ECLI:NL:RBOBR:2020:437

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2020
Publicatiedatum
24 januari 2020
Zaaknummer
C/01/354756 / FA RK 20-188
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van crisismaatregel op grond van Wvggz

Op 23 januari 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 22 januari 2020 een verzoek ingediend om de op 21 januari 2020 opgelegde crisismaatregel te verlengen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 januari 2020 werd vastgesteld dat de betrokkene, die in een instelling verbleef, geen psychische stoornis meer vertoonde. De arts verklaarde dat de betrokkene enkele dagen eerder nog een manisch-psychotisch beeld had, maar dat hij snel was opgeknapt. Hierdoor voldeed de betrokkene niet meer aan de wettelijke eisen voor de voortzetting van de crisismaatregel, en werd het verzoek afgewezen.

De rechtbank ging ook in op het verweer van de betrokkene dat een verslag van het verhoor door de officier van justitie bij het verzoek had moeten worden gevoegd. De rechtbank oordeelde dat dit niet wettelijk vereist was. Daarnaast werd aangevoerd dat de betrokkene niet binnen 24 uur na het nemen van de crisismaatregel in contact was gebracht met een advocaat. De rechtbank merkte op dat de betrokkene bedenkingen had geuit tegen deze bijstand, waardoor niet in strijd was gehandeld met de wet. De rechtbank besloot het verzoek tot verlenging van de crisismaatregel af te wijzen, en deze beschikking werd openbaar uitgesproken door rechter M. Lammers.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/354756 / FA RK 20-188
Uitspraak : 23 januari 2020
Beschikking betreffende een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel
van de rechtbank Oost-Brabant naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[Betrokkene],
geboren op [geboortedatum] , [geboortedatum] ,
wonende te [adres]
verblijvende in [instelling] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. R.P. Duijn.

Procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 22 januari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om verlenging van de op 21 januari 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel d.d. 21 januari 2020;
  • de medische verklaring d.d. 21 januari 2020;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens en de strafvorderlijke en justitiële gegevens;
  • een uittreksel uit het curatele- en bewindregister.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 januari 2020 in [instelling] .
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.P. Duijn;
  • mevrouw [naam] , arts in opleiding tot specialist;
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet ter zitting verschenen
Vervolgens is de beschikking bepaald op heden.

De beoordeling:

Op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling stelt de rechtbank vast dat er ten aanzien van betrokkene geen sprake meer is van een psychische stoornis. De arts heeft verklaard dat de betrokkene enkele dagen geleden nog een manisch-psychotisch beeld liet zien, maar dat de betrokkene hierna snel is opgeknapt en inmiddels geen sprake meer is van een psychische stoornis. De betrokkene heeft verklaard dat de psychotische toestand is ontstaan door verkeerd medicijngebruik.
Aangezien niet langer sprake is van een psychische stoornis, is niet voldaan aan de wettelijke eisen voor de voortzetting van de crisismaatregel. Deze is niet langer nodig en daarom zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
Ten overvloede gaat de rechtbank nog in op het namens betrokkene gevoerde verweer dat een verslag van het verhoor van betrokkene door de officier van justitie had moeten worden overgelegd bij het verzoek. De rechtbank merkt op dat dit niet voortvloeit uit de wet en wijst daarbij op hetgeen is bepaald in artikel 7:7 lid 2 jo. artikel 7:2 lid 2 Wvggz.
Daarnaast is namens betrokkene aangevoerd dat betrokkene ten onrechte niet direct na het nemen van de crisismaatregel in contact is gebracht met een advocaat. De rechtbank wijst erop dat artikel 7:2 lid 3 Wvggz bepaalt dat de burgemeester ervoor moet zorgen dat een betrokkene binnen 24 uur na het nemen van de crisismaatregel wordt bijgestaan door een advocaat, tenzij betrokkene daartegen bedenkingen heeft. Volgens de beschikking van de burgemeester heeft betrokkene deze bedenkingen geuit tijdens het horen voorafgaand aan het nemen van de crisismaatregel. Aldus is hierbij niet gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 7:2 lid 3 Wvggz.

Beslissing:

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Lammers, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 23 januari 2020.
Conc: LdW
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.