Op 27 januari 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 23 januari 2020 een verzoek ingediend om de op 21 januari 2020 opgelegde crisismaatregel te verlengen, omdat er geen beschikbare crisisplaatsen waren in WZD-instellingen. De mondelinge behandeling vond plaats in het Jeroen Bosch Ziekenhuis te 's-Hertogenbosch, waar de rechtbank de betrokkene, haar advocaat, de officier van justitie en een psychiater hoorde. De betrokkene, die lijdt aan een neurocognitieve stoornis (dementie) en gedragsproblemen, was eerder opgenomen in een verpleeghuis maar vertoonde daar problematisch gedrag. De psychiater gaf aan dat de betrokkene nu beter functioneert in de huidige instelling, maar dat er nog steeds noodzaak is voor beperkingen in haar vrijheid om haar en anderen te beschermen.
De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel door het gedrag van de betrokkene, dat voortvloeit uit haar psychische stoornis. Ondanks dat de hoofddiagnose dementie is, kon het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel worden toegewezen op basis van de Wvggz, gezien de acute situatie. De rechtbank verleende de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van twee weken, tot en met 10 februari 2020, en bepaalde dat de betrokkene onder toezicht moest blijven, met beperkingen in haar vrijheid om te communiceren en te bewegen. De beschikking werd openbaar uitgesproken door rechter J.M.P. Willemse-Schwering.