ECLI:NL:RBOBR:2020:4539

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
22 september 2020
Zaaknummer
SHE 20/2214
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woonwagen op basis van Opiumwet na politieonderzoek

Op 22 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over een voorlopige voorziening. Verzoekers, bewoners van een woonwagenstandplaats, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Cranendonck om hun woning te sluiten voor de duur van zes maanden. Dit besluit was gebaseerd op de aanwezigheid van drugsgerelateerde goederen en wapens op het woonwagencentrum, waar ook andere bewoners zich hebben bewapend na een explosie. De burgemeester stelde dat er een samenhang was tussen de woning van verzoekers en de rest van het woonwagenterrein, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had gemotiveerd dat deze samenhang bestond. De voorzieningenrechter wees het verzoek toe, waardoor de sluiting van de woning van verzoekers niet door kon gaan tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/2214
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 september 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam] , verzoeker en
[naam] , verzoekster
samen te noemen: verzoekers
(gemachtigde: mr. L.P.H. Hameleers),
en
De burgemeester van de gemeente Cranendonck, de burgemeester
(gemachtigde: mr. F. A. Pommer en mr. Y.M.H. Titulaer).

Procesverloop

Bij besluit van 4 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester besloten de woning van verzoekers aan [adres] te sluiten voor de duur van zes maanden.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft gedingstukken aan de rechtbank toegezonden en daarbij verzocht om op een aantal van die stukken artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toe te passen. Het betreft de integrale en de zwart gemaakte versie van de bestuurlijke rapportage. Bij besluit van 7 september 2020 heeft een andere rechter van deze rechtbank het verzoek toegewezen. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter desgevraagd geen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 september 2020. Verzoekers zijn naar de zitting gekomen, bijgestaan door hun gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De feiten
1. Verzoekers zijn de gebruikers en bewoners van het adres, een woonwagenstandplaats, [adres] .
Uit de bestuurlijke rapportage van 30 juni 2020 blijkt het volgende.
Op 25 mei 2020 ontving de politie van team Dommelstroom een proces-verbaal met daarin de volgende tekst: “
Op het woonwagencentrum in [plaats] is kort geleden een aanslag gepleegd waarbij een auto werd vernield door een explosie. De bewoners van het woonwagencentrum zijn angstig en hebben zich bewapend. Bewoners zinnen op wraak.”
Op 29 mei 2020 heeft een politieonderzoek plaatsgevonden op het woonwagenterrein en ook op het woonperceel van verzoekers. Op het perceel van verzoekers zijn de volgende zaken aangetroffen:
- een geladen vuurwapen, pistool, merk Clock, met patroon houder, met daarin 9 patronen;
- 23 stuks klein vuurwerk, waarvan een deel opschriften bevatte in de Poolse taal;
- 5 horloges, waarvan 4 van het merk Rolex en 1 van het merk Audemars en Piquet;
- € 1.250,– aan contant geld;
- 1 potje Manitol (versnijdingsmiddel behorend bij het versnijden van cocaïne).
Verder blijkt volgens de burgemeester uit de bestuurlijke rapportage het volgende.
De politie heeft op de rest van het woonwagenterrein onderzoek gedaan. Daarbij zijn de volgende goederen aangetroffen:
- een doorgeladen vuistvuurwapen met 7 patronen, merk Astro Constable li;
- 0,17 gram harddrugs in de vorm van cocaïne/crack;
- een patroonhouder van een vuurwapen alsmede 53 vuurwapenpatronen;
- een zakje met 5,04 gram amfetamine;
- twee flesjes met de tekst “Blue Tube 69”, inhoud per flesje 20 ml, met daarin vloeistof bestaande uit de harddrugs speed, ghb, mdma en de alcoholische vloeistof Bleu Curaçao;
- een van diefstal afkomstige fiets, merk Sparta;
- een van diefstal afkomstige snorfiets, merk Peugeot;
- een machete / kapmes;
- 3 gouden / goudkleurige horloges van het merk Rolex;
- 1 zilverkleurig horloge merk Rolex;
- € 2.000,– aan contant geld, opgeborgen in een dubbele bodem van een blik;
- 850 gram henneptoppen;
- goederen die in gebruik zijn of zijn geweest bij het voorhanden hebben dan wel vervaardigen, bewerken van verdovende middelen, waaronder een zgn. droogmachine;
- een weegschaal;
- strijkzakken waarvan de politie ambtshalve bekend is dat deze worden gebruikt bij de verpakking van hennep;
- 2 doorzichtige zakken met (per zak) 100 gram aan henneptoppen. Op de zakken stond de tekst “Enemy State” resp. “Dancehall”. Ambtshalve is het de politie bekend dat dit benamingen zijn van soorten hennep;
- meerdere boodschappentassen gruis en restanten van hennep;
- een doorgeladen vuurwapen aangetroffen, merk Smith & Wesson revolver, model 60 kal.38, verborgen in het bankstel, met 5 patronen;
- 2 losse patronen die in het inbeslaggenomen vuurwapen passen;
- een zakje met hennepgruis;
- 2 snowseals met wit poeder;
- een machete;
- een boterhamzakje met daarin 37,5 witte tabletten;
- verschillende goederen die gebruikt worden bij het exploiteren van hennepkwekerijen, waaronder assimilatielampen, koolstoffilters, diverse soorten afvoerslangen en droogrekken;
- 2 weegschaaltjes, mengbakje en vijzel die gebruikt wordt bij het afwegen van harddrugs;
- 8 snowseals gevuld met cocaïne;
- 2 samoerai-zwaarden;
- pepperspray;
- 10 gram cocaïne, samen met verpakkingsmateriaal, snowseals, vijzel en weegschaal.
Volgens de burgemeester blijkt uit het proces-verbaal van 25 mei 2020 uit de bestuurlijke rapportage dat er concrete aanwijzingen zijn voor drugshandel op het woonwagenterrein en de, mogelijk daarmee verband houdende, aanwezigheid van wapens.
Naar aanleiding hiervan en van de op het woonwagenterrein aangetroffen goederen, en de vermeende samenhang tussen de woning van verzoekers en de andere woningen en opstallen op het woonwagenterrein, heeft de burgemeester op 10 juli 2020 het voornemen kenbaar gemaakt om de woning te sluiten voor de duur van vier maanden.
Verzoekers hebben op 14 juli 2020 mondeling hun zienswijze kenbaar gemaakt.
2. In het bestreden besluit heeft de burgemeester zich, onder verwijzing naar artikel 13 van de Opiumwet en de Beleidsregel voor de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet 2020 (het beleid), op het standpunt gesteld dat hij bevoegd was de woning voor de duur van vier maanden te sluiten en dat hij dat ook in redelijkheid heeft kunnen doen.
Karakter van deze procedure: een voorlopige voorziening
3. Het gaat hier om een verzoek om voorlopige voorziening. Uitgangspunt van de wet is dat het maken van bezwaar de werking van een besluit niet opschort (artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Met andere woorden: het besluit blijft van kracht, ook als er bezwaar tegen is gemaakt. Die hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid daartoe is geregeld in artikel 8:81 van de Awb. In dat artikel is verwoord dat als tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De verzoeker moet dus goede redenen hebben die maken dat hij de beslissing op zijn bezwaarschrift niet kan afwachten en een uitzondering op de hoofdregel dat het bezwaar de uitvoering van het besluit niet schorst, rechtvaardigen. Een voorlopige voorziening heeft – zoals de term al zegt – het karakter van een tussenmaatregel, in afwachting van de beslissing op bezwaar. De beoordeling die de voorzieningenrechter maakt, is dus voorlopig van aard en de rechtbank die in een later stadium in een eventuele bodemprocedure over de zaak beslist, is niet aan het oordeel van de voorzieningenrechter gebonden.
Onverwijlde spoed?
4. Omdat de woning op korte termijn wordt gesloten als uitvoering wordt gegeven aan het besluit, is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van ‘onverwijlde spoed’ in de zin van artikel 8:81 van de Awb.
Voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit
5. Verzoekers voeren allereerst aan dat er tijdens de hoorzitting niet goed naar hen is geluisterd. Zo hebben zij aangegeven dat zij nog een thuiswonende 16 jarige, en dus minderjarige, zoon hebben. Toch staat in het bestreden besluit dat er geen sprake is van thuiswonende minderjarige kinderen. Verder voeren verzoekers aan dat in het bestreden besluit meermalen wordt verwezen naar de bestuurlijke rapportage. Ondanks herhaalde verzoeken daartoe hebben verzoekers die rapportage niet van de burgemeester ontvangen. Hierdoor kunnen verzoekers zich niet goed verweren tegen wat er in de bestuurlijke rapportage staat. Volgens verzoekers worden in het bestreden besluit tal van (feitelijke) onjuistheden geciteerd uit die bestuurlijke rapportage. Zo is er volgens verzoekers nooit sprake geweest van een explosie. Dat er wapens zijn gevonden in de woonwagen van verzoekers klopt, maar zij hebben zich alleen bewapend omdat zij van de gemeente en de politie hebben begrepen dat zij werden bedreigd en omdat de gemeente noch de politie verder iets wilde zeggen over die bedreigingen. Omdat verzoekers verder dus van niets weten, voelden zij zich geroepen om zich te bewapenen. Het wapen heeft dus niets van doen met drugshandel. Verder voeren verzoekers aan dat het aangetroffen vuurwerk van hun zoon is en dat de aangetroffen Rolex horloges nep waren. Het aangetroffen contante geld is afkomstig uit het bedrijfje van hun zoon en heeft dus ook niets van doen met drugshandel. Verzoekers leggen diverse bewijsmiddelen over om hun gronden te onderbouwen. Het potje Manitol dat is aangetroffen is voor eigen gebruik en wordt gebruikt als zoetstof. Ook dit heeft dus niets met drugs of drugshandel te maken. Dat op andere delen van het kamp drugs en goederen gerelateerd aan drugs of drugshandel zijn aangetroffen, maakt niet dat dit aan verzoekers kan worden tegengeworpen. Verzoeker heeft zijn leven gebeterd en hij wil niets meer van doen hebben met drugs. Van een samenhang tussen hun woning en de rest van het kamp is volgens verzoekers geen sprake. Bovendien hadden verzoekers ook geen weet van de drugshandel op hun kampje. Volgens verzoekers is sprake van discriminatie. Verder voeren verzoekers aan dat verzoeker mantelzorger is voor verzoekster in verband met een hersenoperatie van een aantal jaar geleden. Ook hier worden verzoekers gewoon niet geloofd. Ook verzoeker is kort geleden geopereerd aan zijn rug. Hij mag drie maanden absoluut niet tillen, maar hier houdt de burgemeester onvoldoende rekening mee. Tot slot voeren verzoekers nog aan dat verzoekster niet bekend is met de antecedenten die de burgemeester aan haar tegenwerpt.
6. Volgens artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang als in woningen, lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
7. Vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is dat mag worden aangenomen dat drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking als de aangetroffen hoeveelheid groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik. Daarbij is in beginsel aannemelijk dat de drugs voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd zijn, als de maximale hoeveelheid voor eigen gebruik, te weten 0,5 gram bij harddrugs en 5 gram bij softdrugs, wordt overschreden (zie onder meer de uitspraken van de Afdeling van 14 maart 2018 en 4 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:738 en ECLI:NL:RVS:2018:1125)).
8. Niet is in geschil dat in de woning van verzoekers een vuurwapen, 23 stuks klein vuurwerk, een aantal horloges en € 1.250,– aan contant geld aanwezig was. Dat in het aangetroffen potje Manitol zat, wordt door verzoekers wel betwist. Het zou volgens hen gaan om cafeïne.
9. Tussen partijen is niet in geschil dat in de woning van verzoekers geen handelshoeveelheid drugs is aangetroffen. Toch is de burgemeester van mening dat hij bevoegd is de woning van verzoekers te sluiten omdat volgens hem een samenhang moet worden aangenomen tussen de woning van verzoekers en de overige woonwagens en opstallen op het woonwagenterrein en de daarin aangetroffen drugs en drugsgerelateerde goederen. De burgemeester baseert die samenhang op de volgende punten:
- het woonwagenterrein is gelegen op één kadastraal perceel;
- het gehele terrein is eigendom van één partij (de gemeente);
- alle woonpercelen en daarop aanwezig bebouwing zijn op dit perceel gelegen, direct voor en naast het woonperceel van verzoekers;
- de bouwwerken waarin de hiervoor vermelde zaken zijn aangetroffen, bevinden zich in de fysieke nabijheid van het woonperceel van verzoekers;
- het woonwagenterrein is als één geheel omsloten;
- er is maar één toegangsweg die toegang geeft tot het terrein;
- tussen de bewoners van de verschillende woonwagen bestaat veelal een familierelatie;
- in meerdere woonwagens zijn gelijksoortige wapens aangetroffen;
- in meerdere woonwagens zijn drugs en drugsgerelateerde goederen aangetroffen;
- tijdens het onderzoek is gebleken dat veel bijgebouwen op het terrein niet afgesloten zijn en door verschillende personen gebruikt worden;
- op sommige adressen staan personen ingeschreven die er niet wonen en op sommige adressen wonen personen die daar niet staan ingeschreven.
10. De eerste vraag die hier voorligt is dus of de burgemeester op grond van de bovengenoemde punten een ruimtelijke en functionele samenhang tussen de woning van verzoekers en de rest van het woonwagenterrein heeft mogen aannemen.
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester met de hiervoor vermelde punten vooralsnog onvoldoende heeft gemotiveerd dat die samenhang er is. Er is weliswaar sprake van één kadastraal perceel, met één eigenaar (de gemeente) dat in zijn geheel omsloten is en via één toegangsweg bereikbaar is, maar met het op grond van die omstandigheden aannemen van een ruimtelijke samenhang miskent de burgemeester dat binnen het kadastrale perceel sprake is van een opdeling in verschillende kleinere woonpercelen. Die kleinere percelen worden verhuurd aan verschillende personen en families. De kleinere percelen hebben aparte huisnummers en staan daarmee ook geregistreerd in de basisregistratie personen (brp). Er is weliswaar één toegangsweg, die leidt naar de verschillende woonwagens, maar vanaf die weg kunnen de bewoners hun eigen perceel bereiken en daarvoor is het niet nodig elkaars perceel te betreden. Dit betekent dus dat één kadastraal perceel is opgedeeld in verschillende woonadressen met verschillende huurders, waarvan verzoekers één van die huurders zijn en dat zij hun woonwagen kunnen bereiken zonder een naastgelegen perceel te betreden. Nu verder gesteld noch gebleken is dat de woonwagen en het perceel van verzoekers op een andere manier zodanig met één of meer van de andere woonwagens op het terrein is verbonden, is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet gesproken kan worden van een ruimtelijke samenhang tussen de woning van verzoekers en de rest van het woonwagenterrein.
12. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester ook niet voldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van een functionele samenhang. Dat er familierelaties bestaan tussen verschillende bewoners van het woonwagenterrein is niet in geschil, maar dit is onvoldoende om een samenhang aan te nemen tussen de woning van verzoekers en de rest van het woonwagenterrein. De algemeen geformuleerde vermelding in de bestuurlijke rapportage dat de bijgebouwen bij de verschillende woonwagens niet worden afgesloten en voor iedereen toegankelijk zijn, leidt evenmin tot het aannemen van functionele samenhang. Uit niets is gebleken dat verzoekers gebruik maken van de schuurtjes of bijgebouwen van anderen of dat anderen gebruik maken van de bijgebouwen van verzoekers. De eveneens algemeen geformuleerde vermelding in de bestuurlijke rapportage dat de politie regelmatig signalen kreeg van illegale bewoning of verblijf op deze locatie en de stelling van de burgemeester dat personen verblijven op adressen waar zij niet staan ingeschreven en andersom, leidt ook niet tot het aannemen van functionele samenhang. Gesteld noch gebleken is namelijk dat dit ook het woonperceel van verzoekers zou betreffen.
13. Dat op het woonwagenterrein een auto is ontploft, er sprake is van een dreiging en meerdere bewoners zich vervolgens gelijktijdig hebben bewapend, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter te weinig concreet worden gelinkt aan de woning en het perceel van verzoekers om te spreken van een samenhang of gerechtvaardigd vermoeden van drugshandel vanuit de woning van verzoekers. In de woning van verzoekers is geen drugs aangetroffen. Dat wel Manitol, een bekend versnijdingsmiddel, zou zijn aangetroffen wordt door verzoekers betwist. Volgens hen zou het gaan om cafeïne, wat verzoeker gebruikt omdat hij vaak ’s nachts moet werken. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt niet dat de inhoud van het potje positief is getest op Manitol. Het contante geld is volgens verzoekers afkomstig uit het bedrijfje van hun zoon en dit hebben zij ook met stukken onderbouwd. Ook hebben verzoekers gemotiveerd betwist dat de horloges die zijn aangetroffen van het merk Rolex waren. De voorzieningenrechter ziet niet in hoe het aangetroffen vuurwerk gelinkt kan worden met drugshandel. Dat wel een vuurwapen in de woning is aangetroffen vindt de voorzieningenrechter onvoldoende om de bevoegdheid van de burgemeester om over te gaan tot sluiting van de woning aan te nemen. Daar komt bij dat verzoekers hebben gezegd dat zij zich hebben bewapend, nadat zij van een medewerker van de gemeente hadden vernomen dat er sprake zou zijn van een ernstige dreiging tegen hen. Dat een medewerker van de gemeente hen op de hoogte heeft gesteld van die bedreiging hebben verzoekers ook met stukken onderbouwd. Dat deze bedreiging verband hield met drugshandel is niet gebleken.
14. Op grond van het bovenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester onvoldoende concreet heeft onderbouwd dat er sprake is van een samenhang tussen de woning en het perceel van verzoekers en de rest van het woonwagenterrein. De rechtspraak waar de burgemeester naar verwijst, maakt dat niet anders. De feitelijke situaties die in die zaken aan de orde waren, zijn zodanig anders dan de feitelijke situatie die hier aan de orde is, dat niet gesproken kan worden van vergelijkbare gevallen.
15. Voor zover de burgemeester in het bestreden besluit ook het standpunt heeft ingenomen dat hij alleen al op basis van wat op het perceel van verzoekers is aangetroffen bevoegd is om dat perceel te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, volgt de voorzieningenrechter hem daarin niet. Uit het vorenstaande blijkt dat verzoekers een onderbouwde verklaring hebben gegeven voor veel van de op hun perceel aangetroffen goederen. Dat het versnijdingsmiddel Manitol aanwezig was, blijkt niet uit de bestuurlijke rapportage. Hiermee is niet uitgesloten dat de aanwezige goederen om andere redenen dan drugshandel op het perceel van verzoekers aanwezig waren. Alleen de aanwezigheid van het vuurwapen vindt de voorzieningenrechter onvoldoende voor een gerechtvaardigd vermoeden dat sprake is van drugshandel vanuit de woning.
16. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij bevoegd was de woning van verzoekers te sluiten voor de duur van zes maanden. Er kleeft dus een gebrek aan het bestreden besluit, waarvan de voorzieningenrechter op grond van de op dit moment beschikbare informatie betwijfelt of dat in bezwaar kan worden hersteld.
17. De voorzieningenrechter begrijpt dat er, gelet op wat op het gehele terrein is aangetroffen, sprake is van (grote) misstanden op het woonwagenterrein en zij begrijpt ook de vrees van de burgemeester voor escalatie, gelet op het grote aantal (vuur)wapens. Hiermee is het belang van de burgemeester bij sluiting van de betrokken woonwagens duidelijk. Toch is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester onvoldoende concreet heeft onderbouwd dat de woning en het perceel van verzoekers bij die misstanden betrokken zijn en dat hij ook bevoegd is de woning en het perceel van verzoekers te sluiten. Het belang van verzoekers bij het voorkomen van sluiting van hun woning weegt daarom zwaarder dan het belang van de burgemeester.
18. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Dit betekent dat de burgemeester de woning van verzoekers niet mag sluiten tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
19. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat de burgemeester aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
20. De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Die kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,– (1 punt voor het indienen van een verzoekschrift, 1 punt voor de zitting, met een waarde per punt van € 525,– en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat de woning van verzoekers niet mag worden gesloten tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 178,– aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten tot een bedrag van € 1.050,– te betalen aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Heer-Schotman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. J.A. Meijer-Habraken, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 22 september 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.