ECLI:NL:RBOBR:2020:451

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
01/865055-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontuchtige handelingen met een minderjarige

Op 29 januari 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een 57-jarige mannelijke verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een 15-jarig meisje. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde verkrachting, maar achtte de subsidiair ten laste gelegde ontuchtige handelingen wettig en overtuigend bewezen. De feiten vonden plaats op 5 augustus 2017 in Reisdorf, Luxemburg, waar de verdachte en het slachtoffer samen verbleven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn penis in de vagina en mond van het slachtoffer heeft gehouden, wat leidde tot de veroordeling voor ontuchtige handelingen.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een contactverbod met het slachtoffer opgelegd voor de duur van twee jaar. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de behandeling daarvan te belastend voor het strafgeding zou zijn. De rechtbank overwoog dat de verdachte misbruik had gemaakt van het vertrouwen van het slachtoffer, die zich in een kwetsbare positie bevond. De uitspraak benadrukt de ernst van seksuele misdrijven en de impact daarvan op slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865055-18
Datum uitspraak: 29 januari 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats en -datum] 1960,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 januari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 december 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 augustus 2017 te Reisdorf (Luxemburg), in elk geval in Luxemburg door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002, heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten - het duwen en/of brengen en/of houden van zijn penis in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het duwen en/of brengen en/of houden van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het kussen van en/of likken aan de vagina van die [slachtoffer] en/of het beffen van die [slachtoffer] en/of
- het houden van de hand van die [slachtoffer] om/tegen zijn penis en/of het doen/laten aftrekken van zijn penis door die [slachtoffer] en/of - het kussen van en/of likken aan de nek en/of de borst(en) en/of zuigen aan de tepel(s) van die [slachtoffer] - het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het aanbieden aan en/of laten drinken door die [slachtoffer] van alcoholhoudende drank(en) - het (aan haar arm) trekken van die [slachtoffer] in de richting van een bed en/of - het (stevig) vastpakken en/of vasthouden en/of (stevig) op een bed drukken en/of gedrukt houden van de pols(en) en/of (overige delen van) het lichaam van die [slachtoffer] en/of - het uittrekken van onderkleding van die [slachtoffer] en/of
- het plaatsen van zijn, verdachtes, be(e)n(en) tussen de benen van die [slachtoffer] en/of het uit elkaar houden van de benen van die [slachtoffer] en/of
- het vastpakken en/of vasthouden van het hoofd en/of de haren van die [slachtoffer] en/of het duwen/geleiden van het hoofd van die [slachtoffer] in de richting van zijn, verdachtes, penis en/of
- het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het kussen van en/of likken aan en/of beffen van (de vagina van) die [slachtoffer] en/of
- het doen/laten aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en/of - het kussen van de nek en/of de borst(en) van die [slachtoffer] - het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer] ,
- het misbruik dat verdachte heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of het fysieke en/of psychische en/of emotionele overwicht dat hij over die [slachtoffer] had, gelet op het leeftijdsverschil en/of de leeftijd van die [slachtoffer] en/of misbruik dat verdachte heeft gemaakt van het vertrouwen dat die [slachtoffer] in hem had als buurman / (familie)vriend had en/of gelet op de omstandigheid dat die [slachtoffer] zich bevond in een caravan op een camping in het buitenland waar zij de lokale taal niet sprak en/of waar zij van onderdak en/of toezicht van verdachte afhankelijk was en/of waarbij verdachte heeft aangedrongen op seksuele handelingen en/of zich dominant en/of dwingend heeft opgesteld ten opzichte van die [slachtoffer] (waartegen die [slachtoffer] zich niet kon of durfde te verzetten) en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een dreigende situatie heeft doen ontstaan;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 augustus 2017 te Reisdorf (Luxemburg), in elk geval in Luxemburg, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten - het duwen en/of brengen en/of houden van zijn penis in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het duwen en/of brengen en/of houden van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het kussen van en/of likken aan de vagina van die [slachtoffer] en/of het beffen van die [slachtoffer] en/of
- het houden van de hand van die [slachtoffer] om/tegen zijn penis en/of het doen/laten aftrekken van zijn penis door die [slachtoffer] en/of - het kussen van en/of likken aan de nek en/of de borst(en) en/of zuigen aan de tepel(s) van die [slachtoffer] - het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Inleiding.
Op 5 augustus 2017 meldde [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2002) zich bij een medewerker van [camping] te Reisdorf (Luxemburg) en vertelde zij die nacht verkracht te zijn door verdachte.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde, verkrachting van [slachtoffer] , wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij met name op de verklaring van aangeefster en acht deze betrouwbaar en voldoende gesteund door ander bewijs.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] onverhoeds en tegen zijn wil zijn penis in haar mond heeft gestoken en in haar vagina heeft gebracht.
De raadsman heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat sprake is van geweld of bedreiging met geweld of andere feitelijkheid. Dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan kan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van [slachtoffer] .
De raadsman refereert zich ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde, maar verzoekt verdachte vrij te spreken van hetgeen is opgenomen onder het tweede, derde, vierde, vijfde en zesde gedachtestreepje.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Vast staat dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster en dat daarbij de penis van verdachte in de mond en vagina van aangeefster is geweest. Verdachte en aangeefster hebben echter tegengestelde verklaringen afgelegd over de precieze handelingen en over wie het initiatief daartoe heeft genomen.
Er zijn geen anderen die uit eigen wetenschap kunnen verklaren over hetgeen die nacht heeft plaatsgevonden.
De verklaring van verdachte dat aangeefster zich bij herhaling aan verdachte heeft opgedrongen en hij geen enkele mogelijkheid had om de seksuele handelingen te voorkomen, beoordeelt de rechtbank als ongeloofwaardig. Verdachte heeft immers verklaard dat op het moment dat aangeefster in haar slip voor hem stond hij haar al heeft gezegd dat zij “normaal moest doen”. Verdachte wist dat aangeefster alcohol had gedronken. Verdachte laat het volgens zijn eigen verklaring vervolgens gebeuren dat aangeefster tot twee maal toe bij hem in bed stapt, onder de dekens gaat dan wel de dekens terugslaat, zijn onderbroek opzij duwt en zijn penis vast pakt en daar handelingen mee verricht. Ook als dit waar zou zijn, waar bij de rechtbank twijfel over bestaat, had verdachte als volwassene het overwicht in deze situatie, ook fysiek, en had hij anders kunnen en moeten handelen. Volgens verdachte heeft [slachtoffer] zijn penis een halve minuut in haar mond gehad en ging zij op en neer toen zijn penis in haar vagina zat. De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee, ook in zijn eigen lezing van de gebeurtenissen, voldoende gelegenheid had om de handelingen te voorkomen of eerder te beëindigen.
Hoewel [slachtoffer] een consistent verhaal heeft verteld, is het voor wat betreft de handelingen die in de caravan zijn voorgevallen het woord van verdachte tegen dat van [slachtoffer] . Voor een bewezenverklaring van de dwang is naast wettig bewijs ook de overtuiging nodig dat dit heeft plaatsgevonden. De rechtbank moet zonder enige twijfel kunnen vaststellen dat het is gegaan zoals [slachtoffer] heeft gezegd.
De rechtbank kan dit echter niet. Verdachte ontkent stellig dat [slachtoffer] door hem is gedwongen. Voorts is het zo dat [slachtoffer] pas veel later op de dag, nadat zij samen nog activiteiten hebben ondernomen, melding heeft gemaakt van hetgeen er volgens haar is voorgevallen, terwijl zij eerder op de dag wel via haar telefoon contact met anderen heeft gehad. De rechtbank weet niet waarom zij pas later melding heeft gemaakt en dit maakt haar verklaring op zich ook niet onbetrouwbaar, maar het laat bij de rechtbank wel ruimte voor twijfel hoe het nu precies is toegegaan in de caravan.
Dit leidt ertoe dat verdachte voor het onder primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen de subsidiair ten laste gelegde handelingen, inhoudende het houden van zijn penis in de vagina en mond van [slachtoffer] bewezen. Verdachte erkent dat zijn penis zich daar (enige tijd) heeft bevonden De overige genoemde handelingen opgenomen in het subsidiair ten laste gelegde feit onder het tweede, derde, vierde, vijfde en zesde gedachtestreepje, acht de rechtbank niet bewezen. Verdachte ontkent die handelingen te hebben gepleegd en zoals reeds overwogen kunnen de andere handelingen niet zonder redelijke twijfel worden bewezen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het, buiten echt, plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer] , die toen 15 jaar oud was, wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende bewijsmiddelen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

een proces-verbaal nr. SPJ constaterend de aanhouding op heterdaad d.d.
6 augustus 2017, p. 165, onder meer inhoudende:
(…)
[inspecteur] die piketdienst had, werd op zaterdag 05-08-2017 om 16:47 uur geïnformeerd (…) dat de minderjarige
[slachtoffer]
(…)
rond 15:00 uur bij de receptie van de [camping] in Luxemburg te Reisdorf, (…) zich bij de daar werkzame employé voorstelde om wegens een in de nacht plaatsgevonden verkrachting (…) om hulp en toevlucht te vragen.

een proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 26 februari 2018, p. 153-159, onder meer inhoudende:
(…)
Wat weet [verdachte] over jouw leeftijd?
- Hij weet dat ik 15 ben.
(…)
Hoe verloopt de avond verder?
- Ik was moe en wilde naar bed. Het was toen rond 23.30 uur.
(…)
Welke seksuele handelingen heeft [verdachte] bij jou gedaan?
- Hij heeft met zijn penis in mijn vagina gezeten en ook in mijn mond.

een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 15 mei 2018, p. 379-381, onder meer inhoudende:
(…)
Vertelt u eens wat er nu precies gebeurd is van 4 op 5 augustus 2017?
(…)
Ik had tegen [slachtoffer] gezegd dat ik een weekend rust wilde en naar Luxemburg ging. [slachtoffer] gaf toen aan dat ze mee wilde heb ik gezegd dat ze dit aan haar moeder moest vragen. (…) Toen kwam ze later terug (…) dat het mocht van haar moeder. (…)
Ik heb haar de bewuste dag opgehaald omstreeks 12:30 uur. We zijn toen weggereden. (…)
Omstreeks 23:30 gaf ik aan dat ik wilde gaan slapen omdat ik moe was. (…)

een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 15 mei 2018, p. 385-396, onder meer inhoudende:
(…) [slachtoffer] heeft mijn piemel een halve minuut in haar mond gehad. (…)
Mijn piemel was niet helemaal hard maar ging toch in haar vagina. Ze is toen een paar keer op en neer gegaan. (…)

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op of omstreeks 05 augustus 2017 te Reisdorf (Luxemburg), met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het houden van zijn penis in de vagina en in de mond van die [slachtoffer] .

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast vordert zij oplegging van een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, te weten een contactverbod met [slachtoffer] voor de duur van vijf jaar, met een vervangende hechtenis van 1 week per keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte bekent gedeeltelijk het subsidiair ten laste gelegde feit. Verdachte heeft gedwongen moeten verhuizen omdat hij in de wijk waar hij en [slachtoffer] woonden naar aanleiding van deze zaak werd lastig gevallen. Dit alles heeft veel impact op hem gehad, waardoor hij hulp heeft gezocht bij de GGZ. De raadsman heeft verzocht om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van [slachtoffer] . Hij heeft dit misbruik gepleegd tijdens een weekend weg in Luxemburg, waarbij zij aan zijn zorg was toevertrouwd. Verdachte was op dat moment 57 jaar en [slachtoffer] was 15 jaar. [slachtoffer] is een kwetsbaar meisje. Ook hiervan was verdachte op de hoogte. Hij heeft hiervan ernstig misbruik gemaakt.
Verdachte heeft [slachtoffer] op de camping alcohol laten drinken en is samen met haar in een caravan gaan overnachten waarna er seksuele handelingen tussen hem en [slachtoffer] hebben plaatsgevonden
Hoewel de rechtbank niet zonder twijfel precies kan vaststellen hoe één en ander precies is verlopen is bewezen dat verdachte zijn penis in de mond en vagina van [slachtoffer] heeft gehouden. Dit terwijl verdachte zich had opgeworpen als vertrouwenspersoon bij wie [slachtoffer] terecht kon. Door zijn handelen heeft hij dit vertrouwen op grove wijze beschaamd. Hij heeft daarmee een grote inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer en haar lichamelijke integriteit aangetast. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort ernstige feiten daar nog lang last van kunnen ondervinden. De herinnering eraan kan hen hinderen in hun dagelijks bestaan en bij hun eigen seksuele ontwikkeling. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring door [slachtoffer] blijkt welke impact het handelen van verdachte heeft gehad op haar leven.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf (voor een gedeelte) voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd. De officier van justitie is bij haar vordering uitgegaan van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het primair ten laste gelegde, ernstiger feit, van welk feit de rechtbank verdachte vrijspreekt.
Contactverbod.
De officier van justitie heeft gevorderd een contactverbod als maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen voor de maximale duur van 5 jaar.
De rechtbank acht met de officier van justitie een contactverbod met [slachtoffer] noodzakelijk om de kans dat [slachtoffer] met verdachte wordt geconfronteerd te minimaliseren.
De rechtbank zal dit verbod opleggen in de vorm van een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht en wel voor de duur van twee jaar. Voor elke keer dat verdachte het op te leggen verbod overtreedt, zal vervangende hechtenis voor een hierna te bepalen duur worden opgelegd.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld er veel onduidelijkheden zijn ten aanzien van de causaliteit tussen de gevorderde materiële schade en het ten laste gelegde feit. Ook is de materiële schade onvoldoende onderbouwd. De officier van justitie verzoekt eiseres ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding dan ook niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de immateriële schade verzoekt de officier van justitie een bedrag van
€ 8.000,00 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat het voor de vaststelling van de schade noodzakelijk is om deskundigen te horen. Dit zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De verdediging verzoekt dan ook om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de vordering. Niet eenvoudig is vast te stellen of en in hoeverre de gevorderde kosten zijn gemaakt en de gevorderde schade (ook de immateriële schade) is ontstaan in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit, onder meer aangezien de bewijstukken thans (deels) ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van (dit deel van) de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 245.

DE UITSPRAAK

De rechtbank spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde.

Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf :
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaamVerklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Gevangenisstrafvoor de duur van
12 maanden met aftrekovereenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan
6 maanden voorwaardelijkmet een
proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

Contactverbod voor de duur van 2 jaar.

Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. A.W.A. Kap-Knippels en mr. H.F. van Kregten, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.E. van Langen-Wouda, griffier,
en is uitgesproken op 29 januari 2020.
mr. H.F. van Kregten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, dienst Regionale Recherche – Zeden, genummerd 2017163699, aantal pagina’s: 396. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.