waarop [slachtoffer 1] 12 jaar oud werd) tot en met 31 december 2000 (het einde van het jaar waarin [slachtoffer 1] van het seksuele misbruik vertelde aan haar vader).
Conclusie
De rechtbank acht op grond van de inhoud voormelde bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan het ten laste gelegde zoals hieronder bewezenverklaard, schuldig heeft gemaakt.
Met betrekking tot feit 3.
Op orale wijze binnendringen
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte [slachtoffer 2] met de tong heeft betast of gepenetreerd. De verdachte zal daarvan dan ook worden vrijgesproken.
Betasten
De rechtbank stelt, op basis van de verklaringen van de aangeefster en de verdachte, vast dat verdachte op enig moment, toen zij ongeveer 12 jaar oud was, [slachtoffer 2] haar borsten en vagina heeft betast.
Binnendringen
Verdachte heeft betwist dat hij zijn vingers (een beetje) in de vagina van [slachtoffer 2] naar binnen zou hebben gedaan en dat er daarmee voldaan kan worden aan de juridische kwalificatie van “binnendringen”. De verdediging heeft daarom vrijspraak bepleit.
Ook hier geldt dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het slachtoffer en de dader. De rechtbank dient de verklaringen van verdachte en aangeefster daarom tegen elkaar af te wegen. Daartoe gaat de rechtbank in op de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] .
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] .
De verklaring van [slachtoffer 2] dat verdachte ook bij haar is binnengedrongen met zijn vingers, is expliciet en duidelijk. Ze verklaart dat de vinger van verdachte een paar keer in en uit haar vagina ging. Uit de wijze waarop zij verklaart blijkt dat zij de aangifte niet bewust kracht bij zet. Ze geeft aan dat de vinger er niet helemaal in was geweest, maar slechts een beetje. Ook geeft [slachtoffer 2] het tijdens de gesprekken met de politie aan wanneer zij een vraag van de verbalisanten niet weet te beantwoorden. Voor het overige vinden alle verklaringen van [slachtoffer 2] steun in de verklaringen van verdachte.
De rechtbank ziet dan ook geen enkele aanleiding om aan te nemen dat [slachtoffer 2] op dit specifieke punt onjuist verklaard zou hebben. Dat de verklaring, betrekking hebbend op het binnendringen, ‘pas’ is afgelegd tijdens haar tweede gesprek met de politie, namelijk bij het verhoor tot het doen van aangifte, doet naar het oordeel van de rechtbank niet aan de betrouwbaarheid af.
De verklaringen van de verdachte daarentegen zijn wisselender en minder stellig. Zo verklaarde de verdachte ter terechtzitting dat hij denkt dat hij helemaal niet met zijn vinger de vagina van [slachtoffer 2] is binnengedrongen, maar verklaarde hij bij een politieverhoor dat hij niet meer wist hoe diep hij in haar vagina heeft gezeten.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het tenlastegelegde binnendringen met de hand wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Pleegdatum
Zowel [slachtoffer 2] als de verdachte hebben verklaard dat [slachtoffer 2] 12 jaar oud was ten tijde van de seksuele handelingen door verdachte. De precieze datum is echter onbekend gebleven. Daarom stelt de rechtbank vast dat de handelingen op een moment in de periode tussen [datum 3] 2015 (toen [slachtoffer 2] 12 werd) en 31 december 2015 (einde van het jaar) heeft plaatsgevonden.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van de inhoud voormelde bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan het hieronder bewezenverklaarde heeft schuldig gemaakt.
Feiten 4 en 5.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten, waarbij de rechtbank - nu verdachte ten aanzien van feiten 4 en 5 een bekennende verdachte is als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering - zal volstaan met de opsomming van deze bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4 en 5.
  • De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 6 oktober 2020;
  • proces-verbaal van verhoor verdachte opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , d.d. 17 februari 2020, pagina 260-276;
  • proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , d.d. 18 februari 2020, pagina 277-306;
  • proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , d.d. 16 juni 2020, pagina 317-327;
  • p
  • proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , d.d. 31 augustus 2020, (aanvullend stuk).

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen eventueel in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op tijdstippen in de periode van 1 januari 1996 tot en met [datum] 1999 te Eindhoven, met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [1987] ),
handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte,
- (een) vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd/gehouden/gestopt en
- de vagina en/of schaamlip(pen) van die [slachtoffer 1] aangeraakt/betast/gestreeld met de vinger(s)/hand(en) en
- met zijn, verdachtes, tong, aan de vagina en schaamlippen van die [slachtoffer 1] gelikt en
- met zijn, verdachtes, tong, in de vagina en/of tussen schaamlippen van die [slachtoffer 1] gelikt;
ten aanzien van feit 2:
op tijdstippen in de periode van [datum 2] 1999 tot en met 31 december 2000 te Eindhoven, met [slachtoffer 1] (geboren op [1987] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte,
- (een) vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd/gehouden/gestopt en
- de vagina en/of schaamlip(pen) van die [slachtoffer 1] aangeraakt/betast/gestreeld met de vinger(s)/hand/te(e)n(en) en
- met zijn, verdachtes, tong, aan de vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer 1] gelikt en
- met zijn, verdachtes, tong, in de vagina en/of
tussen schaamlippen van die [slachtoffer 1] gelikt;
ten aanzien van feit 3:
in de periode van [datum 3] 2015 tot en met 31 december 2015 te Eindhoven,
met [slachtoffer 2] (geboren op [2003] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , immers heeft verdachte,
- (een) vinger(s) in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] geduwd/gehouden/gestopt en
- meermalen, althans eenmaal, de vagina en/of schaamlip(pen) van die [slachtoffer 2] aangeraakt/betast/gestreeld/geaaid met de vinger(s)/hand(en) en
- meermalen, althans eenmaal, de borsten van die [slachtoffer 2] betast/aangeraakt met zijn, verdachtes, hand;
ten aanzien van feit 4:
op tijdstippen in de periode van 01 januari 2016 tot en met 31 december 2017, te Eindhoven, met [slachtoffer 3] (geboren op [2002] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
immers heeft verdachte,
- het geslachtsdeel van die [slachtoffer 3] betast/aangeraakt/vastgehouden;
ten aanzien van feit 5:
in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 17 februari 2020 te Eindhoven althans in Nederland, meermalen,
afbeeldingen, te weten video’s en foto’s en gegevensdragers, bevattende afbeeldingen - te weten een USB, merk Lexar, beslagcode 20-0131-004 en een HDD merk Seagate, beslagcode 20-0131-003 en een HDD, merk Lacie, beslagcode 20-0131-018-
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 3] , geboren [2002] , en meerdere, onbekend gebleven personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had(den) bereikt, is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn betrokken, heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door die [slachtoffer 3] en/of, een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij die [slachtoffer 3] en/of deze persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt poseert in een (erotisch getinte) houding op een wijze die niet bij zijn leeftijd past/passen en/of
-
- een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt zich in opeenvolgende afbeeldingen van zijn kleding ontdoet
en/of waarna door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose van die [slachtoffer 3] en/of een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of de uitsnede van de foto’s nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel en/of billen van die [slachtoffer 3] en/of, een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, in beeld gebracht worden, waarbij de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de duur van het voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 10 jaren. Deze lange proeftijd is van belang in verband met het grote recidivegevaar. Dit gevaar voor herhaling is af te leiden uit het feit dat de strafbare feiten jarenlang hebben voortgeduurd en de verdachte kennelijk niet uit zichzelf is gestopt. Hierbij dienen de voorwaarden te worden opgelegd zoals is geadviseerd door Reclassering Nederland.
De klinische behandeling van verdachte zal van lange duur moeten zijn, en dient te worden verricht binnen de penitentiaire inrichting, omdat verdachte daar reeds een behandelrelatie heeft opgebouwd. Voorts verzoekt de officier van justitie de rechtbank om een contactverbod voor alle drie de slachtoffers op te leggen, en daarbij te bepalen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Bij oplegging van een straf dient rekening te worden gehouden met de grote gevolgen die deze zaak reeds voor de verdachte heeft gehad. Hij is ontslagen en heeft zijn woning verloren. Verder heeft de psycholoog een autismespectrumstoornis bij de verdachte vastgesteld, tengevolge waarvan de feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Daarnaast bekent de verdachte grotendeels, en heeft hij van meet af aan zoveel als voor hem mogelijk was meegewerkt aan het opsporingsonderzoek. Hij heeft veel spijt, is bereid alle schade te vergoeden en is gemotiveerd om een klinische behandeling te ondergaan.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De feiten.
Verdachte heeft zich (meermalen) schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van drie kinderen: [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Ook heeft hij kinderporno vervaardigd en in zijn bezit gehad. Het is de rechtbank opgevallen dat deze kinderen met elkaar gemeen hebben dat ze, ieder op hun eigen manier, met een of meer psychische problemen kampen. Een andere overeenkomst in de situatie van de drie kinderen is dat de ouders van de kinderen toen het misbruik plaatsvond recent gescheiden waren. Er was een vriendschap ontstaan tussen telkens de verdachte en de moeders van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] . Op deze manier kwam verdachte in contact met de kinderen, hij paste op of sloot – naar zijn eigen zeggen – vriendschap met die kinderen en in die context kon het misbruik plaatsvinden.
[slachtoffer 2] werd eenmalig misbruikt, waarbij verdachte haar betastte en met zijn vinger bij haar binnendrong. [slachtoffer 2] was op dat moment 12 jaar oud.
Verdachte paste gedurende een aantal jaar regelmatig op [slachtoffer 1] en haar broertje. Hoe vaak hij [slachtoffer 1] misbruikte kan niet precies en met zekerheid worden vastgesteld, maar uit de verklaringen van verdachte en [slachtoffer 1] kan worden opgemaakt dat dat tussen de 20 en de 30 keer moet zijn geweest. Hierbij betastte en likte hij haar en drong met tong en vingers bij haar binnen. Het misbruik vond plaats in de periode dat [slachtoffer 1] 9 tot 13 jaar oud was.
Tussen [slachtoffer 3] en verdachte ontstond, naar verdachte verklaarde, een hechte vriendschap. [slachtoffer 3] , op dat moment 14 of 15 jaar oud, bezocht verdachte regelmatig. Hierbij liet verdachte [slachtoffer 3] bij hem thuis douchen, waarbij verdachte het geslachtsdeel van [slachtoffer 3] betastte en waarbij verdachte foto’s en filmpjes van [slachtoffer 3] maakte. Verdachte heeft verklaard dat het tussen de 500 en 1000 foto’s waren. Deze foto’s en filmpjes bewaarde verdachte om er later zelf nog eens naar te kijken.
De gevolgen voor de kinderen.
De ervaring leert dat slachtoffers van seksueel misbruik hiervan vaak zeer langdurige en ernstige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen van [slachtoffer 2] , de moeder van [slachtoffer 1] en de moeder van [slachtoffer 3] blijkt dat de slachtoffers tot op heden nog dagelijks de psychische gevolgen ondervinden van het handelen van verdachte. Ook hebben ze grote moeite met het vertrouwen van volwassenen, of mannen in het bijzonder. Ten aanzien van alle drie de slachtoffers is tevens duidelijk geworden dat de relatie met hun moeder beschadigd is. De verdachte heeft het, door een hechte vriendschap met de moeders aan te gaan in een voor hen zware periode, de kinderen bemoeilijkt om hun verhaal te kunnen doen bij hun moeder. Verdachte heeft met zijn gedrag een wig gedreven tussen moeder en kind, hetgeen de rechtbank hem zwaar aanrekent.
Strafverzwarende factoren.
Verdachte heeft op grove wijze inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van zijn slachtoffers.Ten aanzien van [slachtoffer 1] heeft hij tevens een grote inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer, gelet op het feit dat het misbruik bij haar thuis, in een omgeving waar zij veilig zou moeten opgroeien, heeft plaatsgevonden. De slachtoffers bevonden zich in een afhankelijke positie van verdachte en waren, door hun jonge leeftijd en onbestendige gezinssituaties weinig weerbaar. Verdachte wist dit. Hij heeft zich hierbij kennelijk uitsluitend laten leiden door zijn eigen seksuele lusten of behoefte aan genegenheid en aandacht. De rechtbank weegt ook mee dat verdachte gedurende lange tijd, in ieder geval sinds 1996, terwijl hij zich zeer wel van zijn seksuele neigingen bewust was, heeft nagelaten voldoende of passende hulp te zoeken, en zijn schadelijke gedrag al die jaren heeft voortgezet
Strafverminderende factoren.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank de inhoud van de psychologische rapportage Pro Justitia van 5 mei 2020 meegewogen. De psycholoog concludeert als volgt:
- “De onderzochte is lijdende aan een psychische stoornis in de vorm van een stoornis in het
autisme spectrum, die onder andere tot uitdrukking komt in beperkingen bij het aangaan van sociale relaties, een zwak ontwikkelde seksuele identiteit en een onvermogen zich te
verplaatsen in de ander en signalen op te vangen over hoe de ander zich voelt.”
- “De onderzochte heeft ten tijde van de ten laste gelegde feiten, als gevolg van de
beperkingen voortvloeiend uit de psychische stoornis in de vorm van de stoornis in het
autisme spectrum de situatie waarin hij zich met de kinderen bevond, alsmede de gevoelens
en reacties van de kinderen niet goed kunnen beoordelen en is onvoldoende in staat
geweest om handelingsalternatieven te overzien, zodanig dat de rechtbank wordt geadviseerd om onderzochte de feiten in verminderde mate toe te rekenen.”
- “Het recidivegevaar wordt ingeschat als matig tot hoog. Het gegeven dat zich, afgezien van het onderhavige ten laste gelegde, in het verleden meerdere soortgelijke feiten hebben gespeeld met extra-familiaire mannelijke slachtoffers, vormt het voornaamste statische risico in dit opzicht. Zijn onvermogen een stabiele relatie aan te gaan en het feit dat hij zich identificeert met kinderen, vormen vanuit dynamisch opzicht de voornaamste risicofactoren.”
- “De onderzochte zou gebaat zijn bij een klinische behandeling die hem inzicht geeft in de
aard van zijn stoornis en de beperkingen die daaruit voortvloeien en die hem handvatten
biedt daar beter mee om te gaan. Een dergelijke, deels klinische behandeling voor de duur
van 1-2 jaar, in een instelling speciaal toegerust voor de behandeling van zeden
delinquenten met een stoornis in het autisme spectrum, zou naar de mening van de
onderzoeker het best gestalte kunnen krijgen als bijzondere voorwaarde bij een (deels)
voorwaardelijke vrijheidsstraf, waarbij te adviseren valt de onderzochte, voor wat betreft een eventueel niet klinisch gedeelte tevens onder toezicht van de reclassering te plaatsen.”
De reclassering heeft zich in haar rapport bij het advies van de psycholoog aangesloten in die zin dat een klinische behandeling wordt geadviseerd, met aansluitend een ambulante behandeling onder begeleiding en toezicht van de reclassering. Verdachte is reeds in de PI Vught begonnen met de klinische behandeling. Deze behandeling kan tijdens een eventueel opgelegde gevangenis straf in detentie worden voortgezet en verdiept.
Verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn voor de behandeling.
Daarnaast weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij zijn volledige medewerking heeft verleend aan het opsporingsonderzoek en openheid van zaken heeft gegeven. Tot slot heeft de verdachte ter terechtzitting, maar ook tijdens zijn verhoren, spijt betuigd voor alle feiten. Op de rechtbank is deze spijtbetuiging als oprecht overgekomen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van de duur van het voorarrest. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte van 1 jaar voorwaardelijk opleggen met daaraan gekoppeld de door de psycholoog en de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank zal een kortere proeftijd opleggen dan door de officier van justitie geëist omdat de oudste bewezen verklaarde feiten dateren van januari 1996 en destijds een maximale proeftijd van 3 jaren gold.
Daarnaast zal de rechtbank, zoals geëist, verdachte een contactverbod opleggen ten aanzien van de volgende personen:
- [slachtoffer 1] , geboren op [1987] ;
- [slachtoffer 2] , geboren op [2003] ;
- [slachtoffer 3] , geboren op [2002] .
De maatregel wordt opgelegd voor de duur van 3 jaren, met een vervangende hechtenis van 1 week per keer dat verdachte dit verbod overtreedt.
Omdat er gelet op het hierboven geschetste recidivegevaar ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat de vordering goed is onderbouwd en geheel dient te worden toegewezen, met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.De rechtbank heeft bij haar beoordeling van de toewijsbaarheid van de vordering benadeelde partij ten aanzien van het immateriële deel gebruik gemaakt van haar bevoegdheid de hoogte van de schade te schatten. De rechtbank schat de immateriële schade op een lager bedrag dan gevorderd door de benadeelde partij. De rechtbank heeft bij het bepalen van de schade onder meer gelet op de aard van het misbruik, de lange periode waarbinnen het misbruik heeft plaatsgevonden, de jonge leeftijd die [slachtoffer 1] ten tijde van het tenlastegelegde had en het feit dat zij zich op dat moment al in een onstabiele gezinssituatie bevond, en zij zelf ook te kampen had met psychische problemen.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding € 6.000,- en materiële schadevergoeding € 183,30 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal vordering voor het overige afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat de vordering goed is onderbouwd en geheel dient te worden toegewezen, met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.De rechtbank heeft bij haar beoordeling van de toewijsbaarheid van de vordering benadeelde partij ten aanzien van het immateriële deel gebruik gemaakt van haar bevoegdheid de hoogte van de schade te schatten. De rechtbank schat de immateriële schade op een lager bedrag dan gevorderd door de benadeelde partij. De rechtbank heeft bij het bepalen van de schade onder meer gelet op de aard van het misbruik, de jonge leeftijd die [slachtoffer 2] ten tijde van het bewezenverklaarde had en het feit dat zij zich op dat moment al in een onstabiele gezinssituatie bevond, en zij al te kampen had met psychische problemen. Aan de andere kant laat de rechtbank meewegen dat het bewezenverklaarde eenmalig heeft plaatsgevonden.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding € 2.000,- en materiele schadevergoeding € 62,63 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal vordering voor het overige afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat de vordering goed is onderbouwd en geheel dient te worden toegewezen, met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.De rechtbank heeft bij haar beoordeling van de toewijsbaarheid van de vordering benadeelde partij ten aanzien van het immateriële deel gebruik gemaakt van haar bevoegdheid de hoogte van de schade te schatten. De rechtbank schat de immateriële schade op een lager bedrag dan gevorderd van de benadeelde partij. De rechtbank heeft bij het bepalen van de schade onder meer gelet op de aard van het misbruik, lange periode waarbinnen het misbruik heeft plaatsgevonden, de minderjarige leeftijd die [slachtoffer 3] ten tijde van het bewezenverklaarde had en het feit dat zij hij op dat moment al in een onstabiele gezinssituatie bevond, en zij zelf ook te kampen had met psychische problemen.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding € 2.000,- en materiële schadevergoeding € 61,04 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal vordering voor het overige afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 57, 240b, 244, 245, 247 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 2:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 3:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
ten aanzien van feit 4:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 5:
een afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen/in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen en maatregel.
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5:
Een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 1 jaar voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Betrokkene meldt zich na vrijlating bij Reclassering Leger des Heils op het adres Dr. Cuyperslaan 80, Eindhoven, tel. 088-0901140. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Opname in een zorginstelling
Betrokkene werkt mee aan een klinische behandeling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de behandelaars geven voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Als de reclassering ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Ambulante behandeling
Betrokkene laat zich na klinische opname of ontslag uit de PI behandelen door een ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering en/of klinische behandelaar. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5:

Een contactverbod voor de duur van 3 jaren.

Dit contactverbod houdt in dat veroordeelde gedurende 3 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [slachtoffer 1] , geboren op [1987] ;
- [slachtoffer 2] , geboren op [2003] ;
- [slachtoffer 3] , geboren op [2002] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Bepaalt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Ten aanzien van feit 1, 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van
6.183,30 euro, bestaande uit 183,30 euro materiële schade en 6.000,00 euro immateriële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2000 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 6.183,30 euro, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 66 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 183,30 euro materiële schade en 6.000,00 euro immateriële schade. Het toegewezen bedrag van 6.000,00 euro te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2000 tot aan de dag der algehele voldoening en het toegewezen bedrag van 183,30 euro vanaf 24 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van feit 3:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van
2.062,63 euro, bestaande uit 62,63 euro materiële schade en 2.000,00 euro immateriële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van 2.062,63 euro, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 30 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 62,63 euro materiële schade en 2.000,00 euro immateriële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van
2.061,04 euro, bestaande uit 61,04 euro materiële schade en 2.000,00 euro immateriële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 01 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van 2.061,04 euro, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 30 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 61,04 euro materiële schade en 2.000,00 euro immateriële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 01 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. E. Boersma en mr. A.M. Kooijmans-de Kort, leden,
in tegenwoordigheid van mr. W. van Nunen, griffier,
en is uitgesproken op 20 oktober 2020.
mr. A.M. Kooijmans-de Kort is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.