ECLI:NL:RBOBR:2020:4865

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
5 oktober 2020
Zaaknummer
01/879513-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere brandstichtingen, bedreiging, zonder noodzaak het alarmnummer bellen en het bezit en verspreiden van kinderporno

Op 6 oktober 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1961 en thans gedetineerd in P.I. Zuid Oost, locatie Roermond. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor meerdere brandstichtingen, bedreiging, onterecht gebruik van het alarmnummer en het bezit en verspreiden van kinderporno. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk in brand steken van verschillende voertuigen in Grave, waarbij gemeen gevaar voor goederen en personen is ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, opnieuw deze ernstige misdrijven heeft gepleegd. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van vier jaar opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De verdachte moet ook een schadevergoeding betalen aan meerdere slachtoffers, waaronder de benadeelde partij die schade heeft geleden door de brandstichting van haar auto. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van een bedrag van €3.709,88, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook een contact- en locatieverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar ten aanzien van de benadeelde partij.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummers: 01/879513-19 en 01/860349-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering: 01/052594-18
Datum uitspraak: 06 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren [geboortejaar] 1961,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, locatie Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 oktober 2019, 12 december 2019, 20 februari 2020, 18 mei 2020, 21 juli 2020 en
22 september 2020.
Op de zitting van 12 december 2019 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 2 september 2019 en 8 november 2019.
Nadat de tenlastelegging met parketnummer 01/879513-19 op de terechtzitting van 18 mei 2020 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 november 2018 te Grave, althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een (brandbare) stof en/of materiaal, ten gevolge waarvan een personenauto (merk Toyota, met [kenteken 1] ) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in die personenauto (Toyota) aanwezige goederen en/of de zich in de buurt van die personenauto (Toyota) bevindende goederen (te weten de nabij geparkeerde personenauto), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(delict 9)
2.
hij op of omstreeks 17 februari 2019 te Grave, althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een (brandbare) stof en/of materiaal, ten gevolge waarvan een personenauto (merk Renault, met [kenteken 2] ) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in die personenauto (Renault) aanwezige goederen en/of de zich de in de buurt van die personenauto (Renault) bevindende goederen (te weten de nabij geparkeerde personenauto (merk Jeep, met [kenteken 3] ) en/of de buitengevel en/of intercominstallatie en/of ramen van het naast/nabij gelegen appartementencomplex), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en /of levensgevaar voor een of meer aanwezige personen in het naast/nabij gelegen appartementencomplex (gelegen aan de [adres 2] ), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer aanwezige personen in het naast/nabij gelegen appartementencomplex (gelegen aan de [adres 2] ), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
(delict 10)
3.
hij op of omstreeks 18 mei 2019 te Grave, althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een (brandbare) stof en/of materiaal, ten gevolge waarvan een personenauto (merk Suzuki, met [kenteken 4] ) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de zich in de buurt van die personenauto (Suzuki) bevindende goederen (te weten de nabij/naast geparkeerde personenauto (merk Volvo, met [kenteken 5] ) en/of een stroom verdeelkast en/of de gevel van het naast/nabij gelegen appartementencomplex/woning(en)), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een of meer aanwezige personen in het naast/nabij gelegen appartementencomplex/woning(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer aanwezige personen in het naast/nabij gelegen appartementencomplex/woning(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
(delict 12)
4.
hij op of omstreeks 28 mei 2019 te Grave, althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een (brandbare) stof en/of materiaal, ten gevolge waarvan een personenauto (merk Peugeot, met [kenteken 6] ) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in die personenauto (Peugeot) aanwezige goederen en/of de zich in de buurt van die personenauto (Peugeot) bevindende goederen (te weten de nabij/naast geparkeerde personenauto (merk Mazda)), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(delict 13)
5.
hij op of omstreeks 15 mei 2019 te Grave, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen 'ik maak jou kapot' en/of 'ik maak je auto kapot' en/of 'ik maak je huis kapot' en/of 'ik kom nog een keer naar je toe en ram je helemaal in elkaar in de auto', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(delict 11)
6.
hij op of omstreeks 26 januari 2019 te Grave, althans in Nederland, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, (26 keer, althans meerdere keren) gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112;
(delict 14)
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/860349-19 tenlastegelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 november 2016 tot en met 24 juni 2019 te Grave, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens afbeeldingen, te weten foto's en/of video's en/of films en/of gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten een notebook (HP),
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken
heeft verspreid (door de afbeeldingen in chatgesprekken op Skype te verzenden) aangeboden (door de afbeeldingen in chatgesprekken op Skype te verzenden) openlijk tentoongesteld, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verworven, in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis en/of vinger/hand en/of voorwerp en/of mond/tong oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
- bestandnaam: [bestandnaam 1]
en/of
het met de/een mond/tong en/of vinger/hand betasten en/of aanraken van het geslachtdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
- bestandnaam: [bestandnaam 2]
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
- bestandnaam: [bestandnaam 3]
- bestandnaam: [bestandnaam 4]
- bestandnaam: [bestandnaam 5]
- bestandnaam: [bestandnaam 6]
- bestandnaam: [bestandnaam 7]
- bestandnaam: [bestandnaam 8]
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (waarbij op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is) (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking
heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
Tengevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging met parketnummer 01/860349-19 staat [bestandnaam 1] in plaats van [bestandnaam 9] en 1
[bestandnaam 6]in plaats van
[bestandnaam 10] De rechtbank herstelt deze schrijffouten en leest het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Voor zover verder in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/052594-18 is aangebracht bij vordering van 22 september 2020. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te Oost-Brabant d.d. 4 september 2018. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
De geldigheid van de dagvaardingen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn.
De bevoegdheid van de rechtbank.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Het standpunt van verdachte.
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat de rechter-commissaris tevens als officier van justitie zou hebben gefungeerd, omdat het Openbaar Ministerie zonder toestemming van de rechter-commissaris posters op het raam van zijn beste vriendin heeft laten plakken en omdat verdachte detentieongeschikt zou zijn.
Het standpunt van de officieren van justitie.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het verweer van verdachte dient te worden verworpen. De rechter-commissaris is geen onderdeel van het Openbaar Ministerie, maar van de zittende magistratuur. Verder is het niet zo dat er toestemming van de rechter-commissaris nodig was, nu het opplakken van de raamposters een opsporingshandeling van de politie en het Openbaar Ministerie betreft en tot slot is niet gebleken dat verdachte detentieongeschikt is.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verwerpt het verweer van verdachte nu in hetgeen is aangevoerd niet blijkt van enige schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. De officieren van justitie zijn dan ook ontvankelijk in de vervolging.
De schorsing van de vervolging.
Er zijn geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Inleiding.
In de periode van 13 januari 2014 tot en met 28 mei 2019 vonden er in de gemeente Grave een groot aantal brandstichtingen van personenauto’s plaats. Die brandstichtingen concentreerden zich binnen de gemeente Grave rond de [straat 1] en de directe omgeving daarvan. De auto’s werden in de nachtelijke uren in brand gestoken bij één van de voorwielen, vermoedelijk door een brandbare stof op de band neer te leggen en die vervolgens in brand te steken. Verdachte wordt ervan verdacht een viertal van die auto’s in brand te hebben gestoken. Verder wordt verdachte ervan verdacht zijn buurvrouw mevrouw [slachtoffer] te hebben bedreigd en hij wordt ervan verdacht dat hij meerdere malen zonder noodzaak het alarmnummer heeft gebeld. Tot slot wordt verdachte ervan verdacht kinderpornografisch materiaal te hebben verspreid, aangeboden en aanwezig te hebben gehad.
Het standpunt van de officieren van justitie.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat, op gronden zoals verwoord in het schriftelijke requisitoir, de feiten 1 tot en met 6 ten aanzien van parketnummer 01/879513-19 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ook hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd onder parketnummer 01/860349-19 kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Verdachte heeft bewijsbaar over een periode van ongeveer 2,5 jaar een relatief beperkt aantal kinderpornografische bestanden in zijn bezit gehad en/of verspreid. Dit is onvoldoende om vast te stellen dat verdachte van het verspreiden en in bezit hebben een gewoonte heeft gemaakt. Voor deze strafverzwarende omstandigheid dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de feiten 1 tot en met 5 van de dagvaarding met parketnummer 01/879513-19, wegens een gebrek aan wettige en overtuigende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat enkel sprake is van vermoedens. Er heeft een bemonstering van de handen van verdachte plaatsgevonden, echter daar is niets bruikbaars uitgekomen. Er zou een lage concentratie ethanol zijn aangetroffen die, na consumptie van alcohol, evenwel afkomstig kan zijn van het lichaam zelf. Bovendien is op de jas van verdachte niets belastends aangetroffen.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte drie uur voor de brand een melding heeft gedaan dat hij hulp wilde. De huisartsenpost heeft iemand langs gestuurd en heeft verdachte beoordeeld. De [verbalisant 2] zegt later niet de indruk te hebben gehad dat verdachte een brand zou gaan stichten. Verdachte zegt zelf die nacht niet buiten te zijn geweest, omdat hij zich niet lekker voelde. Niets in het dossier bewijst het tegendeel.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat er op de camerabeelden geen herkenning van verdachte mogelijk is. Het loopje waarover wordt gesproken kan ook het schokken van een camerabeeld zijn. Dit alles in combinatie met het gegeven dat de voordeur waarop de camera gericht staat behoort bij een woning waar kamerverhuur plaatsvindt en waar negen personen woonden, maakt dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte degene is die naar buiten komt. Los daarvan is enkel op de beelden iemand te zien die weg loopt en terugkomt. Wat diegene heeft gedaan en waar die precies is geweest blijkt niet. Dat een kwartier/twintig minuten nadat de persoon weer binnen is er een brandmelding komt, bewijst niets.
Met betrekking tot feit 4 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat er geen concreet bewijs is van brandstichting door verdachte. Er is een aansteker gevonden op de plaats delict, deze is onderzocht op dacty sporen en op DNA, maar daar is niets uit gekomen. Ten aanzien van de camerabeelden geldt eveneens dat niet zonder enige twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte te zien is op de beelden, maar zelfs als hij het is, is dat niet zo verdacht want hij wandelt daar dag en nacht. Gelet op het voorgaande dient vrijspraak te volgen van alle ten laste gelegde brandstichtingen.
Ook voor feit 5 dient vrijspraak te volgen. Verdachte ontkent de ten laste gelegde bedreigingen te hebben geuit. Hij geeft toe dat hij mevrouw [slachtoffer] heeft beledigd, maar hij stelt dat hij haar niet heeft bedreigd. Er zijn twee getuigen gehoord door de politie, de heren [getuige 1] en [getuige 2] . Deze verklaren wel over dreigende woorden, maar hun verklaringen komen deels niet met elkaar en met de verklaring van [slachtoffer] overeen. Daarnaast blijkt uit het dossier dat de dag na het voorval en voordat de politie de getuigen hoort, de getuigen nog met mevrouw [slachtoffer] hebben gesproken. Het verzoek van de verdediging om deze getuigen te mogen horen is afgewezen zodat de verdediging geen gelegenheid heeft gehad om de betrouwbaarheid van de getuigen te toetsen. De raadsvrouw stelt zich daarom op het standpunt dat de getuigenverklaringen niet voor het bewijs gebezigd mogen worden. Subsidiair heeft de raadsvrouw het voorwaardelijke verzoek gedaan alsnog de getuigen te mogen horen.
Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Tot slot heeft de raadsvrouw met betrekking tot parketnummer 01/860349-19 naar voren gebracht dat niet kan worden bewezenverklaard dat verdachte opzettelijk kinderporno op zijn computer aanwezig heeft gehad en daar een gewoonte van heeft gemaakt. Hij heeft enkel kinderpornografisch materiaal gekregen van [bekende 1] waar hij destijds melding van heeft gemaakt bij de politie.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van parketnummer 01/879513-19. [1]
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1.
Verdachte heeft bij de politie op 3 september 2015 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [2]
In 1986 ben ik veroordeeld voor brandstichtingen in Geleen, ik heb daarvoor 5 jaar gevangenisstraf gekregen en TBS. Later heb ik in Nijmegen een aantal auto’s in brand gestoken, een stuk of 10. Ik weet waar ik het over heb. Het is zaak om een pyromaan op heterdaad te pakken. Het is erg lastig een zaak rond te krijgen. Een pyromaan blijft doorgaan tot hij wordt gepakt. Een pyromaan steekt auto’s in brand uit woede. Ik had dat ook. Seksuele frustraties spelen ook mee. Meestal is er ook alcohol in het spel. De kick achteraf is als er weer iets in de media staat. Je moet opletten wie achteraf aanwezig is bij een brand. Soms een dag later. Ik ging zelf altijd terug naar de brand om te kijken of het goed gefikt had. Het kan ook zijn dat de brandstichter als getuige is gehoord of aanwezig was. Ik heb zelf vaker 112 gebeld. Meestal wonen de daders dichtbij. Je moet denken aan 10/15 minuten dat de dader terugkomt. Een auto brand binnen 5 minuten. Ik gebruikte vaak een doek die stopte ik tussen de wielkast in. Daar raak je snel een leiding ofzo waardoor de auto heel snel in brand staat. Aan de voorzijde brandt een auto heel snel. Vaak is er drank in het spel. De kans is groot dat iemand terugvalt in zijn oude patroon. Zelf pakte ik auto’s dicht bij huis.
Aangeefster [slachtoffer] heeft bij haar aangifte – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [3]
Ik doe aangifte van brandstichting waarbij mijn auto, Toyota RAV 4 voorzien van [kenteken 1] in brand is gestoken. Op vrijdag 9 november 2018 omstreeks 16:00 uur parkeerde ik mijn voertuig ter hoogte van mijn woning aan de [adres 3] in Grave. De auto was geheel intact en onbeschadigd. Vandaag zaterdag 10 november 2018 omstreeks 01:45 uur werd ik wakker en keek uit het raam. Ik zag dat mijn auto in brand stond. Ik heb hierop direct 112 gebeld, maar zag toen ik ophing dat de politie er al was. Er lagen meerdere goederen in mijn auto die verbrand zijn.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [4]
Op 10 november 2018, omstreeks 01.36 uur hoorden wij collega [verbalisant 3] via de portofoon doorgeven dat er een auto in brand stond op de Elisabethstraat te Grave. Hierop zijn wij direct naar de [straat 1] gereden. Ik, [verbalisant 2] , stond op de openbare weg en keek naar het raam van de woning van [verdachte] . Ik zag dat het licht in zijn woning brandde. Ik zag dat zijn raam openstond en ik zag dat de mij bekende [verdachte] uit het raam hing.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [5]
Op zaterdag 10 november 2018 omstreeks 01:08 uur zag ik verbalisant [verbalisant 3] een melding op de [adres 4] te Grave in het meldingssysteem staan, ik zag dat deze melding was weggeschreven als prio 3 en dus niet werd uitgegeven aan de eenheden op straat. Ik last het volgende in de melding:
Naam melder: [verdachte] 00:56 10 november 2018:
[verdachte] is zat en wil politie spreken i.v.m. psychische problemen. Hij geeft op bij een horeca gelegenheid te zijn op mld adres. Woont zelf op melder adres maar weet huisnr. niet.
Heeft meerdere keren gebeld en is naar 0900 verwezen. Is ook al boos geweest tijdens bellen en zei de boel in de fik te steken. Laatste gesprek rustig maar wel flink zat.
01:06: ter plaatse, [verdachte] deed de deur open, was goed aanspreekbaar praatte een beetje met dubbele tong nog van de genuttigde alcohol. Mee naar boven gelopen en hem gevraagd wat hij van de politie verwacht. [verdachte] zou niet lekker in zijn vel zitten en heeft het gevoel dat hij ieder moment kan ontploffen. Dit zou zich kunnen uiten met geweld naar een ieder. Hij voelde zich ook eenzaam en werd een beetje emotioneel bij het vertellen van zijn verhaal.
Ik ben met het dienstvoertuig naar de woning van [verdachte] gereden, toen ik daar op zaterdag 10 november 2018 te 01:36 uur kwam, zag ik op de [straat 1] ter hoogte van [adres 5] een personenauto branden, ik zag dat de rechter voorzijde van dit voertuig brandde. Ik zag dat de auto van het merk Toyota kleur grijs en voorzien van het [kenteken 1] was. Deze auto stond op ongeveer 15 meter van de ingang van de woning van [verdachte] . Ik zag dat het voertuig brandde aan de rechtervoorzijde, ik zag dat de vlammen rondom het rechtervoorwiel het hevigste waren, waardoor ik vermoedde dat hier de brand ontstaan was. Ik zag dat de vlammen ongeveer 40 cm hoog waren.
Ik had vervolgens telefonisch contact met de politiemeldkamer, ik hoorde dat de collega tegen mij zei dat [verdachte] vaker deze avond/nacht naar de meldkamer had gebeld en dat [verdachte] tijdens het telefoongesprek had gezegd dat hij de boel in de fik ging steken.
Na de aanhouding heb ik een transport fouillering uitgevoerd bij verdachte. Ik vond in de rechterjaszak van verdachte [verdachte] een aansteker. Tijdens de aanhouding en de fouillering rook ik dat de adem van verdachte riekte naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank.
Verbalisant [verbalisant 5] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [6]
Op zaterdag 10 november 2018 om 00:42 uur, 00:46 uur en 00:49 uur werd het spoednummer van de meldkamer gebeld door [verdachte] uit Grave. [verdachte] eiste tijdens deze gesprekken de hulp van de politie omdat hij psychisch in de war was.
Track01
R: “ik heb te veel gedronken.”
C: “ja dat hoor ik.”
R: ”ja dat klopt inderdaad en ik wil dingen gaan doen die ik niet wil en ik wil daar hulp bij. Maar ik krijg daar geen hulp bij.”
C: ”wat bedoelt u met: u wilt dingen doen die u niet wilt?”
R: “ja ik, ik steek alles in de brand.”
Track02
R: ”jullie moeten nou gewoon komen anders steek ik alles in de brand”.
Het gesprek is door mij letterlijk overgenomen. Ik hoorde dat de beller met een dubbele tong sprak. Ik hoorde dat de stem van de beller dezelfde stem betrof als op track01.
Track03
C: “wat is uw naam.”
R: “ [verdachte] .”
“mijn voornaam is [verdachte] ”. “Ik woon in de [adres 6] . Nee, nee, nee, dat moet ik niet zeggen. Ik woon wel in de [straat 1] ”.
Het gesprek werd door mij letterlijk overgenomen. Ik hoorde dat de beller met een dubbele tong sprak. Ik hoorde dat de stem van de beller, dezelfde stem betrof als op track 01 en track 02.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [7]
Van de recherche kreeg ik het verzoek een audiobestand af te luisteren. Het gaat dan om de persoon die belt naar het alarmnummer. Tijdens mijn werk als wijkagent maar ook daarvoor al tijdens het werken in de surveillance heb ik diverse keren gesproken met [verdachte] . Ik heb hem eerder aangehouden ter zake onnodig bellen van het alarmnummer. Ook heb ik diverse keren met hem gesproken naar aanleiding van meldingen van geluidsoverlast. Ik heb vaker met hem gesproken als hij onder invloed van alcohol was. Tijdens het incident van brandstichting van een voertuig op 14 oktober 2018 heb ik ter plaatse bij deze brandstichting een gesprek met betreffende [verdachte] gevoerd. Ik heb toen enkele minuten met hem gesproken. Op 10 november 2018 heb ik naar aanleiding van een brandstichting in Grave [verdachte] als verdachte aangehouden. Ook toen heb ik met hem gesproken. Op 9 december 2018 heb ik het hierboven beschreven audiobestand beluisterd. Ik herkende de stem van de beller als de stem van de mij bekende [verdachte] .
Verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [8]
De verdachte hebben wij gefotografeerd. Volgens de FO-norm hebben wij verbalisanten de beide handen van de verdachte bemonsterd. De monsters hebben wij veiliggesteld in een brandpot en voorzien van SINAAGA3585NL.
Uit het NFI rapport d.d. 24 mei 2019 blijkt het volgende: [9]
AAGA358NL: in het monster is het relatief laag concentratieniveau de vluchtige stof ethanol aangetoond. De herkomst van ethanol is onduidelijk. Ethanol kan afkomstig zijn van het lichaam zelf, bijvoorbeeld na consumptie van alcoholische drank maar er kan niet uitgesloten worden dat het afkomstig is van een alcoholhoudend product.
Overwegingen van de rechtbank.
De modus operandi.
Bij de afweging of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde, weegt de rechtbank telkens mee dat er sprake is van dezelfde modus operandi. Bij alle feiten is sprake van brandstichting van een auto in de nachtelijke uren waarbij de brand steeds lijkt te zijn ontstaan aan de voorzijde van de auto. De feiten hebben alle plaatsgevonden op zeer korte afstand van de woning van verdachte aan de [adres 7] te Grave. Verdachte was ten tijde van de feiten 1, 2 en 4 onder invloed van alcohol en heeft kort voor de feiten 1 en 2 112 meldingen gedaan. Deze werkwijze heeft verdachte exact besproken tijdens zijn verklaring bij de politie in 2015. Zo heeft verdachte toen verklaard dat er meestal alcohol in het spel is, hij altijd zelf naar de brand terugging om te kijken of het goed gefikt had, hij vaker 112 had gebeld, een auto aan de voorzijde heel snel brand en dat hij zelf altijd auto’s pakte dicht bij huis. De rechtbank is van oordeel dat de feiten in onderlinge samenhang moeten worden bezien en dat de door verdachte zelf omschreven werkwijze daarbij betrokken dient te worden.
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1.
Verdachte heeft in de nacht van 10 november 2018 om 00:42 uur, 00:46 uur en 00:49 uur gebeld naar het spoednummer en heeft hierbij meerdere keren gezegd dat hij alles in brand ging steken. Verdachte sprak met dubbele tong en later is ook gebleken dat hij onder invloed van alcohol verkeerde. Verbalisanten zagen ruim een half uur na de meldingen om 01:36 uur op de [straat 1] ter hoogte van [adres 5] een personenauto aan de rechtervoorzijde branden. Verdachte hing op dat moment uit het raam. Verdachte is aangehouden en in zijn jaszak zat een aansteker. Verder zijn verdachtes handen bemonsterd en na onderzoek van het NFI is gebleken dat zijn handen sporen van ethanol bevatte. De rechtbank acht, gelet op de voornoemde bevindingen van de politie, de tijdslijn van de meldingen waarin verdachte zegt alles in brand te gaan steken en het tijdstip van de autobrand, de soortgelijke werkwijze bij het stichten van de brand (modus operandi, 112 bellen, onder invloed van alcohol, naar de brand kijken, auto dicht bij huis, de brand is gesticht aan de voorzijde van de auto) en de omstandigheid dat verdachte geen redengevende en eenduidige verklaring heeft gegeven voor al deze bevindingen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde autobrand op 10 november 2018 waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was, te weten de aanwezige goederen in de personenauto.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2.
Verdachte heeft bij de politie op 3 september 2015 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [10]
In 1986 ben ik veroordeeld voor brandstichtingen in Geleen, ik heb daarvoor 5 jaar gevangenisstraf gekregen en TBS. Later heb ik in Nijmegen een aantal auto’s in brand gestoken, een stuk of 10. Ik weet waar ik het over heb. Het is zaak om een pyromaan op heterdaad te pakken. Het is erg lastig een zaak rond te krijgen. Een pyromaan blijft doorgaan tot hij wordt gepakt. Een pyromaan steekt auto’s in brand uit woede. Ik had dat ook. Seksuele frustraties spelen ook mee. Meestal is er ook alcohol in het spel. De kick achteraf is als er weer iets in de media staat. Je moet opletten wie achteraf aanwezig is bij een brand. Soms een dag later. Ik ging zelf altijd terug naar de brand om te kijken of het goed gefikt had. Het kan ook zijn dat de brandstichter als getuige is gehoord of aanwezig was. Ik heb zelf vaker 112 gebeld. Meestal wonen de daders dichtbij. Je moet denken aan 10/15 minuten dat de dader terugkomt. Een auto brand binnen 5 minuten. Ik gebruikte vaak een doek die stopte ik tussen de wielkast in. Daar raak je snel een leiding ofzo waardoor de auto heel snel in brand staat. Aan de voorzijde brandt een auto heel snel. Vaak is er drank in het spel. De kans is groot dat iemand terugvalt in zijn oude patroon. Zelf pakte ik auto’s dicht bij huis.
[benadeelde 1] heeft bij zijn aangifte – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [11]
Ik ben eigenaar van de personenauto merk Renault type Megane Scenic kleur zwart voorzien van het [kenteken 2] . Op zaterdag 16 februari 2019 omstreeks 17:00 uur parkeerde ik mijn auto onbeschadigd en deugdelijk afgesloten op een parkeerplaats voor de flat op de Achter de Marsstal te Grave. Op zondag 17 februari 2019 omstreeks 05:15 uur werd mijn echtgenote [echtgenote] wakker van het geluid van een autoalarm. We hoorden allebei ook harde “poef, poef” geluiden, het geluid dat er iets ontploft. Allebei wisten we gelijk dat er weer een auto in de brand stond. Ik realiseerde mij gelijk dat naar alle waarschijnlijkheid mijn auto in de brand zou staan precies op de plek waar ik rook en vuur zag had ik mijn auto namelijk geparkeerd. Ik ben naar buiten gegaan, ik zag inderdaad dat mijn auto en de auto voor mijn auto in brand stonden. De brandweer was zelfs al ter plaatse. Mijn auto stond als middelste geparkeerd voor de flat op de Achter de Marsstal en hij stond precies voor de ingang van de flat. Een van de bewoners van de Achter de Marsstal vertelde mij dat mijn auto aan de linkervoorzijde als eerste in brand stond en dat het vuur toen ineens naar de andere auto oversloeg. Een andere bewoner uit een zijstraat, die het ook had zien gebeuren had nog geprobeerd te blussen met brandblussers uit zijn schuur. Ik heb foto’s van de brandende auto’s. Je kunt op die foto’s ook zien, dat het echt heel gevaarlijk is geweest voor de mensen die in die flat wonen. Mijn auto stond pal voor de ingang, mensen konden er niet uit als het verkeerd zou zijn gegaan.
[benadeelde 2] heeft bij zijn aangifte – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [12]
Ik ben eigenaar van een donkerblauwe Jeep, Compass, voorzien van het [kenteken 3] . Op zaterdag 16 februari 2019 omstreeks 19:45 uur parkeerde ik mijn Jeep aan de Achter de Marsstal te Grave. Ik heb de Jeep geparkeerd op de hoek van de Achter de Marsstal en Boreel de Mauregnaultstraat. Ik heb de Jeep afgesloten en onbeschadigd achtergelaten.
Op zondag 17 februari 2019 omstreeks 5:00 uur werd ik door een autoalarm wakker. Deze ging weer uit en even later hoorde ik dat er weer een autoalarm afging. Ik ben naar buiten gelopen om naar mijn Jeep te gaan kijken. Ik zag dat deze in brand stond. Ik zag dat er nog een auto in brand stond. Ik hoorde van [bekende 2] dat de auto die achter mijn Jeep geparkeerd stond als eerste in brand stond en hierdoor heeft mijn Jeep ook vlam gevat.
[benadeelde 3] heeft bij zijn aangifte namens [benadeelde 4] – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [13]
Op 17 februari 2019 vroeg in de ochtend zijn er twee autobranden geweest aan de [adres 2] te Grave en is er schade ontstaan aan het portiek. De schade bestaat uit schade aan de buitengevel, de intercominstallatie en diverse glasbreuken. Er zijn door de brand verschillende ramen eruit gesprongen. Vanuit de brand van deze auto is de brand overgeslagen naar de buitengevel van het appartementencomplex.
Verbalisant [verbalisant 8] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [14]
Op zondag 17 februari 2019 omstreeks 05:35 uur waren wij ter plaatse. Op het moment dat ik ter plaatse kwam zag ik in de straat Achter de Marsstal te Grave twee voertuigen in brand staan. Ik zag dat deze voertuigen ter hoogte van het appartementencomplex stonden waarin onder anderen perceel 14 zit gevestigd. Naar later bleek stonden de hierna genoemde voertuigen in brand:
  • Een zwarte Renault Mega voorzien van het [kenteken 2]
  • Een blauwe Jeep Compass voorzien van het [kenteken 3] .
Ik zag dat voornoemde Renault volledig in brand stond en voornoemde Jeep aan de achterzijde brandde. Tevens zag ik dat de vlammen minimaal een meter reikten boven het dak van voornoemde Renault en tevens zag ik dat er een flinke zwarte rookwolk ontstond uit de brand die vrij recht omhoog ging maar ook tegen de gevel van het appartementencomplex sloeg. Nadat de voertuigen waren geblust, zag ik dat ook het appartementencomplex was beschadigd ten gevolge van de brand. Ik zag dat ramen waren gebarsten dan wel waren gesprongen ten gevolge van de hitte/brand. Kennelijk was er ook rook in de hal van het appartementencomplex gekomen, want ik zag dat de brandweer de hal middels een ventilator moest ontluchten. Deze rook was in het trappenportaal van het appartementencomplex gekomen via de gesprongen ramen. Ter hoogte van voornoemde Renault zat ook de centrale toegangsdeur van het appartementencomplex. Ik zag dat het raam van deze toegangsdeur was gesprongen. Gezien de hitte en rookontwikkeling kon deze toegangsdeur ten tijde van de brand onmogelijk door de bewoners gebruikt worden voor ontvluchting.
Getuige [getuige 3] , zijnde officier van dienst van de brandweer, heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [15]
Je hebt twee auto’s die stonden voor een portaal van een flat. Deze twee auto’s stonden in brand. Het gebouw werd zo aangestraald dat het glas van de deur aan het scheuren en springen was. Het keukenraam van de onderverdieping ging ook kapot, echter is daar niemand woonachtig. Door de intense hitte en rookontwikkeling in het portaal konden de bewoners van de eerste en tweede verdieping niet naar buiten. Deze bewoners zijn door de brandweer benaderd met het advies om binnen te blijven. Als de brandweer niet snel ter plaatse was geweest dan was het vuur ingeslagen op de onderverdieping en was er meer kans op brandoverslag. De vermoedelijke oorzaak van de brand is als de auto daar al heel de dag heeft gestaan, de auto is aangestoken. Er is zeker een gevaar voor personen geweest, er was maar één vluchtweg in dat complex.
Getuige [getuige 4] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [16]
Op zondag 17 februari 2019 omstreeks 05:15 uur werd ik wakker om naar de wc te gaan. Daarop maakte ik ook het raam een stukje open om even buiten te luisteren. Toen hoorde ik voetstappen buiten. Aan de voetstappen te horen was het een persoon die wegrende. Dit vond ik vreemd. Ik vertrouwde het niet helemaal, maar ging toch weer in bed liggen. Maar ongeveer 4 tot 5 minuten later hoorde ik een knal. Vervolgens ben ik naar buiten gelopen om te gaan kijken wat er aan de hand was. Daarop zag ik dat er een auto in brand stond.
Verbalisant [verbalisant 9] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [17]
Op zondag 17 februari 2019 kreeg ik het verzoek om een melding op te halen uit ons politiesysteem. Dit betrof een melding welke middels digidoc binnen was gekomen op zondag 17 februari 2019 te 02:24 uur. Na het ophalen van de melding zag ik dat de melding was gedaan door mij ambtshalve bekende [verdachte] .
In de melding stond het volgende:
GRAAG HULP MAAR NIET VAN DE POLITIE WANT DIE HAAT IK
DAT IS BEKENT MAAR WIL DINGEN DOEN DIE NIET KUNNEN IK BEN ECHT IN DE WAR , HELP MIJ AUB GR [verdachte]
Verbalisant [verbalisant 10] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [18]
Op maandag 19 augustus 2019 heb ik de 112 melding uitgeluisterd. Bij het openen van de geluidsopname zag ik dat de melding binnen is gekomen op 17 februari 2019 met het tijdstip 02:34:43. Ik herkende de stem van de beller [verdachte] . Ik hoorde aan zijn stem dat hij onder invloed was.
R: “zou u mij kunnen doorverbinden met de huisartsenpost.”
Verbalisant [verbalisant 3] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [19]
Ik hoorde dat dokter [arts] tegen mij zei dat hij bij [verdachte] was geweest, maar dat hij de medische klachten die [verdachte] had niet naar tevredenheid van [verdachte] zelf had op kunnen lossen, dit had [verdachte] kennelijk verbaal duidelijk gemaakt bij de dokter. Ik hoorde dat dokter [arts] tegen mij zei dat hij op 17 februari 2019 omstreeks 04:52 uur vertrokken was bij [verdachte] .
Verbalisant [verbalisant 11] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [20]
Tijdens de dienst reed ik tussen 04:45 en 05:00 uur door de [straat 1] te Grave. Ik zag voor de deur bij de ambtshalve bekende [verdachte] een voertuig van de huisartsenpost staan. Ik zag dat alle lampen in het appartement aan stonden. Omstreeks 05:30 uur kregen we een melding van brand in voertuigen op de openbare weg Achter de Marsstal te Grave. Tijdens het aanrijden naar de locatie van de brand reed ik wederom door de [straat 1] te Grave, het voertuig van de huisartsenpost zag ik niet meer staan. Ik zag ook dat alle verlichting bij het appartement uit was. Tijdens het onderzoek ter plaatse was er even geen taak op het plaats delict. Ik besloot toen te lopen richting de [straat 1] te Grave. Ik zag dat gezien de straat richting het appartement nu de lichten weer branden aan de rechterzijde van het appartement.
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2.
Evenals bij feit 1 heeft verdachte die nacht op 17 februari 2019 om 02:24 uur melding gedaan bij de politie dat hij graag hulp wilde, want hij wilde dingen gaan doen die niet kunnen. Enkele minuten later heeft verdachte 112 gebeld om doorverbonden te worden met de huisartsenpost. De huisarts is vervolgens die nacht bij verdachte langsgegaan en door verbalisanten is gezien dat omstreeks 04:45 en 05:00 uur een voertuig van de huisartsenpost voor de woning van verdachte stond. Verdachte heeft hierover zelf verklaard dat de huisarts rond 03:00 uur bij hem op bezoek is geweest. De huisarts had de indruk dat verdachte onder invloed van alcohol was, hij is rond 04:52 uur vertrokken bij verdachte. Omstreeks 05:15 uur is de brand gesticht. Terwijl verbalisanten naar de locatie van de brand reden, zagen zij dat de verlichting bij het appartement van verdachte uit was. Nadat zij ter plaatse bij de autobrand waren geweest zagen zij dat de verlichting weer aan was in het appartement van verdachte.
Gelet op de tijdslijn van de meldingen van verdachte bij de politie en het tijdstip van de autobrand, de soortgelijke werkwijze bij het stichten van de brand (112 bellen, onder invloed van alcohol, autobrand dichtbij woning verdachte, brand vermoedelijk bij de voorzijde ontstaan), en dat verdachte hiervoor geen redengevende verklaring heeft willen geven, behalve dan dat de huisarts rond 03:00 uur is geweest, hetgeen niet overeenkomt met de overige bevindingen in het dossier, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de persoon is geweest die de autobrand heeft gesticht op 17 februari 2019, waarbij gemeen gevaar voor goederen en voor personen te duchten is geweest. Zo heeft de officier van dienst van de brandweer verklaard dat als de brandweer niet snel ter plaatse was geweest, het vuur was ingeslagen op de onderverdieping van het appartementencomplex en dat er meer kans was op brandoverslag. Gezien de hitte en rookontwikkeling kon de centrale toegangsdeur ten tijde van de brand onmogelijk door de bewoners gebruikt worden voor ontvluchting. Verder was de brand al overgeslagen op een tweede auto.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3.
Verdachte heeft bij de politie op 3 september 2015 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [21]
In 1986 ben ik veroordeeld voor brandstichtingen in Geleen, ik heb daarvoor 5 jaar gevangenisstraf gekregen en TBS. Later heb ik in Nijmegen een aantal auto’s in brand gestoken, een stuk of 10. Ik weet waar ik het over heb. Het is zaak om een pyromaan op heterdaad te pakken. Het is erg lastig een zaak rond te krijgen. Een pyromaan blijft doorgaan tot hij wordt gepakt. Een pyromaan steekt auto’s in brand uit woede. Ik had dat ook. Seksuele frustraties spelen ook mee. Meestal is er ook alcohol in het spel. De kick achteraf is als er weer iets in de media staat. Je moet opletten wie achteraf aanwezig is bij een brand. Soms een dag later. Ik ging zelf altijd terug naar de brand om te kijken of het goed gefikt had. Het kan ook zijn dat de brandstichter als getuige is gehoord of aanwezig was. Ik heb zelf vaker 112 gebeld. Meestal wonen de daders dichtbij. Je moet denken aan 10/15 minuten dat de dader terugkomt. Een auto brand binnen 5 minuten. Ik gebruikte vaak een doek die stopte ik tussen de wielkast in. Daar raak je snel een leiding ofzo waardoor de auto heel snel in brand staat. Aan de voorzijde brandt een auto heel snel. Vaak is er drank in het spel. De kans is groot dat iemand terugvalt in zijn oude patroon. Zelf pakte ik auto’s dicht bij huis.
Aangeefster [benadeelde 5] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [22]
Op vrijdag 17 mei 2019 heb ik mijn Suzuki Swift, voorzien van het [kenteken 4] geparkeerd op de parkeerplaats naast mijn woning aan het [adres 8] te Grave. Mijn Suzuki Swift stond met de voorzijde op een afstand van ongeveer 75 centimeter, van de gevel van een appartementencomplex geparkeerd. Op zaterdag 18 mei 2019 omstreeks 01:00 uur heb ik nog gezien dat mijn auto daar onbeschadigd stond. Op zaterdag 18 mei 2019 omstreeks 02:43 werd ik wakker van een harde knal. Deze knal herkende ik direct als het geluid dat ik ook hoorde bij mijn vorige autobrand. Ik ben direct uit bed gegaan. Ik zag dat het woonkamerraam dat grenst aan de parkeerplaats geheel verlicht was. Ik keek naar buiten en zag dat de voorzijde van mijn Suzuki Swift geheel in brand stond.
Verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 13] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [23]
Op zaterdag 18 mei 2019 omstreeks 02:43 uur kwam bij de meldkamer van de politie een melding binnen van een autobrand. Hierop werd een surveillance-eenheid ter plaatse gestuurd, welke bij aankomst constateerde dat de auto merk Suzuki type Swift en voorzien van het [kenteken 4] in brand stond. Tevens werd de auto merk Volvo type v50 kleur blauw en voorzien van het [kenteken 5] door de brand aan de linkerzijde beschadigd. Door de brand raakte de Suzuki total loss. De linkerzijde van de auto werd door het vuur aangestraald/aangetast waardoor er schade aan het voertuig ontstond.
Samenvatting brandonderzoek:
Naar aanleiding van het onderzoek in en aan het voertuig merk Suzuki voorzien van het [kenteken 4] kan worden gesteld dat: het brandbeeld, zoals de gehele verbrande rechterband, meer brandschade rechterzijde motorblok passen in het beeld dat de brand naar alle waarschijnlijkheid rechtsvoor dan wel in het midden is ontstaan door het al dan niet opzettelijk inbrengen van open vuur. Rondom het voertuig en onder het straatwerk werd met behulp van een MiniRea een minimale uitslag voor brandversnellende middelen verkregen. Maar de kans is groot dat de brandstoftank van het voertuig werd beschadigd door de brand en dat daardoor de positieve indicatie werd verkregen voor brandversnellende middelen.
Gemeen gevaar:
Gelet op het feit:
  • Dat de auto binnen de bebouwde kom van de gemeente Grave was geparkeerd
  • Dat de auto met de voorzijde nagenoeg tegen een gevel van een woning was geparkeerd
  • Dat de bewoners in de omliggende woningen lagen te slapen was gemeen gevaar voor personen en/of goederen aanwezig.
Verbalisant [verbalisant 14] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [24] Op zaterdag 18 mei 2019 omstreeks 02:55 uur kwam ik ter plaatse. Ik zag dat de mij ambtshalve bekende [verdachte] , woonachtig aan de [adres 7] te Grave, uit het raam keek. Ik zag dat [verdachte] aan de voorzijde uit het raam keek in de richting van waar de politie en brandweer stond. Ik zag dat dit het raam betrof van de woning van [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] een sigaret aan het roken was.
Verbalisant [verbalisant 15] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [25]
Op maandag 3 juni 2019 heb ik camerabeelden bekeken welke gemaakt zijn op zaterdag
18 mei 2019. De camera staat gericht op geparkeerde auto’s voor de woningen gelegen in de [straat 1] te Grave en op een deel van de openbare weg. Omstreeks 02:24:37 uur zie ik dat er een persoon uit de voordeur van de [adres 7] komt. Deze persoon loopt in de richting van de Hamstraat. Ik zie dat de persoon in het donker gekleed is en dat hij een beetje apart loopt. Ik zie dat deze persoon kleine passen neemt, wat houterig loopt en wat mank lijkt te lopen met zijn linkerbeen. Ik zie dat deze persoon lichte schoenen aan heeft en wat wijdvallende donkere kleding. Ik zie dat om 02:28:31 uur dezelfde persoon terug komt en weer naar binnen gaat bij de [adres 7] . Ik zie dat de persoon een lichtkleurig wit shirt of trui onder de donkere jas of jack aanheeft. Omstreeks 02:43 uur wordt er bij de politie een melding gedaan van een auto die al behoorlijk in de brand stond op de Touwslagerserf in Grave. Dit is een hofje ongeveer 50 meter verderop aan de linkerzijde van de [straat 1] .
Verbalisant [verbalisant 1] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [26]
Ik zag dat op de beelden de datum en tijdstip genoemd stonden op de beelden, te weten
18 mei 2019 te 02:24 uur. Ik zag dat op de beelden op genoemd tijdstip een man uit het portiek komt lopen. Ik zag dat deze man een loszittende broek droeg, gelijkend op een trainingsbroek. Ik zag dat de man lichte/witte schoenen droeg. Ik zag dat de man het portiek uitliep en richting de Hamstraat liep. Ik zag dat de man een typisch loopje had. Ik weet dat boven het [locatie 1] [verdachte] woont. Ik ken hem vanuit verschillende meldingen waarbij hij betrokken is geweest. Ook heb ik hem diverse keren aangehouden. Ik weet dat hij vaak gekleed gaat in een trainingsbroek en ik weet dat hij vaak op gymschoenen loopt. Bij het bekijken van bovengenoemde beelden moest ik bij het zien van de man die uit het portiek komt direct aan [verdachte] denken. De kleding die de man op de beelden draagt komt overeen met de kleding die [verdachte] draagt. Ook het loopje dat de man op de beelden heeft, komt overeen met de manier van lopen zoals [verdachte] loopt.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft bij de rechter-commissaris op 12 december 2019 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [27]
Op pagina 206 heb ik geverbaliseerd dat ik bij het zien van de man die uit het portiek komt op de beelden direct aan [verdachte] moest denken. U vraagt waaraan ik [verdachte] op de beelden herkende. Ik herkende hem niet vanaf zijn gezicht omdat zijn gezicht niet in beeld komt door de luifel van het [locatie 2] . Ik heb gekeken naar het postuur van de persoon op de beelden en de manier van lopen, de haardracht en kleding. Met name zijn manier van lopen, de persoon op de beelden trekt met zijn been zoals ik dat ook ken van [verdachte] . [verdachte] loopt moeilijk, hij loopt gek. De officier van justitie vraagt mij of er sinds mei 2019 nog sprake is geweest van autobranden in Grave. Er is nog één autobrand geweest, maar buiten het centrum van Grave.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 22 september 2020 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [28]
Op de beelden die u mij toont zie ik dat een persoon de voordeur van mijn woning verlaat en dat daarna een persoon de woning weer ingaat. Op uw vraag of ik dat ben antwoord ik dat ik dat niet weet. In theorie zou ik het kunnen zijn. Ik wandelde vaak, ook ’s nachts.
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3.
Uit de camerabeelden is gebleken dat omstreeks 02:24 uur een persoon uit de woning van verdachte komt. De verbalisant beschrijft dat de persoon loopt in de richting van de Hamstraat en dat deze persoon een beetje apart loopt. Hij neemt kleine passen, loopt wat houterig en lijkt mank te lopen met zijn linkerbeen. Omstreeks 02:28 uur keert deze zelfde persoon terug en gaat de woning van verdachte binnen. Vijftien minuten later om 02:43 uur wordt aangeefster [benadeelde 5] wakker van een harde knal. Ze keek naar buiten en zag dat haar auto in brand stond. Verbalisanten komen ter plaatse en zien omstreeks 02:55 uur verdachte uit het raam van zijn woning kijken in de richting waar de politie en brandweer staat. Bij het bekijken van beelden wordt verdachte door wijkagent [verbalisant 1] herkend aan zijn loopje. Ook het soort kleding past bij verdachte. De wijkagent heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris uitgelegd dat zij verdachte goed kent en waaraan zij hem op de beelden heeft herkend. De rechtbank acht daarom de herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant 1] betrouwbaar. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij de persoon op de camerabeelden zou kunnen zijn, omdat hij vaker ’s nachts een ommetje gaat maken.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de brand heeft gesticht aan de personenauto op 18 mei 2019. Verdachte is herkend op de camerabeelden waarop te zien is dat hij ongeveer twintig minuten voor de brand loopt in de richting van de brandlocatie, vervolgens keert hij een aantal minuten later terug naar zijn woning en ongeveer vijftien minuten later wordt aangeefster [benadeelde 5] wakker van de autobrand. Tien minuten later komen verbalisanten ter plaatse en zien verdachte uit het raam van zijn woning kijken naar de brandweer. Gelet op deze tijdlijn, de soortgelijke werkwijze bij het stichten van de brand (autobrand dichtbij woning verdachte, brand waarschijnlijk aan de voorkant van de auto ontstaan, na afloop kijken of de auto goed brand), kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte de persoon is geweest die de brand heeft gesticht. Hierbij was gevaar voor goederen en personen te duchten. Een nabijgelegen personenauto is beschadigd en de auto stond geparkeerd tegen een gevel van een appartementencomplex waar personen tijdens de nachtelijke uren lagen te slapen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4.
Verdachte heeft op 3 september 2015 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [29]
In 1986 ben ik veroordeeld voor brandstichtingen in Geleen, ik heb daarvoor 5 jaar gevangenisstraf gekregen en TBS. Later heb ik in Nijmegen een aantal auto’s in brand gestoken, een stuk of 10. Ik weet waar ik het over heb. Het is zaak om een pyromaan op heterdaad te pakken. Het is erg lastig een zaak rond te krijgen. Een pyromaan blijft doorgaan tot hij wordt gepakt. Een pyromaan steekt auto’s in brand uit woede. Ik had dat ook. Seksuele frustraties spelen ook mee. Meestal is er ook alcohol in het spel. De kick achteraf is als er weer iets in de media staat. Je moet opletten wie achteraf aanwezig is bij een brand. Soms een dag later. Ik ging zelf altijd terug naar de brand om te kijken of het goed gefikt had. Het kan ook zijn dat de brandstichter als getuige is gehoord of aanwezig was. Ik heb zelf vaker 112 gebeld. Meestal wonen de daders dichtbij. Je moet denken aan 10/15 minuten dat de dader terugkomt. Een auto brand binnen 5 minuten. Ik gebruikte vaak een doek die stopte ik tussen de wielkast in. Daar raak je snel een leiding ofzo waardoor de auto heel snel in brand staat. Aan de voorzijde brandt een auto heel snel. Vaak is er drank in het spel. De kans is groot dat iemand terugvalt in zijn oude patroon. Zelf pakte ik auto’s dicht bij huis.
[benadeelde 6] heeft namens [benadeelde 7] – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [30]
Ik doe aangifte van brandstichting van de personenauto welke ik in gebruik heb. Het gaat om de personenauto van het merk Peugeot 208 met het [kenteken 6] . Deze auto is van het bedrijf waar ik voor werk [benadeelde 7] gevestigd in Boekel. Ik heb deze auto ongeveer twee maanden in mijn bezit. Gisteravond 27 mei 2019 omstreeks 19:00 uur a 19:30 uur heeft mijn vrouw de personenauto geparkeerd op de parkeerplaats aan de [straat 1] tegenover de [adres 9] Het parkeerterrein wordt ook wel het Visioterrein genoemd. De auto is door mijn vrouw onbeschadigd en in goede staat achtergelaten. Deze ochtend 28 mei 2019 omstreeks 06:45 uur werd ik door mijn buurman [benadeelde 1] aangesproken. Deze buurman vertelde mij dat er wederom een autobrand had plaatsgevonden in Grave. Dit maal op het parkeerterrein waar mijn personenauto ook stond geparkeerd. Ik begreep van [benadeelde 1] dat hij dacht dat mijn personenauto was afgebrand. Ik ben hierop direct naar de parkeerplaats toe gelopen om te kijken. Ik zag dat mijn personenauto beschadigd en afgebrand was.
De getuige [getuige 5] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [31]
Op 28 mei 2019 ben ik omstreeks 01:00 uur naar boven gegaan. Toen ik in de badkamer stond rook ik een schroei/brandlucht. Toen ik ongeveer vijf minuten in mijn bed lag hoorde ik twee harde klappen/knallen. Ik zag toen vanuit mijn slaapkamer een auto in brand staan.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 16] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [32]
Op dinsdag 28 mei 2019 omstreeks 01:13 uur kregen wij van de meldkamer van politie de melding van een autobrand in Grave. Deze brand vond plaats op de [straat 1] ter hoogte van het parkeerterrein van het oude blindeninstituut Visio. Het is ons bekend dat er veel autobranden zijn in het centrum van Grave. Ook is het ons bekend dat er mogelijk een persoon in beeld komt voor deze autobranden. Deze persoon is genaamd [verdachte] . Hij woont op de [adres 7] te Grave. Tijdens de dienst zijn wij omstreeks 00:30 uur langs zijn woning gereden en wij zagen toen de verlichting in zijn woning branden.
Wij kwamen omstreeks 01:23 uur ter plaatse bij de brand. Wij zagen dat een personenauto van het merk Peugeot kleur grijs in brand stond. Ik ben naar de woning van [verdachte] gelopen om te zien of ik in die omgeving iets ter zake doende aan zou treffen. Ik ben wijkagent in Grave en ik weet waar [verdachte] woont en welk raam bij zijn woning hoort. Ik hoorde muziek komen vanaf het raam van de woning van [verdachte] . Ik zag en hoorde niemand. De plaats delict waar de brand plaatsvond betreft een parkeerterrein van het oude blindeninstituut van Grave genaamd Visio. Op dit parkeerterrein stond in een parkeervak een grijze personenauto geparkeerd. Deze personenauto betrof een Peugeot grijs van kleur, met kenteken [kenteken 6] . De personenauto stond geparkeerd met de neus richting de berm. Het parkeerterrein is gelegen in een U-vorm, die vanaf de openbare weg [straat 1] te Grave toegankelijk is. Naast de Peugeot stond een Mazda geparkeerd, ook in een parkeervak en met neus in dezelfde richting geparkeerd. Dit voertuig is niet beschadigd door de brand. De plaats delict is op ongeveer 50 meter gelegen vanaf de woning [adres 7] te Grave. Ik vroeg aan de bevelvoerder van de brandweer van Grave, [bevelvoerder] , of hij me kon vertellen waar de brand vermoedelijk was ontstaan. Ik hoorde [bevelvoerder] zeggen dat de brand vermoedelijk aan de linkervoorzijde was ontstaan gezien het schadebeeld. Nadat de brand was geblust liepen wij nogmaals naar de woning van [verdachte] . Toen we daar voorbij liepen en aan de overzijde van de straat aan het kijken waren of er mogelijk nog mensen wakker waren, zagen we hem uit het portiek van het [locatie 1] waar hij boven woont komen. Ik herkende hem direct aan zijn postuur en houding en toen wij dichterbij kwamen herkende ik hem volledig als de mij bekende [verdachte] . Wij zagen dat hij een vest droeg, blauw van kleur met een soort van oranje sluiting. We zagen dat hij een bril aan zijn shirt had hangen. We zagen dat hij een wit t-shirt in zijn handen had, waarmee hij steeds zijn gezicht afveegde. We spraken hem aan door te vragen wat hij aan het doen was op dit tijdstip. We hoorden hem zeggen dat hij op zijn eigen terrein was en dat wij maar weg moesten gaan. Wij roken aan de adem van [verdachte] dat hij flink wat alcohol had gedronken.
Verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 17] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [33]
In verband met eerdere autobranden wisten we dat de bewoonster van de [adres 3] , mevrouw [slachtoffer] , camera’s aan de voorgevel van haar woning had geplaatst omdat er van haar eerder een auto in brand gestoken was. Wij zijn vervolgens bij haar gaan kijken of er opnames waren van die nacht. Ze kon ons de beelden die opgenomen waren vannacht op haar tablet laten zien. De camera staat gericht op haar auto die voor haar woning staat, maar vanwege de groothoeklens neemt deze ook een groot deel van de [straat 1] mee. Op de beelden zien we dat er op dinsdag 28 mei 2019 rond 00:55:30 uur een persoon uit de deur net achter de terrasafscheiding van het [locatie 1] naar buiten komt gelopen en vervolgens richting de Hamstraat loopt. De deur waar deze persoon uit komt gelopen is van de [adres 7] . Wij hoorden en zagen dat mevrouw [slachtoffer] direct reageerde. Wij hoorden dat ze zei: “Dat is die [verdachte] , mijn buurman. Ik zie het aan zijn loopje, aan zijn witte schoenen, zijn blauwe jas en zijn postuur. Hij is al tien jaar mijn buurman en ik kom hem zowat dagelijks tegen buiten op straat. Ik weet zeker dat hij het is, ik herken hem”. Wij verbalisanten zagen dat de persoon inderdaad liep met een typisch loopje, kleine passen en wat houterig, wat trekkend met de benen. Wij zagen dat deze persoon aan de linkerzijde van de [straat 1] bleef lopen en de Hamstraat overstak. Ongeveer 50 meter verderop, ter hoogte van de verkeerslichten bij de oversteekplaats, zien we dat deze persoon de [straat 1] oversteekt. Dit is ter hoogte van de twee ingangen naar de parkeerplaats. Daar zien we dat hij in het donker verdwijnt bij een van die ingangen. Op 00:59:45 uur zien we dat dezelfde persoon (…) terugloopt en de woning gelegen aan de [adres 7] te Grave weer inloopt.
Verbalisant [verbalisant 15] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [34]
Op maandag 3 juni 2019 heb ik camerabeelden bekeken welke gemaakt zijn op dinsdag 28 mei 2019. De camera staat gericht op geparkeerde auto’s voor de woningen gelegen in de [straat 1] te Grave en op een deel van openbare weg. Omstreeks 00:55:29 uur zie ik dat er een persoon uit de voordeur van de [adres 7] komt. Deze persoon loopt in de richting van de Hamstraat. Ik zie dat de persoon in het donker gekleed is en dat hij een beetje apart loopt. Ik zie dat deze persoon kleine passen neemt, wat houterig loopt en wat mank lijkt te lopen met zijn linkerbeen. Vervolgens steekt deze persoon de Hamstraat over. Op deze beelden is door de verlichting van de koplampen van de vrachtwagen goed te zien dat de persoon witte of lichtkleurige schoenen aanheeft. Vervolgens is te zien dat deze persoon bij de oversteekplaats met verkeerslichten oversteekt. Aan de overkant is te zien dat deze persoon nog even over het trottoir loopt richting de ingang van het parkeerterrein aldaar en dan te 00:56:49 uur in de duisternis verdwijnt aan de rechterzijde van de weg. Om 00:59:18 uur komt deze persoon weer in beeld. Hij loopt aan de linkerzijde van de weg op het trottoir en komt ook aan die zijde het beeld binnen gelopen. Ik zie dat deze persoon in een looppas richting de Hamstraat gaat en deze ook in looppas oversteekt. Hierna loopt deze persoon met normale pas naar de voordeur van de [adres 7] en gaat te 00:59:50 uur weer naar binnen. Ik zie dat deze persoon hetzelfde loopje heeft als de persoon die om 00:55:29 uur dezelfde woning verliet. Ik zie dat deze persoon een stevig postuur heeft en een wit shirt of witte trui onder zijn open donkere jas of jack aanheeft. Tevens zie ik dat deze persoon een donkere wat wijdere broek aanheeft. Het gezicht van deze persoon is niet te zien door de schaduw van de luifel.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [35]
Op 4 juni 2019 kreeg ik het verzoek om te kijken naar de camerabeelden in verband met een onderzoek brandstichting van 28 mei 2019 gepleegd op de [straat 1] te Grave tussen 00:50 uur en 01:13 uur.
Beelden ch2_20190528005917.
Ik zag op de beelden dat om 00.59.45 uur een man aan komt lopen vanaf de bocht bij de verkeerslichten op de [straat 1] te Grave. Ik zag de man vervolgens wat sneller lopen richting de toegangsdeur van het [locatie 2] /kamerbewoning van de [adres 7] te Grave. Ik zag dat de man een typisch loopje had, dat ik herken als het loopje van de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Tijdens mijn werk als wijkagent heb ik diverse keren gesproken met [verdachte] en ik heb hem een aantal keer aangehouden. Ik zag vervolgens dat de man de genoemde toegangsdeur opende en het pand in ging waarna hij uit zicht was.
Beelden CROP120190604145605.
Ik zag dat een persoon uit de toegangsdeur van het [locatie 2] /kamerbewoning kwam. Ik zag dat deze persoon een man betrof. Ik zag dat deze man een donker vest droeg, een zwarte trainingsbroek en witte sneakers. Ook zag ik dat de man kort haar had. Ik zag dat de man wegliep in de richting van de verkeerslichten in de [straat 1] . Ik zag dat de man bij de verkeerslichten de bocht om liep waarna hij uit beeld verdween. Ik zag dat de man een typisch loopje had, een soort van trekkend met de benen/houterig loopje. Ik herken dit loopje als het loopje dat de mij ambtshalve [verdachte] ook heeft. Ik zag dat de man vanaf de achterzijde de haardracht had, die ik herken als de wijze waarop de haardracht van [verdachte] zijn haren had, te weten zeer kort.
Beelden crop2 20190604145856.
Ik zag dat de beelden dezelfde beelden betroffen als de beelden opgeslagen onder de naam ch2_20190528005917, alleen dan iets verder uitvergroot, waardoor de man die op de beelden stond, beter te zien is. Ik zag een man aan komen lopen vanaf de bocht bij de verkeerslichten, vlak voor het Visio terrein. Ik zag dat deze man een t-shirt onder zijn donkere vest droeg. Ik zag dat dit dezelfde man betrof als die ik op de beelden CROP1 20190604145605 weg had zien lopen richting de verkeerslichten. Ik zag dat hij dezelfde kleding droeg als hierboven beschreven. Ik zag dat de man een typisch loopje had, dat ik herken als het loopje van de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ik zag dat de man snel aan komt gelopen via het trottoir. Ik zag dat de man richting de toegangsdeur van het [locatie 2] /kamerbewoning van de [adres 7] loopt. Ik zag dat de man deze toegangsdeur opent en naar binnen gaat.
Vergelijking Kleding [verdachte] met man op beelden
Op 28 mei 2019 heb ik na de brandstichting van die nacht om 03:18 uur een gesprek gevoerd met [verdachte] . Ik weet nog wat voor kleding hij droeg tijdens dat gesprek omdat wij een foto van hem hebben gemaakt tijdens dit gesprek. Ik zag dat de kleding die hij droeg op dat moment dezelfde kleding betrof die de man op de hierboven omschreven beelden droeg.
Getuige [slachtoffer] heeft bij de rechter-commissaris op 12 december 2019 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [36]
Mij wordt voorgehouden dat ik op mijn camerabeelden van 28 mei 2019 de heer [verdachte] herken. Mij wordt gevraagd waar ik de heer [verdachte] dan aan herken. Ik herken hem aan zijn rossige haar, zijn donkerblauwe jas en zijn witte schoenen. Die draagt hij namelijk altijd. Verder herken ik de heer [verdachte] aan zijn specifieke loopje. De heer [verdachte] maakt een rare beweging met een van beide benen. Je zou kunnen zeggen dat hij ‘trekt’ met een been. Daaraan herken ik de heer [verdachte] meteen omdat hij ook al jarenlang dagelijks bij mij langsloopt, meestal met de hond.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft bij de rechter-commissaris op 12 december 2019 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [37]
Mij wordt gevraagd hoe die camerabeelden bij mij terecht zijn gekomen. Dat is, volgens mij, via het onderzoeksteam gegaan. Het verzoek is aan mij gericht omdat ik wijkagent ben en uit dien hoofde bekend ben met [verdachte] .
Verdachte heeft ter terechtzitting van 22 september 2020 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [38]
Op de beelden die u mij toont zie ik dat een persoon de voordeur van mijn woning verlaat en dat daarna een persoon de woning weer ingaat. Op uw vraag of ik dat ben antwoord ik dat ik dat niet weet. In theorie zou ik het kunnen zijn. Ik wandelde vaak, ook ’s nachts.
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4.
Uit de camerabeelden blijkt dat in de nacht van 28 mei 2019 omstreeks 00:55 uur een persoon uit de woning van verdachte komt gelopen in de richting van de Hamstraat. Omstreeks 00:59 uur keert de persoon weer terug naar de [adres 7] . Omstreeks 01:00 uur wordt er door de getuige [getuige 5] een brandlucht geroken en omstreeks 01:13 uur komt er een melding binnen van een autobrand. Verbalisanten gingen ter plaatse en nadat de brand was geblust zagen zij verdachte uit zijn woning komen. Zij zagen dat hij een vest droeg, blauw van kleur met een soort oranje sluiting. Hij had een wit t-shirt in zijn handen. Zij roken aan zijn adem dat hij flink alcohol had gedronken. Mevrouw [slachtoffer] en verbalisant [verbalisant 1] herkennen verdachte op de beelden aan zijn loopje en aan zijn kleding. Beiden hebben onderbouwd waarom zij verdachte herkennen en dat zij verdachte al langere tijd kennen. De rechtbank acht deze herkenningen betrouwbaar.
De rechtbank acht, gelet op de voornoemde bevindingen van de politie, de tijdslijn, de soortgelijke werkwijze bij het stichten van de brand (onder invloed van alcohol, naar de brand kijken, autobrand dichtbij woning verdachte, de brand is gesticht aan de voorzijde van de auto) en de omstandigheid dat verdachte geen redengevende en eenduidige verklaring heeft gegeven voor al deze bevindingen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde autobrand op 28 mei 2019 waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was, te weten de aanwezige goederen in de personenauto en de nabij geparkeerde personenauto.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 5.
Aangeefster [slachtoffer] heeft bij haar aangifte – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [39]
Op woensdag 15 mei 2019 tussen 13:00 uur en 13:25 uur was ik thuis en wilde ik in mijn auto stappen om ergens heen te gaan. Ik zag dat er vlak bij mijn auto een vrachtwagentje van de gemeente stond, een pick up auto. Ik zag dat er twee mannen bij stonden die bezig waren met de bakken in de straat, de bloembakken. Ik zag vervolgens ook dat de mij bekende [verdachte] met zijn hond bij hen stond. Ik negeer [verdachte] eigenlijk altijd maar één van de mannen van de gemeente zei goedendag tegen mij, dus ik zei goedendag terug. Ik zei tegen hem: ”Maak er wat moois van”, hierbij doelde ik op de bloembakken.
Vervolgens zei deze man tegen mij: “Je hebt een mooie nieuwe auto”. Ik zei toen: ”Ja mijn vorige auto is in de fik gezet”. Ik hoorde vervolgens [verdachte] schreeuwen: “Ja heb ik wel gehoord dat jij hebt verteld dat ik dat heb gedaan”. Vervolgens hoorde ik hem zeggen: “Jij moet je bek dicht houden”. Ik zag dat hij mijn kant op keek toen hij dit riep.
Ik zei toen: “Jij moet dan niet de politie bellen vijf minuten voordat je iets in de fik gaat zetten”. Ik hoorde hem vervolgens roepen: “Ik maak jou kapot! Ik maak je auto kapot!” Tussen deze zinnen door zei hij nog iets, maar dat heb ik niet helemaal verstaan. Ik heb hem vervolgens nog horen zeggen: “Ik maak je huis kapot”. Ik ben bang dat hij zijn dreigementen waarmaakt, dat hij mij echt een keer kapot maakt en dat ik het te laat door heb.
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie – zakelijk weergeven – als volgt verklaard: [40]
Op woensdag 15 mei 2019 omstreeks 10:30 uur was ik werkzaam bij de gemeente Grave op de [straat 1] . Ik was samen met mijn collega [getuige 2] werkzaam met het schoonmaken van bloembakken. Ik zag dat mevrouw [slachtoffer] naar buiten kwam gelopen welke aldaar woonachtig is. Ik zag dat zij naar een auto liep welke aan de straat geparkeerd stond en ik vroeg of ze een nieuwe auto had gekocht. Ik hoorde dat die bovenbuurman meteen begon te schelden met “Vieze vuile teringhoer”, in de richting van mevrouw [slachtoffer] . Ik hoorde de man roepen “Jij hebt mij beschuldigd dat ik jouw auto in de fik heb gestoken”. Ik zei tegen de bovenbuurman dat hij normaal moest doen. Vervolgens hoorde ik dat de bovenbuurman zei tegen mevrouw [slachtoffer] : “Ik kom nog een keer naar je toe en ram je helemaal in elkaar in de auto”, of woorden van gelijke strekking. Ik hoorde dat de bovenbuurman nog even doorging met vloeken en tieren in de richting van mevrouw [slachtoffer] .
Getuige [getuige 2] heeft – zakelijk weergeven – als volgt verklaard: [41]
Op woensdag 15 mei 2019 omstreeks 11:00 uur was ik werkzaam voor de gemeente Grave op de [straat 1] in Grave. Ik was aldaar samen met collega [getuige 1] bloembakken aan het schoonmaken. Er stond een voor mij onbekende man met hond met ons te kletsen. Vervolgens zie ik een vrouw naar buiten komen lopen uit het gebouw waar ook de [locatie 1] zit gevestigd. Ik hoorde dat er richting de vrouw werd geroepen “Heb je een nieuwe auto gekocht”. Ik hoorde de vrouw hierop roepen in de richting van de man: “Als jij mijn auto niet in de fik had gestoken was dit niet nodig geweest”. Vervolgens zag en hoorde ik dat de man begon te schreeuwen en te schelden tegen de vrouw. Er ontstond over en weer een woordenwisseling maar er werd voornamelijk door de man gescholden richting de vrouw. Op een gegeven moment hoorde ik de man roepen naar de vrouw: “Ik maak je kapot wijf”. Hierop zeiden ik en mijn collega dat de man normaal moest reageren. Ik weet niet meer wat er allemaal exact is gezegd en gescholden.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 22 september 2020 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [42]
Ik stond die dag samen met mijn hond bij twee medewerkers van de gemeente Grave die de bloembakken schoon aan het maken waren. Mevrouw [slachtoffer] kwam naar buiten. Eén van die medewerkers riep dat mevrouw [slachtoffer] een mooie nieuwe auto had. Toen zei mevrouw [slachtoffer] dat als ik haar auto niet in de fik had gestoken, zij geen nieuwe auto had hoeven kopen. Ik heb toen vieze teringhoer of kankerwijf geroepen.
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling door haar de woorden toe te voegen: “ik maak jou kapot” en “ik kom nog een keer naar je toe en ram je helemaal in elkaar in de auto”. De verklaring van aangeefster is voldoende betrouwbaar en wordt ondersteund door de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en door de verklaring van verdachte dat hij die dag daar aanwezig was en aangeefster heeft uitgescholden.
Voorwaardelijk verzoek.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting bepleit dat indien de rechtbank niet tot vrijspraak komt, het noodzakelijk is dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] worden gehoord. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij niet de gelegenheid heeft gekregen deze verklaringen op betrouwbaarheid en geloofwaardigheid te toetsen. De rechtbank stelt vast dat een eerder verzoek tot het horen van deze twee getuigen op de terechtzitting van 3 oktober 2019 is afgewezen, wegens onvoldoende onderbouwing van dit verzoek.
De rechtbank wijst het voorwaardelijk verzoek van de raadsvrouw af. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht om op de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te beslissen. Dat de verdediging niet in staat is geweest de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] te ondervragen staat er niet aan in de weg dat die verklaringen voor het bewijs worden gebezigd, mits is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, in het bijzonder doordat de bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaringen wordt gebaseerd. De rechtbank is, zoals hiervoor is uiteengezet, van oordeel dat het dossier naast de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , ondersteunend bewijsmateriaal bevat, zoals de verklaring van aangeefster [slachtoffer] en de verklaring van verdachte zelf. Op basis van de toelichting van de raadsvrouw ziet de rechtbank bovendien geen noodzaak om de getuigen te horen.
Ten aanzien van feit 6.
Omdat verdachte ter terechtzitting van 22 september 2020 het ten laste gelegde feit 6 heeft bekend en zijn raadsvrouw geen bewijsverweer heeft gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen ex artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering:
- een proces-verbaal analyse printlijsten; [43]
- een proces-verbaal van bevindingen betreffende misbruik 112; [44]
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 september 2020. [45]
Bewijsmiddelen ten aanzien van parketnummer 01/860349-19. [46]
Verbalisant [verbalisant 18] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [47]
Ik ben kinderporno rechercheur en gecertificeerd voor het beoordelen van kinderpornografisch beeldmateriaal. In het opsporingsonderzoek contra [verdachte] zijn op 24 juni 2019 de navolgende goederen in beslag genomen: Notebook HP, Notebook Acer Aspire One, Telefoon Nokia en Smartphone Galaxy. Alle in het onderzoek betrokken goederen heb ik visueel gecontroleerd op de kennelijke aanwezigheid van kinderpornografische afbeeldingen. Vervolgens heb ik vastgesteld dat hierop in ongeveer 280 afbeeldingen voorkwamen die volgens de bovengenoemde criteria kinderpornografisch zijn. Het betreft hier 280 foto afbeeldingen en 1 videobestand. Het goed, Notebook HP, is onderzocht en daarop is wel strafbaar materiaal aangetroffen. Op de overige gegevensdragers zijn geen strafbare afbeeldingen aangetroffen.
Deze afbeeldingen zijn afkomstig uit de bestanden die normaal en zonder speciale software door de gebruiker te benaderen en zichtbaar zijn (aanwezig/accessible/A en Prullenbak/Recycle Bin/R). Verder zijn door mij afbeeldingen op de gegevensdragers aangetroffen maar die niet zonder meer op een voor een normale gebruiker reguliere plaats zijn aangetroffen maar die wel op enig moment benaderd zijn geweest of te benaderen zijn. Gaat in deze om de afbeeldingen welke via de applicatie Skype zijn gedeeld.
Het merendeel van de aangetroffen als strafbaar beoordeelde afbeeldingen betreffen afbeeldingen waarvan mij ambtshalve bekend is dat deze al langer over het internet rondwaren en regelmatig worden aangetroffen in onderzoeken overtreding artikel 240b SR. Het merendeel van de afbeeldingen zijn afbeeldingen waarop een persoon afgebeeld welke de leeftijd van 18 jaren ogenschijnlijk nog niet heeft bereikt in een schijnbaar geregisseerde niet natuurlijke pose. Veelal is de focus van de afbeelding gericht op het schaamgedeelte en draagt de minderjarige niet bij de leeftijd passende kleding of dusdanige kleding dat de nadruk op het schaamgedeelte ligt omdat de kleding (te) strak zit/is. In de chatgesprekken waarbij/ in ze zijn verzonden lees ik in die gesprekken dat het inhoudelijk gaat over een duidelijk seksuele strekking. Hoewel dus regelmatig sprake is van het gegeven dat ik zie dat de op de afbeeldingen afgebeelde personen kleding dragen is er naar mijn oordeel bij deze fotoafbeeldingen ogenschijnlijk sprake van een vervaardiging met een onmiskenbare seksuele strekking. De leeftijd van de afgebeelde meisjes beoordeel ik voor het grootste gedeelte van de afbeeldingen tussen de tien tot veertien jaar oud.
Beschrijving afbeeldingen collectiescan
LIVE: [accountnaam 2] :
Volgens de aan de chat gekoppelde datumvermeldingen heeft het account [accountnaam 1] contact met het account live: [accountnaam 2] in de periode tussen 19 november 2016 en 25 november 2016. Initiatief tot het maken van contact lag bij de accounthouder [accountnaam 1] . In deze periode worden er door het contact meerdere afbeeldingen verzonden. Een aantal van de afbeeldingen zijn door mij als kinderpornografisch beoordeeld. In de chat stuurt accounthouder [accountnaam 1] aan op een ontmoeting maar ziet daar later weer vanaf waarbij hij aangeeft dat hij dat doet op aanraden van zijn psychologe.
1. Bestandsnaam: [bestandnaam 3]
Verzonden door: live: [accountnaam 2]
Datum: 20 november 2016
Ik zie een meisje. Het meisje staat in ogenschijnlijk geregisseerde poserende houding. Het meisje staat met het lichaam wat naar rechts gedraaid op de afbeelding. Het meisje draagt een bikinihesje. Verder draagt zij een ogenschijnlijk soort tangaslip, ogenschijnlijk niet behorende bij het hesje. Het meisje bevindt zich niet in een natuurlijke omgeving. Ik zie bij het meisje nog geen borstvorming. Ik schat de leeftijd van het meisje tussen de tien tot twaalf jaar oud.
2. Bestandsnaam: [bestandnaam 4]
Verzonden door: live: [accountnaam 2]
Datum: 21 november 2016
Ik zie een meisje. Het meisje is gekleed in een hemdje en een slip. Het meisje zit met de benen gespreid en de onderbenen opgetrokken en steunend op de handen die zij iets achter haar heeft geplaatst. Het is een ogenschijnlijk geregisseerde, niet natuurlijke houding. Het schaamgedeelte is centraal in de afbeelding te zien en ik zie dat het broekje dusdanig straf of opgetrokken zit dat de spleet tussen de labia duidelijk zichtbaar is. Ik zie dat er sprake is van borstontwikkeling. Ik schat de leeftijd van het meisje tussen de twaalf tot veertien jaar oud.
(opmerking verbalisant: accounthouder [accountnaam 1] maakt er ook een opmerking over in de chat. Ik lees: “de tweede foto is wel goed je kunt bijna je lipjes zien zo strak had je je slipje aan getrokken he?”.)
[accountnaam 3] :
Volgens de aan de chat gekoppelde datumvermelding(en) heeft het account [accountnaam 1] contact met het account [accountnaam 3] in de periode tussen 16 december 2016 en 2 mei 2018. Initiatief tot het maken van contact lag bij de accounthouder [accountnaam 3] . In deze periode worden er over en weer afbeeldingen verzonden. Het aantal van de afbeeldingen zijn door mij als kinderpornografisch beoordeeld. Er is sprake van zowel ontvangen als verzonden (verspreiden van) afbeeldingen.
3. Bestandsnaam: [bestandnaam 5]
Verzonden door: [accountnaam 3]
Datum: 16 december 2016
Ik zie een meisje. Ik zie dat zij geheel naakt is en op haar rug ligt. Het meisje ligt met de benen gespreid. Ik zie de vulva van het meisje centraal in beeld. Ik zie nog geen beharing in de schaamstreek. Ik zie dat er sprake is van borstontwikkeling. Ik schat de leeftijd van het meisje tussen de twaalf en veertien jaar oud.
(opmerking verbalisant: in de chat vermeld het contact: “toen was ik 13”)
4. Bestandsnaam: [bestandsnaam 1]
Verzonden door: [accountnaam 1]
Datum: 26 februari 2018
Afbeelding die hij deelt met drie contacten. Afbeelding van een meisje wat op haar rug ligt met een balletpakje en hoge kousen. Het meisje heeft haar benen omhoog getrokken tot boven haar hoofd en houdt de benen vast met haar handen. Haar schaamstreek is centraal in beeld te zien. Het pakje zit zo strak dat de speelt tussen de labia goed zichtbaar is. Het betreft een “bekende” afbeelding van een meisje waarvan zeer veel als kinderpornografische beoordeelde afbeeldingen in omloop zijn met de naam: [meisjesnaam] . Bij het meisje is nog geen sprake van zichtbare borstontwikkeling. Ik schat de leeftijd van het meisje tussen de acht en tien jaar oud.
5. Bestandsnaam: [bestandnaam 7]
Verzonden door: [accountnaam 1]
Datum: 11 maart 2018
Ik zie een meisje. Het meisje is geheel naakt. Het meisje bevindt zich op ogenschijnlijk een bed. Het meisje zit op bed in een houding waarbij zij steunt op de onderbenen en de handen. (hondjeshouding). Het meisje is van achteraf gefotografeerd en het meisje kijkt over de rechterschouder in de richting van het opname apparaat. Haar billen en vulva zijn centraal in beeld te zien. Er is geen sprake van zichtbare beharing. Ik schat de leeftijd van het meisje tussen de tien tot twaalf jaar oud. De afbeelding betreft een “bekende” kinderpornografische afbeelding welke al langere tijd op het internet rondwaart.
6. Bestandnaam: [bestandnaam 8]
Verzonden door: [accountnaam 3]
Datum: 11 maart 2018
Ik zie een afbeelding waarbij is ingezoomd op het naakte schaamgedeelte van een meisje. Ik zie haar vulva. Ik zie dat er (nog) geen sprake is van haargroei. Er is zodanig ingezoomd dat er naar mijn oordeel GEEN sprake is van het scheren van de beharing maar dat er dus (nog) geen sprake is van echte haargroei. Derhalve is deze afbeelding door mij als kinderpornografisch beoordeeld. Ik schat de leeftijd van het meisje wat is afgebeeld tussen de acht tot tien jaar oud.
15. Bestandsnaam: [bestandsnaam 2]
Datum 10 februari 2019
Verzonden door: [accountnaam 1]
Ik zie een meisje. Het meisje is geheel naakt. Het meisje zit op een bed met de benen gespreid. Onder haar ligt een naakte man. Ik zie dat ogenschijnlijk het lichaam van het meisje vaginaal gepenetreerd wordt door de penis van de man. Ik zie dat er bij het meisje sprake is van borstvorming. Ik zie dat er duidelijk sprake is van verheffing van de tepelhof. Het meisje draagt in haar haar een haarband. Ik schat de leeftijd van het meisje tussen de veertien tot zeventien jaar oud. Onderin zie ik staan: [accountnaam 4]
VIDEOBESTAND:
20. bestandsnaam: [bestandnaam 2]
Datum 12 juni 2017
Duur 4 minuten en 30 seconden.
In kleur. Geen geluid
Ik zie een videobestand. In aanvang zie ik een meisje voor de camera zitten waarvan ik alleen het bovenlichaam in beeld zie net onder de navel tot de neus in beeld. Na ongeveer 1 minuut 32 seconden zie ik dat zij haar shirt uittrekt en dan nog gekleed in een bh in beeld te zien is. Na 12 minuten en 32 seconden zie ik dat zij met de handen naar de rug gaat en dat zij haar bh los maakt. Ik zie dat er sprake is van borstvorming en duidelijk ook sprake is van verheffing van de tepelhof. Vervolgens zie ik haar na ongeveer 3 minuten en 10 seconden met de beiden handen naar de ontblote borsten gaan en dat zij die betast door ze vast te pakken en er in te knijpen en zie ik dat zij na 3 minuten en 30 seconden de tepels vastpakt tussen de duimen en de vingers. Na 4 minuten 30 seconden stopt het bestand. Gezien de lichamelijke ontwikkeling van het meisje schat ik de leeftijd tussen de veertien en zestien jaar oud.
Zoektermen:
Door mij zijn meerdere zoektermen aangetroffen welke ogenschijnlijk duiden op een zoekslag naar materiaal met een seksuele strekking. Gaat dan niet alleen om termen naar niet strafbaar materiaal maar ook om termen waardoor het niet onwaarschijnlijk is dat met als resultaat data te zien kan krijgen waarop minderjarigen staan afgebeeld en/of betrokken zijn. Ik zie dat volgens de datumvermelding de eerste vraagstelling die ik als ‘bijzonder’ heb aangetroffen dateerde van 21 januari 2016. Ik zie dat de laatste als bijzonder aangetroffen dateerde van 20 juni 2019.
Chatgesprekken:
In de data zijn door mij chatgesprekken aangetroffen. Ik zie hierbij dat er meerdere mappen zijn aangemaakt waarbij ook de naam van de verdachte als mapnaam staat vermeld. In totaal zijn op deze gegevensdragers 26.690 chatberichten aangetroffen. Binnen deze gesprekken heb ik meerdere afbeeldingen aangetroffen waarop verdachte [verdachte] meermaals zichtbaar en herkenbaar staat afgebeeld.
Chatgesprekken waarbij sprake is van delen van kinderpornografische afbeeldingen:
In totaal heb ik van 10 skype chatcontacten gesprekken aangetroffen waarbij er tussen de Skype accounthouder [accountnaam 1] en het andere contact sprake is geweest van het verzenden en/of ontvangen van als kinderpornografisch beoordeelde afbeeldingen. Bij een aantal van deze gesprekken is sprake van meer dan 2000 chats per contact.
Verder las ik in een van de chats dat de accounthouder aangeeft dat hij een bepaalde leeftijd voorkeur heeft.
Ik lees: [accountnaam 5] : maar valt u op kinderen?
[accountnaam 1] : op de leeftijd van 13 a 14 jaar ja klopt wel een beetje.. maar dit wist je al he moppie
Verbalisant [verbalisant 18] heeft aanvullend – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [48]
Ik had in dat proces-verbaal vermeld dat volgens de aan de als strafbaar beoordeelde afbeeldingen deze vermoedelijk in de periode van 4 november 2016 en 16 maart 2016 in het bezit zijn gekomen of althans opgeslagen waren op de gegevensdrager. Bij de datum
16 maart 2016 is sprake van een verschrijving. Hier dient te worden gelezen 16 maart 2019.
Verdachte heeft bij de politie op 10 september 2019 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [49]
Die zwarte laptop waarover jullie het hebben is gewoon van mij.
V: [verdachte] , die HP laptop hoelang heb jij die dan nu in jou bezit? Kan het zijn 2015/2016, zou dat kunnen?
A: Ja, dat zou kunnen.
V: Maar heb jij dan wel chats gevoerd met anderen die beweren dat ze 13, 14 of 15 jaar oud zijn?
A: Zou goed kunnen ik weet het niet meer.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 22 september 2020 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [50]
U vraagt mij of de aangetroffen chatgesprekken door mij zijn gevoerd. De chatgesprekken zijn door mij gevoerd. Ik heb mij nooit anders voorgedaan, ik gebruikte mijn eigen naam en leeftijd.
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat op de laptop van verdachte toegankelijke kinderpornografische afbeeldingen en een video zijn aangetroffen. De rechtbank overweegt dat iemand in beginsel zelf verantwoordelijk is voor de toegankelijke bestanden die op de harde schijf in zijn of haar eigen computer staan. Verdachte heeft verklaard dat hij niet begrijpt hoe al deze afbeeldingen op zijn laptop terecht zijn gekomen. Ook heeft hij aangegeven dat zijn deur altijd openstond en er ook andere mensen bij zijn computer konden komen. Verder zou hem een video en een aantal foto’s zijn toegestuurd door [bekende 1] . Maar van de overige aangetroffen afbeeldingen had hij geen wetenschap. De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig en overweegt hiertoe als volgt.
In het dossier bevinden zich afdrukken van een groot aantal chatgesprekken die verdachte heeft gevoerd via Skype. Ter terechtzitting van 22 september 2020 heeft verdachte ook verklaard dat de aangetroffen chatgesprekken door hem zijn gevoerd. Uit de inhoud van de gesprekken blijkt dat hij (pedo)seksueel getinte gesprekken voerde met vermeende minderjarige meisjes. Tijdens deze chats werden ook kinderpornografische foto’s en een video uitgewisseld. In samenhang bezien met de op de laptop aangetroffen door verdachte ingevoerde zoektermen, kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat verdachte telkens op zoek was naar kinderporno en wist van de aanwezigheid daarvan op zijn laptop. Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend worden bewezen verklaard dat verdachte kinderporno heeft aangeboden, verspreid en in zijn bezit heeft gehad.
Gelet op de relatief geringe hoeveelheid kinderporno die op de laptop is aangetroffen acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte daarvan een gewoonte heeft gemaakt. Voor dit gedeelte van de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 01/879513-19:
Ten aanzien van feit 1:
op 10 november 2018 te Grave, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof en/of materiaal, ten gevolge waarvan een personenauto merk Toyota, met [kenteken 1] geheel is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor de in die personenauto Toyota aanwezige goederen, te duchten was.
Ten aanzien van feit 2:
op 17 februari 2019 te Grave, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof en/of materiaal, ten gevolge waarvan een personenauto merk Renault, met [kenteken 2] geheel is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor de in die personenauto Renault aanwezige goederen en de zich de in de buurt van die personenauto Renault bevindende goederen te weten de nabij geparkeerde personenauto merk Jeep, met [kenteken 3] en de buitengevel en intercominstallatie en ramen van het naastgelegen appartementencomplex en levensgevaar voor een of meer aanwezige personen in het naastgelegen appartementencomplex gelegen aan de [adres 2] , te duchten was.
Ten aanzien van feit 3:
op 18 mei 2019 te Grave, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof en/of materiaal, ten gevolge waarvan een personenauto merk Suzuki, met [kenteken 4] geheel is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor de zich in de buurt van die personenauto Suzuki bevindende goederen te weten de nabij geparkeerde personenauto merk Volvo, met [kenteken 5] en een stroom verdeelkast en de gevel van het naastgelegen appartementencomplex/woningen en levensgevaar voor een of meer aanwezige personen in het naastgelegen appartementencomplex/woningen te duchten was.
Ten aanzien van feit 4:
op 28 mei 2019 te Grave, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof en/of materiaal, ten gevolge waarvan een personenauto merk Peugeot, met [kenteken 6] geheel is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor de in die personenauto Peugeot aanwezige goederen en de zich in de buurt van die personenauto Peugeot bevindende goederen te weten de nabij geparkeerde personenauto merk Mazda te duchten was.
Ten aanzien van feit 5:
op 15 mei 2019 te Grave, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen 'ik maak jou kapot' en 'ik kom nog een keer naar je toe en ram je helemaal in elkaar in de auto'.
Ten aanzien van feit 6:
op 26 januari 2019 te Grave, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, 26 keer gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112.
Ten aanzien van parketnummer 01/860349-19:
op tijdstippen in de periode van 4 november 2016 tot en met 24 juni 2019 te Grave, meermalen, telkens afbeeldingen, te weten foto's en een video en gegevensdragers
bevattende afbeeldingen, te weten een notebook (HP), van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken heeft verspreid door de afbeeldingen in chatgesprekken op Skype te verzenden, aangeboden door de afbeeldingen in chatgesprekken op Skype te verzenden en in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
- bestandnaam: [bestandnaam 1]
en
het met de hand aanraken van borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
- bestandnaam: [bestandnaam 2]
en
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en poseert in een omgeving in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij haar leeftijd past en door het camerastandpunt en de onnatuurlijke pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden, waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
- bestandnaam: [bestandnaam 3]
- bestandnaam: [bestandnaam 4]
- bestandnaam: [bestandnaam 5]
- bestandnaam: [bestandsnaam 1]
- bestandnaam: [bestandnaam 7]
- bestandnaam: [bestandnaam 8] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officieren van justitie.
De officieren van justitie hebben gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Daarnaast hebben de officieren van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Tot slot hebben zij gevorderd aan verdachte op te leggen een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, zijnde een contact/locatieverbod voor de gemeente Grave dan wel voor de [straat 1] te Grave in een straal van 1 kilometer, dan wel aan verdachte op te leggen een gedragsbeïnvloedende maatregel als omschreven in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken voor alle ten laste gelegde brandstichtingen en voor de bedreiging. Wat resteert rechtvaardigt geen langere gevangenisstraf dan verdachte thans in voorlopige hechtenis verblijft. De raadsvrouw heeft dan ook gevraagd de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen. Ook rechtvaardigen deze feiten geen maatregel zoals de terbeschikkingstelling. De veiligheid eist het opleggen van een maatregel hiervoor niet.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal brandstichtingen van personenauto’s. Brandstichting is een zeer ernstig feit, met name vanwege de verstrekkende gevolgen die het met zich mee kan brengen. De door verdachte aangestoken branden hebben gevaar veroorzaakt voor nabijgelegen auto’s en nabijgelegen appartementencomplexen. Door brand te stichten nabij appartementencomplexen heeft verdachte ook gevaar veroorzaakt voor de aanwezige bewoners. Daarbij hebben alle brandstichtingen in de nachtelijke uren plaatsgevonden, waardoor het gevaar (slapende mensen) en de angst van de omwonenden nog groter werd. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij, zonder rekening te houden met de levens en goederen van anderen, tot zijn daden is gekomen. Voor de gedupeerden hebben de branden veel schade, overlast en frustratie veroorzaakt. De door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben grote onrust veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap Grave en hebben gevoelens van angst en onveiligheid opgeroepen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van aangeefster [slachtoffer] , door haar dreigend de woorden toe te voegen: “ik maak jou kapot, en ik kom nog een keer naar je toe en ram je helemaal in elkaar in de auto”. Deze ervaring zal voor aangeefster, in combinatie met de brand van haar auto en de andere autobranden die in Grave plaatsvonden waarvan zij verdachte al verdacht, zeer beangstigend zijn geweest. Dat dat ook daadwerkelijk het geval is, blijkt ook uit de slachtofferverklaring die aangeefster ter zitting heeft afgelegd.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan misbruik van een noodnummer. Het bellen naar een alarmnummer zonder dat daartoe een noodzaak bestaat, geeft overlast en maakt het voor anderen, die wel dringend hulp nodig hebben, wellicht onmogelijk op tijd in contact te treden met hulpdiensten. Dit kan mensenlevens in gevaar brengen.
Tot slot zijn er op de laptop van verdachte kinderpornografische foto’s en een kinderpornografische video gevonden. Verdachte heeft dit soort afbeeldingen jarenlang verzameld, bewaard en verspreid. Mensen zoals verdachte houden de kinderporno-industrie en daarmee het misbruik van kinderen over de hele wereld in stand. Kinderporno gaat bijna altijd gepaard met psychologisch en emotioneel geweld waaraan deze kinderen trauma’s voor het leven overhouden. Naast het misbruik is het voor slachtoffers ook schadelijk dat de afbeeldingen lange tijd blijven rondgaan en zij dus de rest van hun leven worden geconfronteerd met het misbruik. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Ook heeft de rechtbank uitspraken van deze rechtbank en andere rechtscolleges voor soortgelijke feiten betrokken bij het bepalen van de straf.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig eerder is veroordeeld, ook deels voor soortgelijke feiten. Kennelijk hebben deze veroordelingen verdachte er niet van weerhouden de onderhavige strafbare feiten te plegen.
Uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport van het Pieter Baan Centrum, opgesteld door I.W.J. ten Post, GZ-psycholoog en T.W.D.P. van Os, psychiater en onder supervisie van P.E. Geurkink, GZ-psycholoog en een milieuonderzoek opgesteld door R.M.G. van Westerlaak d.d. 31 juli 2020 blijkt het volgende:
“Betrokkene laat zich gedurende de onderzoeksperiode kennen als een onrijpe, weinig gedifferentieerde man met gedrag dat niet passend is bij zijn leeftijd en grensoverschrijdend is. Hij groeide op in ongunstige omstandigheden met een belaste familieanamnese met onder andere alcoholmisbruik van beide ouders, een kwetsbare moeder en met ouders die beiden contacten hadden met de GGZ. Er was sprake van affectieve en pedagogische verwaarlozing. Daarnaast was er sprake van vroeg ouderverlies. De ouders verongelukten toen hij 9 jaar was. Alcohol speelde een rode draad in het gezin en vermoedelijk dronk betrokkene al alcohol vanaf zijn 10e jaar of mogelijk nog eerder. In een opvangtehuis was hij niet te handhaven en in een pleeggezin werd hij (waarschijnlijk) seksueel misbruikt door zijn pleegvader. Het verloop van zijn leven toont disfunctioneren op meerdere terreinen zoals op het gebied van werk, relaties, middelengebruik, het houden aan regels, normen en waarden en vele justitiecontacten. Een eerdere behandeling in de Pompekliniek in het kader van een tbs met bevel tot verpleging heeft geen verbetering in zijn functioneren opgeleverd.
Op basis van zijn levensloop en langdurig disfunctioneren kan – van een afstand kijkend – gesteld worden dat er bij betrokkene sprake is van een gebrekkige ontwikkeling. Het is duidelijk dat er heel veel probleemgebieden zijn en dat deze ook duurzaam zijn. Om de gebrekkige ontwikkeling verder te differentiëren en te duiden is er meer onderzoek nodig hetgeen betrokkene geweigerd heeft. De gebrekkige ontwikkeling zou in het geval van betrokkene vooral kunnen samenhangen met een verstandelijke beperking. Hij werd in het verleden beschreven als een man met geringe sociale, praktische en intellectuele vaardigheden. Vanuit de groepsobservatie zijn voor de beperkte intellectuele vaardigheden ook wel aanwijzingen. Er zijn in de levensloop geen aanwijzingen dat betrokkene zich heeft ingespannen om bijvoorbeeld algemene schoolkennis bij te spijkeren dan wel verdere opleiding te zoeken en of te volgen. Het is niet waarschijnlijk dat hij wat betreft deze vaardigheden vooruitgang heeft geboekt. De verstandelijke vermogens van betrokkene konden echter niet worden getest en onderzocht in het huidige onderzoek omdat hij het onderzoek weigerde.
De gebrekkige ontwikkeling zou tevens ook deels kunnen samenhangen met de aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis. Deze werd eerder in zijn leven vastgesteld, namelijk een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en met borderline kenmerken. Betrokkene voldoet aan de algemene criteria van een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen die afwijken van de verwachtingen zoals blijkt uit de (in)adequaatheid van de emotionele reacties van onderzochte en het functioneren in het contact met anderen, de diverse terreinen waarin dit patroon zich voordoet en de significantie van de beperkingen in het functioneren van betrokken en de stabiliteit en lange duur van de disfunctioneren. Er is een patroon van gebrek aan achting voor en schending van de rechten van anderen (antisociale trekken) er is een patroon van dwingend gedrag van een man, die overtuigd is van zijn eigen gelijk en snel gekrenkt is (narcistische trekken). Er is geregeld sprake van suïcidale gedachten en suïcidale uitingen met een manipulatief karakter. Betrokkene wordt verder beschreven als iemand die de neiging heeft anderen tegen elkaar uit te spelen, te splitsen (borderline trekken). Naar weten van onderzoekers heeft betrokkene nooit een behandeling gehad vanwege de eerder – maar na de tbr-behandeling – vastgestelde persoonlijkheidsstoornis. Het is niet waarschijnlijk dat deze stoornis vanzelf is opgelost. Maar in hoeverre er een aandeel is van een persoonlijkheidsstoornis in de gebrekkige ontwikkeling is onduidelijk, zeker in verhouding tot een mogelijke verstandelijke beperking.
Daar doorheen speelt een rode draad in zijn leven, namelijk zijn alcoholgebruik. Betrokkene heeft destijds zijn tbs-delict gepleegd onder invloed van alcohol. Het ging om het stichten van brand met als gevolg dat daarbij een dodelijk slachtoffer viel. Nadien heeft betrokkene zijn alcoholgebruik voortgezet en kwam opnieuw tot brandstichting waarvoor hij werd veroordeeld. Er zijn verder diverse aanwijzingen dat betrokkene sindsdien zijn alcoholgebruik niet onder controle heeft. (…)
Onderzoekers concluderen tot een stoornis in gebruik van alcohol waarvan de ernst en etiologie onduidelijk is gebleven. Onduidelijkheid is blijven bestaan omtrent zijn seksueel grensoverschrijdend gedrag. Onderzoekers hebben geen zicht gekregen op zijn seksualiteit.
Op basis van de geraadpleegde stukken zou men kunnen veronderstellen dat er bij betrokkene diverse aanwijzingen zijn voor pyromanie. Onduidelijk is of hij ook zonder alcohol gefascineerd is door brand, vuur, brandstichting. Intoxicatie door alcohol sluit pyromanie uit. In de brandstichting waarvoor destijds de tbs-maatregel werd opgelegd en waarbij een slachtoffer viel was er sprake van een wraakmotief hetgeen pyromanie uitsluit. Het meest waarschijnlijk is dat brandstichting een onderdeel is van zijn antisociaal arsenaal om met zijn ongenoegens en behoefte aan aandacht om te gaan.
De kern van de psychopathologie die thans onderbouwd kan worden is de gebrekkige ontwikkeling die van jongs af aan aanwezig is. Daarnaast is er sprake van een stoornis in gebruik van alcohol. (…)
De gebrekkige ontwikkeling en de stoornis in gebruik van alcohol bestonden ook ten tijde van hetgeen betrokkene ten laste wordt gelegd.
Betrokkene heeft niet met onderzoekers gesproken over de hem ten laste gelegde feiten. Het is onduidelijk of en in hoeverre de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten heeft beïnvloed en een doorwerking had in de hem ten laste gelegde feiten indien bewezen. Betrokkene schopt al heel lang tegen de buitenwereld maar kan ook vriendelijk zijn. Betrokkene laat ook grensoverschrijdend gedrag zien zonder dat hij alcohol heeft gebruikt. Het is dus wel te onderbouwen dat het niet alleen de alcohol is die zijn disfunctioneel gedrag mogelijk maakt. Al met al kan een doorwerking van de gebrekkige ontwikkeling niet onderbouwd worden. Ondergetekenden onthouden zich op grond van het voorgaande van een gedragskundig advies omtrent het toerekenen betreffende alle feiten die hem ten laste worden gelegd.
Vanwege het weigeren van het onderzoek kan er geen geïndividualiseerde op psychopathologie gebaseerde risicoprognose worden gemaakt. Wel kan gesteld worden op basis van louter statistische (historische) factoren zoals omschreven in de HKT-R dat er statistisch een hoog risico is voor algemeen geweld. Daarbij komt dat volgens de SAPROF die beschermende factoren in kaart brengt, er nauwelijks beschermende factoren aanwezig zijn.
Gezien de uitkomsten van het onderzoek onthouden de ondergetekenden zich van aanbevelingen voor interventies die het eventuele recidivegevaar kunnen beperken en van een advies omtrent een eventueel juridisch kader waarbinnen dit zou moeten plaatsvinden.”
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de zaak van verdachte moet worden afgedaan met een gevangenisstraf, of dat er aanleiding is om verdachte (eventueel daarnaast) een strafrechtelijke maatregel, zoals terbeschikkingstelling, al dan niet met verpleging van overheidswege, op te leggen.
Om de maatregel van terbeschikkingstelling te kunnen opleggen dient, op grond van het eerste lid van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, de vraag te worden beantwoord of bij verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, alsmede of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist. Voorts is volgens de wet voor een last tot terbeschikkingstelling een advies van twee gedragsdeskundigen, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht, vereist.
Uit de hiervoor besproken rapportage blijkt dat verdachte een weigerende observandus is in de zin van artikel 37a, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Op grond van deze bepaling kan ook aan een weigerende observandus de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd. De eis van een (volwaardig) multidisciplinair onderzoek als bedoeld in artikel 37a, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht vervalt in dat geval. Ook dan blijft evenwel vereist dat wordt vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ten tijde van het plegen van het feit of de feiten. Zonder die vaststelling is oplegging van de maatregel niet mogelijk. Het is aan de rechter die over de feiten oordeelt om die vaststelling te doen. De rechter zal zich daarbij in sterke mate moeten laten leiden door de bevindingen en conclusies van de gedragsdeskundigen, maar als de gedragsdeskundigen aan de grenzen komen van wat zij vanuit hun wetenschap kunnen verantwoorden, moet de rechter uiteindelijk oordelen of een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens aanwezig was. Voor de beslissing dient de rechter dan wel voldoende steun te vinden in hetgeen gedragsdeskundigen zo mogelijk wel hebben kunnen vaststellen en hetgeen de rechter verder aan feiten en omstandigheden is gebleken met betrekking tot de persoon van verdachte.
Gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens?
De rechtbank hecht in het bijzonder waarde aan het hiervoor genoemde rapport van het Pieter Baan Centrum van 31 juli 2020, waaruit blijkt dat bij verdachte sprake is van psychopathologie in de vorm van een gebrekkige ontwikkeling die van jongs af aan aanwezig is. Daarnaast is er sprake van een stoornis in gebruik van alcohol. De gebrekkige ontwikkeling en de stoornis in gebruik van alcohol bestonden ook ten tijde van hetgeen verdachte ten laste wordt gelegd. De rechtbank is van oordeel dat het rapport van het Pieter Baan Centrum op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de bevindingen en conclusies van de deskundigen goed zijn onderbouwd. De rechtbank verenigt zich hiermee en maakt deze tot de hare.
Recidiverisico?
Vanwege de weigerende houding van verdachte hebben de onderzoekers geen geïndividualiseerde op psychopathologie gebaseerde risicoprognose kunnen maken. Wel hebben zij gesteld op basis van statistische en historische factoren dat er statistisch een hoog risico is voor algemeen geweld. Daarbij komt dat er nauwelijks beschermende factoren aanwezig zijn.
Conclusie.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de stoornis van verdachte en het daaruit voortkomende recidiverisico zodanig dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om hem onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Teneinde de maatschappij hiertegen te beschermen zal de afdoening van de strafzaak een zo groot mogelijke garantie moeten inhouden dat verdachte behandeld wordt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat behandeling en begeleiding in een strak en gedwongen kader geïndiceerd is. De rechtbank ziet dan ook geen andere mogelijkheid dan om de terbeschikkingstelling van verdachte te gelasten en daarbij te bepalen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden, nu het, gelet op de weigerende houding van verdachte mee te werken aan onderzoeken, niet reëel is dat verdachte daaraan zal meewerken en het, door het gebrek aan medewerking door verdachte, ook niet mogelijk is om passende bijzondere voorwaarden te verbinden aan een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De rechtbank overweegt voorts dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. De hierna te kwalificeren feiten 1 tot met 5 van parketnummer 01/879513-19 en het feit onder parketnummer 01/860349-19 betreffen misdrijven waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts merkt de rechtbank op dat het misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ter beschikking stellen. De rechtbank zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege verpleegd wordt.
De rechtbank is echter tevens van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur, naast de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van verdachte, op zijn plaats. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Om deze reden ziet de rechtbank geen aanleiding de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen, zoals door de raadsvrouw is verzocht.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Vrijheidsbeperkende maatregel (contact- en locatieverbod).
De rechtbank is tot slot van oordeel dat het noodzakelijk is om aan verdachte, ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten een contact- en locatieverbod als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte op te leggen voor de duur van 5 jaren, met een vervangende hechtenis van 1 week per keer dat verdachte dit verbod overtreedt, ten aanzien van aangeefster [slachtoffer] en voor de [straat 1] te Grave in een straal van 1 kilometer. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens aangeefster [slachtoffer] . Verdachte is immers eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en heeft eerst aangeefsters auto in brand gestoken en heeft haar daarna nog bedreigd. Daarom zal de rechtbank bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank ziet geen aanleiding over te gaan tot het opleggen van de maatregel uit hoofde van het bepaalde in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, nu er geen reclasseringsadvies hieromtrent is overgelegd, de hierboven genoemde maatregel (38v) ziet op de eerst komende vijf jaar en – mede gelet op de duur van de vrijheidsstraf – niet valt te verwachten dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege tegen die tijd is afgerond. Ten tijde van een mogelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege zullen actuele voorwaarden worden opgesteld waarbij bezien kan zijn wat dan de situatie is met betrekking tot aangeefster [slachtoffer] .
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van
€ 9.357,66, bestaande uit € 7.757,66 aan materiële schade en uit € 1.600,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ter zake van de ten laste gelegde feiten 1 en 5 onder parketnummer 01/879513-19.
Het standpunt van de officieren van justitie.
De officieren van justitie hebben verzocht de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij naar voren gebracht dat de vaststelling van de schade een te grote belasting vormt voor het strafgeding en dat om deze reden de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Meer subsidiair heeft zij aangevoerd dat de post betreffende het camerasysteem in een te ver verwijderd verband staat.
Het oordeel van de rechtbank.
Het verzoek, voor zover betreffend de geleden materiële schade, is opgebouwd uit de volgende posten:
Inboedel auto € 1.150,00;
Camerasysteem € 4.797,78;
Verlofuren € 1.416,48;
Dermatoloog € 233,40;
Psycholoog € 160,00.
De rechtbank acht de door de benadeelde partij [slachtoffer] opgevoerde en niet weersproken posten 1, 3, 4 en 5 voldoende onderbouwd en de rechtbank is van oordeel dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van de bewezenverklaarde feit 1 en/of 5 en daarom ook voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat de opgevoerde post 2 “camerasysteem” te ver verwijderd is van de ten laste gelegde feiten en zal om deze reden deze post afwijzen. Het camerasysteem is pas een half jaar na de brandstichting geplaatst en kan geen verband houden met de bedreiging onder feit 5, nu deze op dat moment nog niet had plaatsgevonden.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de vordering ten aanzien van de materiële schade gedeeltelijke toewijzen tot een bedrag van € 2.959,88.
Inboedel auto € 1.150,00;
Verlofuren € 1.416,48;
Dermatoloog € 233,40;
Psycholoog € 160,00.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat ook deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde strafbare feit. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade, rekening houdend met in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen aan smartengeld en op grond van redelijkheid en billijkheid, toewijzen tot een bedrag van € 750,00, als een vergoeding van aannemelijk te achten immateriële schade. De vordering tot vergoeding van immateriële schade zal voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de vordering gedeeltelijk toewijsbaar tot een bedrag van € 3.709,88 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf respectievelijk 10 november 2018 (ten aanzien van de post “inboedel auto”) en 15 mei 2019 (ten aanzien van de overige posten) tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag van € 3.709,88 tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf respectievelijk 10 november 2018 (ten aanzien van de post “inboedel auto”) en 15 mei 2019 (ten aanzien van de overige posten) tot aan de dag der algehele voldoening.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] .
De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van
€ 500,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ter zake van het ten laste gelegde feit 2 onder parketnummer 01/879513-19.
Het standpunt van de officieren van justitie.
De officieren van justitie hebben verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen vanwege de bepleite vrijspraak en heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit en acht de vordering daarom in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2019 (factuurdatum) tot de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2019 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7] .
De benadeelde partij [benadeelde 7] heeft een vordering ingediend die niet volledig is ingevuld, maar waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat een bedrag van
€ 189,00 wordt gevorderd bestaande uit materiële schade, ter zake van het ten laste gelegde feit 4 onder parketnummer 01/879513-19.
Het standpunt van de officieren van justitie.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden wegens teveel onduidelijkheden en onvolledigheden.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege een gebrek aan onderbouwing.
Het oordeel van de rechtbank.De rechtbank zal de benadeelde partij wegens een gebrek aan onderbouwing niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, nu de vordering teveel onvolledigheden en onduidelijkheden bevat.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan het verkeer onttrokken dient te worden verklaard, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting dit voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane misdrijven is aangetroffen, dit een voorwerp is met betrekking tot welke het feit onder parketnummer 01/860349-19 is begaan, dit voorwerp toebehoort aan verdachte en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/052594-18.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan meerdere strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f, 37a, 37b, 38v, 38w, 57, 142, 157, 240b en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

Ten aanzien van parketnummer 01/879513-19 feit 1 en feit 4:opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is

Ten aanzien van parketnummer 01/879513-19 feit 2 en 3:opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor personen en goederen te duchten isTen aanzien van parketnummer 01/879513-19 feit 5:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling

Ten aanzien van parketnummer 01/879513-19 feit 6:opzettelijk en zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten

Ten aanzien van parketnummer 01/860349-19:een afbeelding, en een gegevensdrager, bevattende een afbeelding, van een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, was betrokken, verspreiden, aangeboden en in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd

verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen en maatregelen.
Ten aanzien van parketnummer 01/879513-19 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6 en parketnummer 01/860349-19:Een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
en
Ten aanzien van parketnummer 01/879513-19 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 en parketnummer 01/860349-19:
Gelast de terbeschikkingstelling van verdachte met bevel tot verpleging van overheidswege
Vrijheidsbeperkende maatregel ten aanzien van parketnummer 01/879513-19 feit 1 en feit 5:
Legt op de vrijheidsbeperkende maatregel inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze direct of indirect contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ),
en dat veroordeelde wordt bevolen zich gedurende die periode niet in een straal van 1 kilometer van de [straat 1] te Grave zal ophouden.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel, dadelijk uitvoerbaar is.
Maatregel van schadevergoeding:
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 3.709,88 (zegge: drieduizendzevenhonderdennegen euro en achtentachtig cent), bestaande uit € 2.959,88
materiële schade en € 750,00 immateriële schade bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 47 dagen gijzeling.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf respectievelijk 10 november 2018 (ten aanzien van de post “inboedel auto”) en 15 mei 2019 (ten aanzien van de overige toegewezen posten) tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] inzake de ten laste gelegde feiten 1 en 5 onder parketnummer 01/879513-19, van een bedrag van € 3.709,88 (zegge: drieduizendzevenhonderdennegen euro en achtentachtig cent), bestaande uit
€ 2.959,88 materiële schade en € 750,00 immateriële schade. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf respectievelijk 10 november 2018 (ten aanzien van de post “inboedel auto”) en 15 mei 2019 (ten aanzien van de overige posten) tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst de vordering met betrekking tot de post camerasysteem betreffende € 4.797,78 af;
Verklaart de vordering met betrekking tot het overige gedeelte van de immateriële schade niet-ontvankelijk;
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Maatregel van schadevergoeding:
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 4] van een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] , inzake het ten laste gelegde feit 2 onder parketnummer 01/879513-19 van een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), te weten materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7] .
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 7] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Beslag.
Onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen HP laptop (met goednummer G543049).
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf die voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis van de politierechter Oost-Brabant d.d. 4 september 2018, gewezen onder parketnummer 01/052594-18, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. A.E. de Kryger en mr. C.M. Zandbergen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier,
en is uitgesproken op 6 oktober 2020.
mr. C.M. Zandbergen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, districtsrecherche ‘s-Hertogenbosch, genummerd OB1R019024 [onderzoeksnaam 1] , aantal pagina’s: 1-439. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 september 2015, pagina 108-110.
3.Proces-verbaal aangifte d.d. 10 november 2018, pagina 271-272.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2018, pagina 287-289.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2018, pagina 284-286.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 november 2018, pagina 312-316.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2018, pagina 316.
8.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 11 november 2018, pagina 318-319.
9.Een geschrift betreffende het NFI rapport d.d. 24 mei 2019, pagina 320-325.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 september 2015, pagina 108-110.
11.Proces-verbaal van aangifte d.d. 18 februari 2019, pagina 216-218.
12.Proces-verbaal van aangifte d.d. 20 februari 2019, pagina 220-223.
13.Proces-verbaal van aangifte d.d. 8 augustus 2019, pagina 224-233.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 februari 2019, pagina 234-242.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 februari 2019, pagina 256-257.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 februari 2019, pagina 254-255.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 februari 2019, pagina 247.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 augustus 2019, pagina 259-260.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 februari 2019, pagina 249-250.
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 februari 2019, pagina 248.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 september 2015, pagina 108-110.
22.Proces-verbaal aangifte d.d. 18 mei 2019, pagina 187-188.
23.Proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing d.d. 18 mei 2019, pagina 192-205.
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 mei 2019, pagina 189.
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juni 2019, pagina 203-205.
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2019, pagina 206.
27.Proces-verbaal van verhoor getuigen bij de rechter-commissaris d.d. 12 december 2019.
28.Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 september 2020.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 september 2015, pagina 108-110.
30.Proces-verbaal aangifte d.d. 28 mei 2019, pagina 154-156.
31.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 augustus 2019, pagina 180-181.
32.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2019, pagina 157-159.
33.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2019, pagina 162-166.
34.Proces-verbaal van bevindingen bekijken beelden 28 mei 2019, pagina 168-172.
35.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juni 2019, pagina 173-175.
36.Proces-verbaal van verhoor getuigen bij de rechter-commissaris d.d. 12 december 2019.
37.Proces-verbaal van verhoor getuigen bij de rechter-commissaris d.d. 12 december 2019.
38.Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 september 2020.
39.Proces-verbaal aangifte d.d. 21 mei 2019, pagina 209-211.
40.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 mei 2019, pagina 212-213.
41.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 mei 2019, pagina 214-215.
42.Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 september 2020.
43.Proces-verbaal analyse printlijsten d.d. 6 mei 2019, pagina 115-124.
44.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2019, pagina 149-153.
45.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 22 september 2020.
46.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, districtsrecherche ‘s-Hertogenbosch, genummerd OBRBD19022 Joyride, aantal pagina’s: 1-338. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
47.Proces-verbaal beschrijving onderzoek kinderpornografische afbeeldingen d.d. 8 augustus 2019, pagina 31-246.
48.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 september 2019, pagina 247-259.
49.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 september 2019, pagina 289-326.
50.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 22 september 2020.