ECLI:NL:RBOBR:2020:4950

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
12 oktober 2020
Zaaknummer
01/067190-20
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en meerdere overtredingen van de Wet wapens en munitie

Op 13 oktober 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling en diverse overtredingen van de Wet wapens en munitie. De verdachte heeft op 10 maart 2020 vanuit haar auto met een gasdrukwapen geschoten op bussen en bushokjes in Eindhoven, waarbij zij de kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan inzittenden op de koop toe nam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van eigendommen van vervoersbedrijf en bushokjes, en heeft zij op verschillende momenten wapens van verschillende categorieën in haar bezit gehad zonder de juiste vergunningen. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht, maar heeft desondanks een gevangenisstraf van 221 dagen opgelegd, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder verplichte behandeling bij een zorginstelling en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen aan benadeelde partijen toegewezen, waaronder een bedrag van € 5.811,81 aan vervoersbedrijf en € 100,00 aan een politieambtenaar.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummers: 01/067190-20, 01/298023-19 (ttz. gev.), 01/299549-19 (ttz. gev.) en 01/241219-18 (ttz. gev.)
Parketnummer vordering: 01/016168-16
Datum uitspraak: 13 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1990] ,
thans verblijvende te: Reinier van Arkel, FPA Coornhert.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 juni 2020, 16 september 2020 en 29 september 2020. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 20 mei 2020.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/067190-20 tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 10 maart 2020 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of één of meerdere (onbekend gebleven) personen welke gebruik maakten van het busvervoer van (vervoersbedrijf) [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een gas- en/of luchtdrukpistool, op en/of door één of meerdere ramen van één of meerdere bussen, waarin (en in de nabijheid van welk(e) raam/ramen) zich op dat moment die voornoemde [slachtoffer 1] en/of andere personen bevonden, heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij in of omstreeks de periode van 2 maart 2020 tot en met 10 maart 2020 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk
- één of meerdere ramen van meerdere bussen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan (vervoersbedrijf) [slachtoffer 2] toebehoorde, en/of
- één of meerdere bushokjes/abri's, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 3] en/of de [slachtoffer 4] toebehoorde, en/of
- één of meerdere reclameobjecten (reclamezuilen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 5] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
zij op of omstreeks 11 maart 2020 te Eindhoven een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een gasdrukpistool van het merk Beretta, model 84FS, kaliber 4,5 mm, voorhanden heeft gehad;
4.
zij op of omstreeks 11 maart 2020 te Eindhoven meerdere, althans één wapen(s) van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere, althans één busje(s) met pepperspray zijnde een voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/298023-19 tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 14 december 2019 te Eindhoven twee wapens van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten twee opvouwbare messen, zijnde voorwerpen waarvan, gelet op zijn/hun aard en/of de omstandigheden waaronder deze voorwerpen werd(en) aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat deze voorwerpen bestemd was/waren om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen, heeft gedragen;
2.
zij op of omstreeks 14 december 2019 te Eindhoven opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 52 Wet Wapens en Munitie, gedaan door een ambtenaar, te weten, [slachtoffer 6] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant), belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar van haar de uitlevering van wapens had gevorderd, hieraan geen gevolg te geven.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/299549-19 tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 9 oktober 20192 te Eindhoven een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een gasdrukwapen merk Umarex, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen gelijkenis vertoond met een vuurwapen/pistool merk Sig-Sauer, model p226 Black Nitron heeft vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
zij op of omstreeks 9 oktober 2019 te Eindhoven een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een of meerdere messen zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/241219-18 tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 14 september 2018 te Eindhoven [slachtoffer 7] heeft mishandeld door pepperspray, althans een giftige en/of verstikkende en/of weerloos makende en/of traanverwekkende stof, op/in het gezicht van die [slachtoffer 7] te spuiten;
2.
zij op of omstreeks 14 september 2018 te Eindhoven, een ambtenaar, te weten [slachtoffer 8] (brigadier van politie Eenheid Oost-Brabant), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door naar, althans in de richting van, het gezicht van die [slachtoffer 8] te spugen (waarbij speeksel op het voorhoofd en/of in het oog terecht is gekomen);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 14 september 2018 te Eindhoven opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 8] (brigadier van politie Eenheid Oost-Brabant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door naar, althans in de richting van, het gezicht van die [slachtoffer 8] te spugen (waarbij speeksel op het voorhoofd en/of in het oog terecht is gekomen);
3.
zij op of omstreeks 14 september 2018 te Eindhoven een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
4.
zij op of omstreeks 14 september 2018 te Eindhoven, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten zes, althans een of meer zakmes(sen), in elk geval een voorwerp, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat zij was bestemd om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/016168-16 is aangebracht bij vordering van 21 april 2020. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te Oost-Brabant d.d. 18 mei 2018. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van de ten laste gelegde feiten.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat het onder parketnummer 01/241219-18 onder 2 primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en vordert vrijspraak. Het overige ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder parketnummer 01/067190-20 onder 1 en onder 2 een partiele vrijspraak ten aanzien van de reclameobjecten. Daarnaast heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 01/241219-18 onder 2 primair ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het bewijs van de overig ten laste gelegde feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.

t.a.v. parketnummer 01/241219-18 feit 2 primair
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder parketnummer 01/241219-18 onder feit 2 primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

t.a.v. parketnummer 01/067190-20 feit 1 en feit 2
DE BEWIJSMIDDELEN
Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.
NADERE OVERWEGINGEN VAN DE RECHTBANK
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat het beschieten van de bussen en bushokjes/abri’s telkens op nagenoeg dezelfde wijze heeft plaatsgevonden. De rechtbank stelt het volgende vast.
Verdachte heeft verklaard dat zij op 10 maart 2020 in elk geval drie bussen heeft geraakt toen zij vanuit haar auto door het open raam naar buiten schoot met haar gasdrukwapen. Deze auto betrof een zwarte Peugeot 107 met op de hoedenplank een wit/geel fluorescerend veiligheidshesje dat vanaf buitenaf zichtbaar was. Voorts heeft zij verklaard wel eens in het niets te schieten vanuit haar auto en dat ze regelmatig met haar auto ging rijden als zij gefrustreerd was.
De rechtbank stelt verder vast dat alle meldingen van de vernieling van de ruiten van de bussen op dezelfde dag, binnen een specifieke regio in Eindhoven en in een periode van anderhalf uur zijn binnengekomen. Bovendien omvatten meerdere meldingen de waarneming van een zwarte auto met iets wits en/of geels op de hoedenplank. Daarnaast zijn er twee getuigen die verklaren over bushokjes/abri’s die werden beschadigd terwijl een (kleine) zwarte auto in de directe omgeving werd waargenomen met iets wit en/of geels op de hoedenplank.
Op basis van de bekennende verklaring van verdachte drie bussen te hebben beschoten, kan in elk geval dit deel van het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend worden bewezen. De rechtbank is van oordeel dat de overige vernielingen en beschadigingen in onderlinge samenhang moeten worden bezien en dat de verklaring van verdachte dat ze vaker in haar auto rondrijdt en vaker wel eens schiet met haar wapens daarbij betrokken dient te worden.
De rechtbank neemt in aanmerking dat op 10 maart 2020 naast de hiervoor genoemde drie bussen nog bij vier andere bussen ruiten zijn vernield. Daarnaast zijn er die dag ook ruiten van een bushokje vernield. Deze vernielingen hebben plaatsgevonden in een zeer kort tijdsbestek en binnen een specifieke regio in Eindhoven. Daarbij is door een aantal chauffeurs en door een getuige bij het bushokje een zwarte kleine auto waargenomen. De getuige noemt nog een geelkleurige doek die over de leuning van de achterbank zou hebben gelegen. Gelet hierop en op de hiervoor weergeven verklaring van verdachte, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte ook daarvoor verantwoordelijk is. Dat een aangetroffen balletje in één van de bussen niet overeenkomt met het gasdrukwapen van verdachte maakt dit niet anders. Daarnaast is eerder op 2 maart 2020 een bushokje/abri beschadigd waarbij een kleine zwarte auto met iets geel/wit achter op de hoedenplank waargenomen die na de vernieling van de ruit met verhoogde snelheid weg reed. Gelet op de soortgelijke werkwijze die bij deze vernieling is gehanteerd en de waarneming van de betrokken auto, is de rechtbank van oordeel dat ook dit deel van de tenlastelegging bewezen kan worden.
De rechtbank acht, met de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte één of meerdere reclameobjecten (reclamezuilen) heeft beschadigd en/of vernield. Zij overweegt hiertoe dat de aangifte op een bredere periode ziet dan de ten laste gelegde periode en dat de oorzaak van de schade aan de reclameobjecten niet eenvoudig te verklaren is door het schieten met een gasdrukpistool. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte meerdere ramen van bussen en bushokjes/abri’s heeft vernield en/of beschadigd in de periode van 2 maart 2020 tot en met 10 maart 2020 door er met een gasdrukwapen op te schieten.
Opzet op toebrengen van zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan deze aanmerkelijke kans is daarnaast vereist dat zij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting volgt dat verdachte, naar eigen zeggen uit frustratie, op 10 maart 2020 met een gasdrukwapen met metalen balletjes op bussen heeft geschoten waarin zich op dat moment mensen bevonden, terwijl zij zich als ervaren schutter bewust was van de impact van het afvuren van dergelijke balletjes. Verdachte heeft vanuit haar auto door het open raam van haar auto op de bussen geschoten en is vervolgens weggereden zonder zich ervan te vergewissen of zij niemand geraakt had. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat één van de balletjes zijn hoofd ternauwernood heeft gemist.
De rechtbank concludeert uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden dat verdachte willens en wetens op de bussen heeft geschoten. Hierbij bestond het risico dat verdachte één van de inzittenden op het hoofd zou raken. Het hoofd is een kwetsbaar lichaamsdeel waarbij ernstig oogletsel kon optreden wanneer verdachte één van de inzittenen aldaar had geraakt. Ook hadden verkeersongelukken kunnen ontstaan door een schrikreactie van de buschauffeur.
Door als ervaren schutter gericht op bussen met inzittenden te schieten met een gasdrukwapen, heeft verdachte naar algemene ervaringsregels en naar de uiterlijke verschijningsvorm willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de inzittende van deze bussen, onder wie [slachtoffer 1] , daardoor zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Dat de inzittenden geen zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen is niet te danken aan het handelen van verdachte.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard door met haar gasdrukwapen op een bus met inzittenden te schieten.
DE CONCLUSIE
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank de onder parketnummer 01/067190-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder “De bewezenverklaring” nader zal worden omschreven.

t.a.v. parketnummer 01/067190-20 feit 3 en feit 4 [1]
DE BEWIJSMIDDELEN
  • Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] of één van hen [pag. 73 t/m 83];
  • Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] of één van hen [pag. 104 t/m 107];
  • Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] of één van hen [pag. 108 t/m 124];
  • Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 8] [pag. 188 t/m 209];
  • Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 9] [pag. 212 t/m 218].
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt. Op grond van de inhoud van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder parketnummer 01/067190-20 onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder “De bewezenverklaring” nader zal worden omschreven.

t.a.v. parketnummer 01/298023-19 feit 1 en feit 2 [2]
DE BEWIJSMIDDELEN
  • Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 10] [pag. 6 t/m 9];
  • Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] of één van hen [pag. 10 en 11].
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt. Op grond van de inhoud van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder parketnummer 01/298023-19 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder “De bewezenverklaring” nader zal worden omschreven.

t.a.v. parketnummer 01/299549-19 feit 1 en feit 2 [3]
DE BEWIJSMIDDELEN
  • Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 13] en [verbalisant 14] of één van hen [pag. 6 t/m 12];
  • Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 15] [pag. 16 t/m 19];
  • Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 16] [pag. 21 t/m 26].
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt. Op grond van de inhoud van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder parketnummer 01/299549-19 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder “De bewezenverklaring” nader zal worden omschreven.

t.a.v. parketnummer 01/241219-18 feit 1
Verdachte heeft zowel bij haar verhoor bij de politie op 24 september 2018 als ter terechtzitting op 29 september 2020 ontkend [slachtoffer 7] te hebben mishandeld. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangifte nu deze wordt ondersteund door twee onafhankelijk getuigenverklaringen en het bij het slachtoffer geconstateerde letsel bij de spoedeisende hulp. De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zullen nader worden uitgewerkt in een aanvulling op dit verkort vonnis zodra daartegen hoger beroep wordt ingesteld. Deze aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank het onder parketnummer 01/241219-18 onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder “De bewezenverklaring” nader zal worden omschreven.

t.a.v. parketnummer 01/241219-18 feit 2 subsidiair [4]
DE BEWIJSMIDDELEN
  • Het proces-verbaal van aangifte inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 8] op 14 september 2018 afgelegd [pag. 17 en 18];
  • Het proces-verbaal van verhoor inhoudende als verklaring van verdachte op 14 september 2018 afgelegd [pag. 55 t/m 65].
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt. Op grond van de inhoud van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder parketnummer 01/241219-18 onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder “De bewezenverklaring” nader zal worden omschreven.

t.a.v. parketnummer 01/241219-18 feit 3 en feit 4 [5]
DE BEWIJSMIDDELEN
  • Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende als relaas van de verbalisanten [slachtoffer 8] en [verbalisant 17] of één van hen [pag. 19 t/m 25];
  • Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 18] [pag. 44];
  • Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 19] [proces-verbaal onderzoek wapen] [pag. 46 t/m 54].
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt. Op grond van de inhoud van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder parketnummer 01/241219-18 onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder “De bewezenverklaring” nader zal worden omschreven.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
t.a.v. parketnummer 01/067190-20
1.
op 10 maart 2020 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en één of meerdere onbekend gebleven personen welke gebruik maakten van het busvervoer van vervoersbedrijf [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een gasdrukpistool op en/of door ramen van bussen, waarin en in de nabijheid van welke ramen zich op dat moment die voornoemde [slachtoffer 1] en/of andere personen bevonden, heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
in de periode van 2 maart 2020 tot en met 10 maart 2020 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk
- ramen van bussen toebehorende aan vervoersbedrijf [slachtoffer 2] , en
- bushokjes/abri's, toebehorende aan een [slachtoffer 3] en/of de [slachtoffer 4]

heeft vernield en/of beschadigd;

3.
op 11 maart 2020 te Eindhoven een wapen van categorie I, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een gasdrukpistool van het merk Beretta, model 84FS, kaliber 4,5 mm, voorhanden heeft gehad;
4.
op 11 maart 2020 te Eindhoven wapens van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten busjes met pepperspray zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
t.a.v. parketnummer 01/298023-19
1.
op 14 december 2019 te Eindhoven twee wapens van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten twee opvouwbare messen, zijnde voorwerpen waarvan, gelet op hun aard en de omstandigheden waaronder deze voorwerpen werden aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat deze voorwerpen bestemd waren om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen, heeft gedragen;
2.
op 14 december 2019 te Eindhoven opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 52 Wet Wapens en Munitie, gedaan door een ambtenaar, te weten, [slachtoffer 6] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant), belast met de uitoefening van enig toezicht en belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar van haar de uitlevering van wapens had gevorderd, hieraan geen gevolg te geven.
t.a.v parketnummer 01/299549-19
1.
op 9 oktober 2019 te Eindhoven een wapen van categorie I, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een gasdrukwapen merk Umarex, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen gelijkenis vertoond met een vuurwapen/pistool merk Sig-Sauer, model p226 Black Nitron voorhanden heeft gehad;
2.
op 9 oktober 2019 te Eindhoven een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten messen zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen, heeft gedragen.
t.a.v. parketnummer 01/241219-18
1.
op 14 september 2018 te Eindhoven [slachtoffer 7] heeft mishandeld door pepperspray in het gezicht van die [slachtoffer 7] te spuiten;
2.
op 14 september 2018 te Eindhoven opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 8] (brigadier van politie Eenheid Oost-Brabant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door naar het gezicht van die [slachtoffer 8] te spugen waarbij speeksel op het voorhoofd en in het oog terecht is gekomen;
3.
op 14 september 2018 te Eindhoven een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
4.
op 14 september 2018 te Eindhoven, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten zes zakmessen, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat deze waren bestemd om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 221 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel dienen de bijzondere voorwaarden gekoppeld te worden zoals door de reclassering geadviseerd, te weten een meldplicht, opname in een zorginstelling en meewerken aan middelencontrole. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om, gelet op de aangevoerde vrijspraak van het onder parketnummer 01/067190-20 onder 1 ten laste gelegde feit, het voorwaardelijk deel van de eis van de officier van justitie te matigen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging zware mishandeling, vernieling, opzettelijk niet voldoen aan een vordering, mishandeling, belediging en veelvuldig handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. Dat zijn ernstige strafbare feiten waarop forse gevangenisstraffen staan. Verdachte heeft, naar eigen zeggen uit frustratie, lukraak uit het open raam van haar auto geschoten met een gasdrukwapen. Ze heeft daarbij meerdere ramen van bussen en bushokjes/abri’s geraakt waarbij ze ten aanzien van het beschieten van de bussen de kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op de koop toe heeft genomen. Het komt grotendeels neer op een kwestie van geluk dat er geen personen zijn geraakt door de door verdachte afgeschoten projectielen of verkeersongelukken zijn ontstaan door een schrikreactie van een buschauffeur.
Dat verdachte met haar gasdrukpistool meermaals in het rond heeft geschoten heeft forse materiële schade veroorzaakt bij de benadeelde partijen. Daarnaast heeft het voor veel onrust gezorgd en heeft een aantal buschauffeurs tijdelijk hun werkzaamheden neergelegd. Verdachte heeft door haar gedragingen welbewust een gevaar voor anderen in het leven geroepen. Ze heeft zich niets aangetrokken van hun belangen en was slechts bezig met het uiten van haar eigen frustratie.
Verdachte heeft voorts op 14 september 2018 op een politieagent gespuugd en heeft op 14 december 2019 niet voldaan aan een door de politie gegeven vordering. Daardoor heeft verdachte meermaals het gezag van de politie ondermijnd. De politie moet haar taken onbelemmerd kunnen uitoefenen en dat heeft verdachte door haar handelen in gevaar gebracht. Dat verdachte in haar ogen onjuist werd bejegend tijdens haar aanhouding op 14 september 2018 doet aan de kwalijkheid van haar gedraging niet af.
In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank voorts mee dat verdachte meermaals verschillende soorten wapens tot haar beschikking heeft gehad en dat zij op geen enkel moment ervoor heeft gekozen om zich van die wapens te ontdoen. Het ongecontroleerde bezit van een wapen verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van wapens. Dat verdachte deze wapens niet alleen onder zich had, maar ook bereid en in staat was om deze te gebruiken, blijkt uit de overig bewezen verklaarde feiten. Dat is een zeer zorgelijke situatie, die de rechtbank verdachte aanrekent.
In het door gezondheidszorgpsycholoog drs. T. ‘t Hoen over verdachte opgemaakte rapport van 17 mei 2019 concludeert de deskundige op de in dat rapport genoemde gronden dat verdachte ten tijde van het plegen van de onder parketnummer 01/241219-18 ten laste gelegde feiten leed aan een mengbeeld van persoonlijkheidspathologie (met antisociale, narcistische en borderline trekken), ADHD en een posttraumatische stressstoornis. Het gedrag van verdachte tijdens het plegen van de onder parketnummer 01/241219-18 onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten werd door die stoornis beïnvloed. De deskundige adviseert verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de adviezen van de deskundige, en de gronden waarop die adviezen berusten, over en maakt die tot de hare ten aanzien van die twee feiten. De rechtbank zal daarmee bij de op te leggen straf rekening houden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsrapporten van onder andere 17 maart 2020, 18 juni 2020 en 15 september 2020. De reclassering schat het herhalingsgevaar als hoog in gelet op het feit dat verdachte zelf aangeeft zich hoe dan ook altijd te zullen bewapenen omdat zij zich chronisch onveilig voelt. Om die reden adviseert de reclassering om een meldplicht, opname in een zorginstelling en meewerken aan middelencontrole als bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte heeft tijdens de terechtzitting aangegeven nu bij Reinier van Arkel, FPA Coornhert te verblijven en zich daar voor haar behandeling in te willen zetten.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming op zijn plaats. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat zij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarden naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] . Gelet op hetgeen is overwogen onder de nadere overwegingen van de rechtbank betreffende parketnummer 01/067190-20 feit 1 en feit 2, acht de rechtbank de vernieling van alle in de aangifte en vordering tot schadevergoeding opgenomen busramen wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht derhalve de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2020 tot de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2020 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank ten aanzien van elke betalingsverplichting bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] . De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte partieel wordt vrijgesproken voor het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] . Uit de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting is volgens de rechtbank voldoende gebleken dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 01/241219-18 feit 2 subsidiair bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Gelet op de vrijspraak voor het primair ten laste gelegde feit en rekening houdend met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, ziet de rechtbank aanleiding om de vordering van de benadeelde partij te matigen tot € 100,00.

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2018 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank ten aanzien van elke betalingsverplichting bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/016168-16.

De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen omdat de tenuitvoerlegging, gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, niet opportuun wordt geacht.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 184, 300, 302, 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26, 27, 54, 55 van de Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 01/241219-18 onder 2 primair ten laste gelegde feit.
verklaart het overig ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven :
t.a.v. parketnummer 01/0671190-20 feit 1
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd
t.a.v. parketnummer 01/0671190-20 feit 2
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen, meermalen gepleegd
t.a.v. parketnummer 01/0671190-20 feit 3 en parketnummer 01/299549-19 feit 1
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
t.a.v. parketnummer 01/0671190-20 feit 4
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
t.a.v. parketnummer 01/298023-19 feit 1, parketnummer 01/299549-19 feit 2 en parketnummer 01/241219-18 feit 4
overtreding van het bepaalde in artikel 27, eerste lid, Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
t.a.v. parketnummer 01/298023-19 feit 2
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast
t.a.v. parketnummer 01/241219-18 feit 1
mishandeling
t.a.v. parketnummer 01/241219-18 feit 2
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
t.a.v. parketnummer 01/241219-18 feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf.
t.a.v. parketnummer 01/067190-20 feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4, parketnummer 01/298023-19 feit 1 en feit 2, parketnummer 01/299549-19 feit 1 en feit 2 en parketnummer 01/241219-18 feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3 en feit 4:
 Een
gevangenisstrafvoor de duur van
221 dagen[tweehonderdeenentwintig dagen]
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf groot
30 dagen[dertig dagen]
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van twee jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel één van de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd dient te melden bij Reclassering den Bosch op het adres Eekbrouwersweg 6, 5233 VG 's-Hertogenbosch of via telefoonnummer 088 804 1504, en zich dient te houden aan de aanwijzingen die deze instelling haar geeft zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- zich dient te laten opnemen bij Reinier van Arkel, FPA Coornhert of een soortgelijke zorginstelling. De opname duurt zolang het toezicht loopt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte dient zich te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling, waar het innemen van medicijnen onderdeel van kan zijn. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- mee dient te werken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering, zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht.
t.a.v. parketnummer 01/067190-20 feit 2:

maatregel van schadevergoedingtot een bedrag
van € 5.811,81.
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 5.811,81 (zegge: vijfduizendachthonderdelf euro en eenentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 64 dagen gijzeling. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
t.a.v. parketnummer 01/241219-18 feit 2 subsidiair:

maatregel van schadevergoedingtot een bedrag
van € 100,00.
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 8] , van een bedrag van € 100,00 (zegge: honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door twee dagen gijzeling. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.

Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen.


benadeelde partij [slachtoffer 2][parketnummer 01/067190-20 feit 2]:
wijstde vordering van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van
€ 5.811,81(zegge: vijfduizendachthonderdelf euro en eenentachtig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

benadeelde partij [slachtoffer 5][parketnummer 01/067190-20 feit 2]:
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

benadeelde partij [slachtoffer 8][parketnummer 01/241219-18 feit 2 subsidiair]:
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] van een bedrag van
€ 100,00(zegge: honderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling.

wijst afde vordering met parketnummer 01/016168-18 van de officier van justitie d.d. 21 april 2020.

Beslissing bevel tot voorlopige hechtenis.

heft ophet tegen verdachte verleende en op 17 september 2020 geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. A.E. de Kryger en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C. Pauw, griffier,
en is uitgesproken op 13 oktober 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam Eindhoven-Zuid, genummerd PL2100-2020054769.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, district Eindhoven, districtsrecherche Eindhoven, genummerd PL2100-2019260255.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, district Eindhoven, districtsrecherche Eindhoven, genummerd PL2100-2019211128.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, district Eindhoven, genummerd PL2100-2018223158.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, district Eindhoven, genummerd PL2100-2018223158.