ECLI:NL:RBOBR:2020:471

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
C/01/354816 / FA RK 20-211
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 27 januari 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 23 januari 2020 een verzoek ingediend om de op 21 januari 2020 opgelegde crisismaatregel te verlengen, omdat er geen beschikbare crisisplaatsen waren in WZD-instellingen. De mondelinge behandeling vond plaats in het Jeroen Bosch Ziekenhuis te 's-Hertogenbosch, waar de rechtbank de betrokkene, haar advocaat, de officier van justitie en een psychiater hoorde. De betrokkene, die lijdt aan een neurocognitieve stoornis (dementie) en gedragsproblemen, was eerder opgenomen in een verpleeghuis maar vertoonde daar problematisch gedrag. De psychiater gaf aan dat de betrokkene nu beter functioneert in de huidige instelling, maar dat er nog steeds noodzaak is voor beperkingen in haar vrijheid om haar en anderen te beschermen.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel door het gedrag van de betrokkene, dat voortvloeit uit haar psychische stoornis. Ondanks dat de hoofddiagnose dementie is, kon het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel worden toegewezen op basis van de Wvggz, gezien de acute situatie. De rechtbank verleende de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van twee weken, tot en met 10 februari 2020, en bepaalde dat de betrokkene onder toezicht moest blijven, met beperkingen in haar vrijheid om te communiceren en te bewegen. De beschikking werd openbaar uitgesproken door rechter J.M.P. Willemse-Schwering.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/354816 / FA RK 20-211
Uitspraak : 27 januari 2020
Beschikking betreffende een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel
van de rechtbank Oost-Brabant naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verblijvende [instelling] ,
hierna te noemen: betrokkene.

Procesverloop

Bij verzoekschrift, gedateerd 23 januari 2020 en ingekomen ter griffie op 23 januari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 21 januari 2020 opgelegde crisismaatregel. Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel;
  • de medische verklaring, gedateerd 21 januari 2020;
  • een uittreksel justitiële documentatie;
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 januari 2020, op de locatie Jeroen Bosch Ziekenhuis, Henri Dunantstraat 1, 5223 GZ te ’s-Hertogenbosch.
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
  • de betrokkene, in tegenwoordigheid van haar advocaat mr. M.M.G. Senssen-Franssen;
  • mr. A. Kooij, officier van justitie
  • L. Breuning, psychiater;
  • C. Stein, AIOS.
Vervolgens is de beschikking bepaald op heden.

Verzoek

De officier van justitie heeft in het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel aangegeven dat betrokkene gelet op haar stoornis onder de Wet zorg en dwang (WZD) valt maar dat het in de praktijk zo is dat de in de WZD aangemerkte instellingen vooralsnog niet beschikken over crisisplaatsen. Om die reden is landelijk de afspraak gemaakt dat, in geval van crisis, de beoordeling en plaatsing voor de eerste 72 uur plaatsvindt door een Wvggz-instelling. Om die reden is voor deze betrokkene een crisismaatregel aangevraagd en afgegeven in het kader van de Wvggz in plaats van een inbewaringstelling in het kader van de WZD. Omdat niet duidelijk is of betrokkene na 72 uur inderdaad opgenomen kan worden door een WZD-instelling heeft het openbaar ministerie ervoor gekozen om dit verzoek voortzetting crisismaatregel in te dienen.

Standpunten ter zitting

Psychiater Breuning heeft ter zitting aangegeven dat betrokkene medio januari 2020 vanuit haar woning is opgenomen in een verpleeghuis op een gesloten afdeling. Betrokkene liet daar zodanige gedrags- en agressieproblemen zien dat zij niet langer te hanteren was in dat verpleeghuis. Op de afdeling waar zij nu verblijft gaat het beter. Hier is meer en hoger opgeleid verplegend personeel aanwezig. Daarnaast speelde in haar gedrag in het verpleeghuis het ontwennen van alcoholgebruik vermoedelijk een rol.
Zij geeft voorts aan dat in het kader van de voortzetting inbewaringstelling onder de Wet Bopz ook diegenen die thans onder de WZD vallen (zoals mensen met dementie) op de huidige afdeling werden geplaatst en dat het in het belang van het bieden van goede zorg wenselijk is dat die mogelijkheid blijft bestaan in de gevallen dat een WZD-instelling niet over een afdeling beschikt die geschikt is voor crisisopnames.
Het is de bedoeling, nu het ook beter met betrokkene gaat, dat zij teruggeplaatst wordt naar het verpleeghuis waar zij eerder verbleef. Naar verwachting kan dat plaatsvinden binnen een of twee weken. Dan zal de voortgezette crisismaatregel moeten worden opgeheven en zal er een opname op basis van een inbewaringstelling of een rechterlijke maatregel op grond van de WZD dienen plaats te vinden.
De hoofddiagnose bij betrokkene betreft een neurocognitieve stoornis (dementie). Er is daarnaast sprake van achterdocht en gedragsproblemen, beiden in het kader van het dementieel beeld. Bij betrokkene geldt ook nog de (vermoedelijke) diagnose van een middel gerelateerde en verslavingsstoornis. Er is vermoedelijk in de afgelopen jaren sprake geweest van overmatig alcoholgebruik.
Ten aanzien van de verplichte zorg is het toedienen van medicatie niet nodig omdat betrokkene die op vrijwillige basis inneemt. Ook het controleren op de aanwezigheid van gedrag beïnvloedende middelen en insluiten is niet nodig. Wel is de mogelijkheid om beperkingen aan te brengen het eigen leven in te richten nodig. Dat heeft met name betrekking op het zo nodig beperken van het gebruik van communicatiemiddelen teneinde te voorkomen dat familieleden belast worden doordat betrokkene hen veelvuldig belt.
De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel. Zij heeft geen bezwaar tegen toewijzing van het verzoek voor de duur van twee weken. Daarbij heeft de officier van justitie de verzochte vormen van verplichte zorg mondeling gewijzigd en aangevuld zoals door de psychiater is aangegeven en met dien verstande dat naast de in het verzoekschrift genoemde vormen van verplichte zorg, de navolgende vorm van verplichte zorg dient te worden opgenomen:
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
De advocaat bepleit primair het verzoek af te wijzen. De advocaat stelt dat de onderhavige zaak niet onder de reikwijdte van de Wvggz valt, maar onder de WZD. Indien het verzoek wel wordt toegewezen, bepleit de advocaat subsidiair om de termijn van de machtiging te beperken in duur.
Betrokkene geeft aan dat zij terug wil naar haar woning en dat zij zeker niet terug wil naar het verpleeghuis.
De beoordeling:
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, door het bestaan van of aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, ernstige immateriële schade, acute maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met haar hinderlijk gedrag agressie van een ander oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van achterdocht en gedragsproblemen in het kader van een neurocognitieve stoornis (dementie) alsmede een middel gerelateerde en verslavingsstoornis. Zoals hiervoor is aangegeven is het gedrag vermoedelijk mede veroorzaakt door ontwenningsverschijnselen na langdurig gebruik van alcohol.
De rechtbank onderkent het door de officier van justitie en de psychiater aangegeven probleem dat zich gevallen kunnen voordoen waarbij de stoornis van een betrokkene uitsluitend onder de WZD valt maar er geen WZD instelling is die beschikt over een crisisplaats met als gevolg dat plaatsing op grond van een (voortzetting) inbewaringstelling in het kader van de WZD niet mogelijk is in een WZD instelling.
De rechtbank is echter van oordeel dat in deze zaak het verzoek kan worden toegewezen in het kader van de Wvggz ondanks het feit dat de hoofddiagnose dementie betreft nu het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, zoals hiervoor is aangegeven, vermoedelijk mede veroorzaakt werd door een psychische stoornis zoals bedoeld in de Wvggz, te weten een middel gerelateerde en verslavingsstoornis.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
De rechtbank is van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde verplichte zorg, aangevuld met het door de officier van justitie ter zitting verzochte, te weten:
  • beperken van bewegingsvrijheid:
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie,
noodzakelijk is om het nadeel af te wenden. Betrokkene verzet zich tegen deze zorg.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van
twee wekenna heden.
De psychiater heeft namelijk ter zitting aangegeven dat het de bedoeling is dat betrokkene binnen een of twee weken zal worden overgeplaatst naar een verpleeghuis.

Beslissing:

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,

bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 10 februari 2020.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.P. Willemse-Schwering, rechter, in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 27 januari 2020 en op schrift gesteld op 28 januari 2020.
Conc: jpij
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.