ECLI:NL:RBOBR:2020:4863

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 oktober 2020
Publicatiedatum
5 oktober 2020
Zaaknummer
01/86065-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en voorhanden hebben van vuurwapen en munitie

Op 5 oktober 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van wederrechtelijke vrijheidsberoving en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De zaak was aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 23 augustus 2019, en de rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken. De verdachte, geboren in 1984, werd beschuldigd van het ontvoeren van een slachtoffer in Eindhoven op 19 april 2019, waarbij hij samen met medeverdachten het slachtoffer uit een auto trok, hem in een andere auto dwong, en hem met geweld bedreigde. Tijdens de rechtszitting zijn getuigen gehoord die de ontvoering hebben waargenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een vooropgezet plan hadden en dat er sprake was van nauwe samenwerking tussen hen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot immateriële schade van € 1.000 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen verbeurd verklaard en de teruggave van bepaalde goederen gelast.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860165-19
Datum uitspraak: 05 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [geboortejaar] 1984,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 oktober 2019 en 21 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 augustus 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Hij in of omstreeks de periode van 19 april 2019 tot en met 20 april 2019 te
Eindhoven en/of elders in Nederland en/of België tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden een en ander hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- het (bestuurders)portier van de auto(Opel Combo) waarin die [slachtoffer] zat open heeft/hebben getrokken en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] heeft/hebben vastgegrepen en/of die [slachtoffer] uit die auto (Opel Combo) hebben getrokken en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] naar een auto (Audi) heeft/hebben gesleept en/of getrokken en/of geduwd en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen met zijn hoofd en/of nek tegen de deurstijl van die auto aan gebonkt en/of geslagen heeft/hebben en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in die auto (Audi) heeft/hebben geduwd en/of gezet, althans heeft/hebben gedwongen in die auto plaats te nemen en/of
- (vervolgens) met die [slachtoffer] in die auto is/zijn weggereden en/of
- (vervolgens) tape op de ogen van die [slachtoffer] heeft/hebben gedaan en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] naar een garagebox, althans een ruimte heeft/hebben gebracht en/of - (vervolgens) die [slachtoffer] aan een of meer anderen heeft/hebben overgedragen, althans hem in voornoemde garagebox/ruimte achter heeft/hebben gelaten
- (vervolgens) die [slachtoffer] naar een schuurtje, althans een ruimte, in Essen (België) heeft/hebben gebracht en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in voornoemde ruimte vast heeft/hebben gebonden en/of tie-wraps om zijn polsen heeft/hebben gedaan en/of duct-tape om zijn nek heeft/hebben gedaan;
2.
Hij in of omstreeks de periode van 8 april 2019 tot en met 20 april 2019 te Eindhoven en/of elders in Nederland en/of België tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een wapen en/of munitie van categorie II en/of III voorhanden heeft gehad, te weten:
- een vuurwapen, te weten een pistool (Smith&Wesson, 9 mm), categorie II en/of
- 9 kogelpatronen (Luger, 9 mm), categorie III.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft bepleit verdachte vrij te spreken van beide tenlastegelegde feiten overeenkomstig haar pleitnota.
Kort gezegd is door de verdediging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde aangevoerd dat de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte was immers evenzeer het slachtoffer van de personen naar wie aangever met de auto is gebracht en is gedwongen te handelen zoals hij heeft gedaan. Hij kende de mededader niet en wist niet wat er die dag zou gaan gebeuren (‘niet schuldig’ scenario). Mocht de rechtbank verdachte daarin niet volgen, heeft de raadsman - kort gezegd - het volgende naar voren gebracht (‘schuldig-scenario’):
  • Verdachte heeft niet zelfstandig alle delict bestanddelen vervuld terwijl op basis van de bewijsmiddelen niet kan worden gezegd dat sprake is geweest van medeplegen;
  • De verklaringen van aangever is onbetrouwbaar. Hij heeft wisselend en inconsistent verklaard. De voor verdachte belastende onderdelen van die verklaringen kunnen derhalve niet voor het bewijs worden gebruikt.
  • De verklaring van aangever wordt bovendien onvoldoende gesteund door ander bewijsmateriaal in het dossier. De getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] kunnen niet als belastend bewijs dienen, omdat die verklaringen teveel van elkaar afwijken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de verdediging aangevoerd dat het enkele feit dat verdachte en medeverdachte samen in de auto zaten, onvoldoende is om het bezit van het vuurwapen toe te rekenen aan verdachte. De verdediging heeft bepleit dat geen sprake is van voorwaardelijk dan wel onvoorwaardelijk opzet op het voorhanden hebben van dat wapen. Bovendien heeft de verdediging een schriftelijke verklaring overgelegd die van medeverdachte zou zijn, waarvan de strekking is dat het vuurwapen van medeverdachte is.
Ten slotte heeft de verdediging een voorwaardelijk verzoek tot het horen van drie getuigen gedaan.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal in het navolgende per tenlastegelegd feit de door de verdediging aangevoerde verweren en het oordeel van de rechtbank hieromtrent bespreken.
Bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsoverwegingen.
De rechtbank is van oordeel dat het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging zijn weerlegging vindt in de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen redenen om aan de inhoud en betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt de rechtbank daartoe het volgende.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Op 19 april 2019 wordt een melding gemaakt van een ontvoering. De melder verklaart te hebben gezien dat een man door twee andere mannen uit een auto wordt getrokken en onder dwang in een andere auto wordt gezet. De auto waarin de man gedwongen werd, betreft een Audi A6, kleur zwart en voorzien van het Duitse [kenteken] . Verdachte is de eigenaar van deze Audi. De auto waaruit de man getrokken wordt, betreft een Opel Combo die is gehuurd door medeverdachte [medeverdachte 2] .
Er zijn twee getuigen (waaronder voornoemde melder) gehoord die het voorval hebben gezien. In de kern verklaren beide getuigen dat zij hebben gezien dat een man door twee mannen uit een grijze bestelbus wordt getrokken en wordt gesleept naar de achterbank van een zwarte Audi. Getuige [getuige 2] verklaart daarbij dat de man met zijn hoofd en nek hard tegen de deurstijl aan bonkte. Beiden verklaren dat één van de twee ontvoerders achterin stapt en de ander echter het stuur stapt en dat de Audi vervolgens wegrijdt.
Vervolgens wordt verdachte samen met medeverdachte diezelfde dag aangehouden in de Audi in de parkeergarage van Schiphol. Bij de veiligheidsfouillering wordt bij medeverdachte een Poolse identiteitskaart aangetroffen, die op naam staat van [medeverdachte 1] en bij verdachte wordt onder andere een zwarte bivakmuts aangetroffen. Uit onderzoek aan de identiteitskaart blijkt dat het om een vervalste identiteitskaart gaat. Ook worden er twee telefoons inbeslaggenomen, te weten een LG en een iPhone.
Bij het onderzoek aan de Audi wordt onder de bijrijdersstoel een doorgeladen vuurwapen aangetroffen en inbeslaggenomen. Vervolgens blijkt het bij onderzoek aan het wapen en de munitie te gaan om een vuurwapen en munitie in de zin van artikel 2, categorie III, van de Wet Wapens en Munitie
De ontvoerde man, aangever, wordt in de nacht van 19 op 20 april 2019 aangetroffen te Essen (België) door de Antwerpse politie. Het slachtoffer draagt duct-tape om zijn nek en heeft oppervlakkige verwondingen aan beide armen. Hij meldt direct dat hij die ochtend ontvoerd is in Eindhoven. Hij zat in een Opel Combo van een vriend, toen twee mannen hem uit zijn voertuig hebben getrokken en in een zwarte Audi A4 of A6 hebben gesleurd. Hij is naar een garagebedrijf in Breda gebracht, is in de auto met een vuurwapen bedreigd en in een nekklem genomen, is daar met tie-wraps vastgebonden aan een stoel en is de hele dag met het nodige geweld en bedreigingen met geweld verhoord.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de verklaringen die het slachtoffer daarna heeft afgelegd op een aantal punten uiteenlopen. Hoewel hij wisselend heeft verklaard over de precieze gedragingen van verdachte en medeverdachte, heeft hij consequent verklaard over de betrokkenheid van zowel verdachte als medeverdachte bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Bovendien heeft hij telkens verklaard dat daarbij geweld is toegepast.
Verschillende elementen in de verklaring van het slachtoffer worden ook ondersteund door andere bewijsmiddelen in het procesdossier: twee onafhankelijke getuigen hebben verklaard dat zij zien dat het slachtoffer door twee mannen uit een bestelbus is gesleurd en in een Audi is gedwongen. Het slachtoffer verklaart te zijn bedreigd met een pistool en in de Audi wordt ook een pistool gevonden. Dat er op de locatie tie-wraps om de polsen van het slachtoffer zijn gedaan, zoals door hem is verklaard, vindt steun in het letsel dat is geconstateerd aan de polsen van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft ook meermaals verklaard dat zijn ogen waren dicht-getaped en het slachtoffer werd door de politie van Antwerpen aangetroffen met duct-tape rond zijn nek.
Dat verdachte het slachtoffer in een nekklem heeft gehad, zoals door hem is verklaard, vindt steun in het onderzoek aan de LG. Op deze telefoon - die gelet op het aan deze telefoon gekoppelde e-mailaccount - van verdachte is, is een foto te zien van verdachte, waarop hij slachtoffer in een nekklem houdt. Deze foto is gemaakt op de dag van de ontvoering en is naar alle waarschijnlijkheid genomen in de Audi. De verklaring van verdachte inhoudende dat hij zou zijn gedwongen om te poseren en aldus ook slachtoffer is geweest, is ongeloofwaardig. In de eerste plaats heeft de rechtbank daarbij betrokken dat deze verklaring van de verdachte, eerst op 17 juli 2020, nadat het einddossier reeds was verspreid, schriftelijk is ingebracht. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van deze verklaring. De rechtbank leidt ten tweede uit onder andere de WhatsApp-gesprekken aangetroffen op de LG en de iPhone van medeverdachte af dat sprake is geweest van een vooropgezet plan, waar naast verdachte en medeverdachte ook anderen bij betrokken waren.
Uit de in de LG aangetroffen WhatsApp-gesprekken gesprekken van 19 april 2019 komt naar voren dat [alias 1] en [alias 2] contact hebben over ‘een huurwaggie’ die bij de [alias 3] zou staan. [alias 2] is de persoon die samen met het slachtoffer met de bestelbus naar de plek is gereden waar het slachtoffer korte tijd later uit de bestelbus is gesleurd.
Uit de gesprekken blijkt dat [alias 1] opdracht geeft aan ‘ [alias 4] om [alias 5] te regelen voor 10k. Uit het dossier volgt dat [alias 5] de bijnaam van het slachtoffer is. Ook stelt de rechtbank vast dat verdachte medeverdachte vraagt naar zijn Audi te komen bij de Domino’s op het moment voorafgaand aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dit volgt uit de WhatsApp-gesprekken tussen [alias 1] en [alias 6] . De rechtbank stelt vast dat het WhatsApp-account van [alias 1] aangetroffen op de LG, toebehoort aan verdachte en het WhatsApp-account [alias 6] , aangetroffen op de iPhone, toebehoort aan medeverdachte.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte is komen vast te staan. Hoewel niet ten aanzien van alle in de tenlastegelegde opgenomen gedragingen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde stelt de rechtbank voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie allereerst is vereist dat de verdachte een wapen en/of munitie bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
De rechtbank overweegt dat het in het onderhavige geval – anders dan door de verdediging aangevoerd – niet anders kan zijn dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad en dat verdachte over het vuurwapen heeft kunnen beschikken en ook heeft beschikt.
Dit blijkt ten eerste uit het feit dat het wapen is aangetroffen in de Audi van verdachte en dit wapen ook is gebruikt om het slachtoffer in de Audi te bedreigen. Daarnaast is op de LG van verdachte een foto van een vuurwapen dat sterke gelijkenis toont met het vuurwapen dat is inbeslaggenomen, aangetroffen en een filmpje, waarop ook de medeverdachte is te zien met een wapen dat sterke gelijkenis toont met het vuurwapen dat is inbeslaggenomen.
Voorwaardelijke verzoeken getuigenverhoren.
Ten aanzien van het verzoek tot het horen van getuige [slachtoffer] overweegt de rechtbank dat deze getuige op 4 december 2019 door de rechter-commissaris is gehoord. Er is thans sprake van een nieuw verzoek gedaan op de terechtzitting zodat de rechtbank het verzoek zal toetsen aan het noodzakelijkheidscriterium. Dat de getuige, zoals door de raadsman is gesteld, na zijn vorige verhoor bij de rechter-commissaris relevante nieuwe informatie naar voren heeft gebracht, maakt niet dat – zoals door de verdediging is verzocht – aan het verdedigingsbelang dient te worden getoetst. De rechtbank is van oordeel dat het opnieuw horen van [slachtoffer] niet noodzakelijk is in het kader van het onderzoek naar het antwoord op de vragen van de artikelen 348 / 350 Sv.
Ten aanzien van het verzoek tot het horen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] is de rechtbank van oordeel dat dit verzoek, gelet op de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] die zich reeds in het dossier bevinden, onvoldoende is onderbouwd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen die aan dit vonnis gezijn gehecht, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 19 april 2019 in Nederland tezamen en in vereniging anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden een en ander hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededaders
- het (bestuurders)portier van de auto(Opel Combo) waarin die [slachtoffer] zat open hebben getrokken en
- vervolgens die [slachtoffer] hebben vastgegrepen en die [slachtoffer] uit die auto Opel Combo hebben getrokken en
- vervolgens die [slachtoffer] naar een auto Audi hebben gesleept en/of getrokken en/of geduwd en
- vervolgens die [slachtoffer] meermalen met zijn hoofd en nek tegen de deurstijl van die auto aan gebonkt hebben en
- vervolgens die [slachtoffer] in die auto Audi hebben geduwd en/of gezet en
- vervolgens met die [slachtoffer] in die auto zijn weggereden en
- vervolgens tape op de ogen van die [slachtoffer] hebben gedaan en
- vervolgens die [slachtoffer] naar een garagebox hebben gebracht en
- vervolgens die [slachtoffer] aan een of meer anderen hebben overgedragen en
- vervolgens die [slachtoffer] in voornoemde ruimte vast hebben gebonden en/of tie-wraps om zijn polsen hebben gedaan.
2. in de periode van 8 april 2019 tot en met 20 april 2019 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander een wapen en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad, te weten:
- een vuurwapen, te weten een pistool (Smith&Wesson, 9 mm), categorie III en
- 9 kogelpatronen (Luger, 9 mm), categorie III.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren geëist met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht om bij een eventuele bewezenverklaring rekening te houden met de minder prominente rol die verdachte ten opzichte van de overige bij het onder 1 tenlastegelegde feit betrokken personen heeft gespeeld. Ook heeft de verdediging de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezinssituatie en het feit dat geen recente veroordelingen op zijn documentatie staan.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vrijheidsberoving samen met zijn medeverdachte. Dat heeft hij gedaan door het slachtoffer samen met zijn medeverdachte op klaarlichte dag uit een auto te sleuren en hem in een andere auto te duwen, waarbij het slachtoffer met zijn hoofd en nek tegen de auto aan is gebonkt. Er was sprake van een vooropgezet plan. Verdachte heeft het slachtoffer met medeverdachte vervoerd naar een voor het slachtoffer geheime locatie, waarbij gedurende de rit de ogen van het slachtoffer werden afgeplakt met duct-tape. Ook is hij in een nekklem gehouden door verdachte. Vervolgens hebben verdachte en de medeverdachte het slachtoffer aan anderen overgeleverd in de wetenschap dat slachtoffer daar zou worden blootgesteld aan een bedreigende situatie. Wederrechtelijke vrijheidsberoving is een zeer ernstig feit, waarbij een grote inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en zijn lichamelijke integriteit. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
De rechtbank houdt ten nadele van de verdachte rekening met de omstandigheid dat hij tijdens het vooronderzoek noch tijdens het onderzoek ter terechtzitting openheid van zaken heeft gegeven of inzicht heeft getoond in zijn gedragingen.
Voor wat betreft de vrijheidsberoving heeft de rechtbank acht geslagen op wat door andere gerechten in soortgelijke gevallen wordt opgelegd. Wat betreft het voorhanden hebben van het vuurwapen met bijbehorende munitie heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Bij het voorhanden hebben van een vuurwapen in de zin van artikel 26 lid 1, categorie III, van de Wet wapens en munitie en munitie bedraagt het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat in verband met de ernst van de feiten en een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
De rechtbank zal daarmee een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is echter van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, te weten de immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank acht een bedrag van € 1.000 redelijk en billijk, gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan en aansluitend bij wat in vergelijkbare gevallen in andere zaken is toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de posten van de vordering die zien op de materiële schade. Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen of deze schade is geleden en rechtstreeks door het bewezen verklaard feit is toegebracht onder meer aangezien de bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering in zoverre zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 april 2019 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn:

- met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn:
- met betrekking tot welke de feiten zijn begaan;
- en de van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 24c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 282.
Wet wapens en munitie art. 26, 55.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
wijst af het (voorwaardelijk) verzoek van de raadsman tot het horen van [slachtoffer] , [getuige 2] en [getuige 1] als getuigen.
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
-
T.a.v. feit 1:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
-
T.a.v. feit 2:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen en maatregelen.
BESLISSING:
-
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
-
T.a.v. feit 2:
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: - 1.00 STK (geladen) wapen Kl. zwart, SMITH&WESSON G1497874/2019080806
- 1.00 STK Munitie, patroon 9MM, G1497847/2019080806
- 1.00 STK Munitie, patronn 9MM, G1497874/2019080806
-
T.a.v. feit 1:
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen
- 1.00 STK Personenauto [kenteken] , Audi A6 Kl. zwart, G1310004/2019080163
- 1.00 STK folie Ducktape G1499097/2019080163
-
T.a.v. feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 1.000,00 (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 1.000,00 immateriële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van EUR 1.000,00 (zegge: duizend euro), te weten EUR duizend immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.

T.a.v. feit 1, feit 2:Teruggave inbeslaggenomen goederen

De rechtbank gelast de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten - 1.00 STK telefoonautomaat KL. zwart Apple Iphone, G19-034376-3 aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten medeverdachte [medeverdachte 2] .

T.a.v. feit 1, feit 2:Teruggave inbeslaggenomen goederen

De rechtbank gelast de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten 1.00 STK telefoonautomaat LG, G19-034376-2 aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.A. Donkersloot, voorzitter,
mr. A.M. Bossink en mr. F. Schneider, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.A. Schipper, griffier,
en is uitgesproken op 5 oktober 2020.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.