In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met als doel de nakoming van een onderhoudsbijdrage die in een vaststellingsovereenkomst was overeengekomen. De vrouw vordert dat de man de achterstallige alimentatie over augustus 2020 van € 1.715,25 betaalt en dat hij met ingang van september 2020 deze bijdrage opnieuw gaat voldoen. De man heeft verweer gevoerd en stelt dat zijn inkomsten door de COVID-19-maatregelen in de evenementenbranche zijn gedaald, waardoor hij niet meer in staat is om aan zijn onderhoudsverplichting te voldoen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de man onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de overheidsmaatregelen zodanig zijn dat de vrouw geen ongewijzigde handhaving van de afspraken kan verlangen. De rechter wijst de vorderingen van de vrouw toe, omdat er voldoende spoedeisend belang is en de man zijn betalingsverplichting niet kan ontlopen. De man wordt veroordeeld tot betaling van de achterstallige en toekomstige alimentatie, evenals een bedrag voor hondenbelasting. De proceskosten worden gecompenseerd.