ECLI:NL:RBOBR:2020:4980
Rechtbank Oost-Brabant
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot herstel van proceskostenveroordeling in civiele procedure
In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 14 oktober 2020 uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiser] en [gedaagde]. Het betreft een verzoek tot verbetering van een eerder vonnis van 26 augustus 2020, waarin de proceskostenveroordeling aan de orde was. De advocaat van gedaagde, mr. M.J.W. van Ingen, heeft op 1 september 2020 verzocht om de toekenning van proceskosten te verlagen van zes naar drie punten. De rechtbank heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. C.C.C.A.M. Kuijken, in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de inwilliging van het verzoek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het vonnis van 26 augustus 2020 door een andere rechter is gewezen, namelijk mr. Z.D. van Heesen-Laclé, die inmiddels werkzaam is bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De huidige rechter, mr. C. Schollen-den Besten, heeft de zaak met haar besproken en was aanwezig bij de mondelinge behandeling op 19 mei 2020. Na beoordeling van het verzoek concludeert de rechtbank dat er geen sprake is van een kennelijke fout in het eerdere vonnis, dat eenvoudig hersteld kan worden. De proceskostenveroordeling houdt rekening met zowel de bodemprocedure als het voorlopige getuigenverhoor, waarbij het liquidatietarief is gehanteerd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om verbetering van het vonnis afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 oktober 2020.