Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage: wettelijk kader
Wet natuurbescherming (voor zover van belang)
1. Het is verboden opzettelijk van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te doden of te vangen.
1. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van verboden als bedoeld in artikel 3.1 of artikel 3.2, zesde lid, ten aanzien van vogels van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van hun nesten, rustplaatsen of eieren.
4. Een ontheffing of een vrijstelling wordt uitsluitend verleend, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:
a. er bestaat geen andere bevredigende oplossing;
(…)
4°. ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, visserij of wateren;
c. de maatregelen leiden niet tot verslechtering van de staat van instandhouding van de desbetreffende soort.
5. In een ontheffing, onderscheidenlijk vrijstelling worden in elk geval voorschriften opgenomen, onderscheidenlijk regels gesteld, over:
a. de middelen, installaties of methoden voor het vangen of doden, waarbij enkel het gebruik wordt toegestaan van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen middelen, installaties of methoden;
b. de tijd en plaats waarvoor de ontheffing of vrijstelling geldt, en
c. de wijze waarop het risico voor het behoud van de vogelstand wordt beperkt.
1. Ingeval het vangen of doden van vogels als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, bij of krachtens deze wet is toegestaan, is het verboden deze vogels:
a. te vangen of te doden met:
2°. middelen, installaties of methoden voor massaal of niet-selectief vangen of doden van vogels.
2 Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen en provinciale staten kunnen bij verordening vrijstelling verlenen van een of meer van de verboden, bedoeld in het eerste lid. Artikel 3.3, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen vogels als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, en dieren van soorten als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, of 3.10, eerste lid, worden aangewezen, die niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, en die in het gehele land schade veroorzaken.
6. De schade, bedoeld in het tweede tot en met vijfde lid, heeft uitsluitend betrekking op:
a. door vogels veroorzaakte:
2°. schade aan flora of fauna;
b. door dieren van soorten als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, veroorzaakte:
1°. schade aan de wilde flora of fauna, of natuurlijke habitats.
2. Het is verboden zich buiten gebouwen te bevinden met bij algemene maatregel van bestuur aangewezen middelen die geschikt zijn voor het doden of vangen van dieren, of met materialen ter onmiddellijke vervaardiging van die middelen, indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat die middelen of materialen zullen worden gebruikt voor het doden of vangen van dieren.
3. Bij een aanwijzing krachtens het tweede lid wordt mede rekening gehouden met het voorkomen van onnodig lijden bij het te doden of te vangen dier.
1. Bij het verlenen van een ontheffing of vrijstelling als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste onderscheidenlijk tweede lid, 3.4, tweede lid, (..) worden de middelen aangewezen die voor het vangen en doden van de aldaar bedoelde vogels en dieren mogen worden gebruikt.
4. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing en provinciale staten kunnen vrijstelling verlenen van:
a. het verbod, bedoeld in artikel 3.24, tweede lid. Op deze vrijstelling of ontheffing is artikel 3.24, derde, lid van overeenkomstige toepassing.
1. Het is verboden een geweer te gebruiken ter uitoefening van het bepaalde bij of krachtens deze wet:
b. op gronden, niet zijnde een jachtveld dat voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels;
Besluit natuurbescherming (voor zover van belang)
Artikel 3.1
Als vogels en dieren van soorten als bedoeld in artikel 3.15, eerste lid, van de wet worden aangewezen:
(…);
c. kauw (Corvus monedula);
f. zwarte kraai (Corvus corone corone).
1. Als middelen als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, onderdeel a, van de wet worden aangewezen:
1. Een jachtveld als bedoeld in artikel 3.26, eerste lid, onderdeel b, van de wet, heeft:
a. een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 40 hectare, per jachthouder die in zijn hoedanigheid als jachthouder gerechtigd is tot het uitoefenen van de jacht in dat jachtveld, en
b. zodanige afmetingen dat in het jachtveld een cirkel met een straal van ten minste 150 meter kan worden beschreven.
Regeling natuurbescherming (voor zover van belang)
Artikel 3.1
Van de verboden, bedoeld in artikel 3.1 van de wet, wordt vrijstelling verleend aan grondgebruikers voor de bestrijding van Canadese ganzen, houtduiven, kauwen en zwarte kraaien.
1. Als middelen als bedoeld in de artikelen 3.3, vijfde lid, onderdeel a, en 3.25, tweede lid, van de wet, die mogen worden gebruikt ter uitvoering van de vrijstelling, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, worden aangewezen:
2 Als methoden als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, onderdeel a, van de wet, die mogen worden gebruikt ter uitvoering van de vrijstelling, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, worden aangewezen:
a. het vangen of doden met gebruikmaking van niet-levende lokvogels.