Op 23 januari 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 22 januari 2020 een verzoek ingediend om de op 21 januari 2020 opgelegde crisismaatregel te verlengen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 januari 2020 werd vastgesteld dat de betrokkene, die in een instelling verbleef, geen psychische stoornis meer vertoonde. De arts verklaarde dat de betrokkene enkele dagen eerder nog een manisch-psychotisch beeld had, maar dat hij snel was opgeknapt. Hierdoor voldeed de betrokkene niet meer aan de wettelijke eisen voor de voortzetting van de crisismaatregel, en werd het verzoek afgewezen.
De rechtbank ging ook in op het verweer van de betrokkene dat een verslag van het verhoor door de officier van justitie bij het verzoek had moeten worden gevoegd. De rechtbank oordeelde dat dit niet wettelijk vereist was. Daarnaast werd aangevoerd dat de betrokkene niet binnen 24 uur na het nemen van de crisismaatregel in contact was gebracht met een advocaat. De rechtbank merkte op dat de betrokkene bedenkingen had geuit tegen deze bijstand, waardoor niet in strijd was gehandeld met de wet. De rechtbank besloot het verzoek tot verlenging van de crisismaatregel af te wijzen, en deze beschikking werd openbaar uitgesproken door rechter M. Lammers.