Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Bewijs
Daar zie jij gewoon eh alleen maar mij ehm... Ehm... Gewoon vaag”.
Ja stadswandelpark, doe maar ja, ja daar ja. 2 april want ik word verdacht dat ik voor een of andere dingen euh maar ik was 2 april”Verdachte heeft als verklaring voor dit gesprek ter zitting verklaard dat hij zich wel kan herinneren dat hij op 2 april 2020 met [vriendin 2] in een park was, maar de tijdslijn hem niet precies duidelijk was zodat hij daarover met [vriendin 2] sprak. De rechtbank acht ook deze verklaring niet geloofwaardig gezien de overige bewijsmiddelen en overige uitlatingen van verdachte in getapte gesprekken waaruit blijkt dat verdachte er niet voor terugdeinst valse verklaringen of andere bewijzen te (doen laten) fabriceren.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
gevangenisstrafvoor de duur van
50 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht