ECLI:NL:RBOBR:2020:4350

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
10 september 2020
Zaaknummer
01/259332-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het bereiden van amfetamine en verboden wapenbezit

Op 11 september 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het medeplegen van het bereiden van amfetamine en verboden wapenbezit. De zaak kwam voort uit een melding van een diefstal van een auto, waarbij de politie een drugslaboratorium aantrof in Den Dungen. Tijdens het onderzoek werd ook een dode man aangetroffen, wat leidde tot de aanhouding van verschillende verdachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 oktober 2019 samen met anderen opzettelijk amfetamine heeft bereid en dat hij op 28 oktober 2019 in Kerkrade een vuurwapen en munitie voorhanden had. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal van een personenauto en een telefoon. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 42 maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en dat de ernst van de feiten een lange gevangenisstraf rechtvaardigde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.259332.19
Datum uitspraak: 11 september 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte 1] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1984] ,
thans gedetineerd te: P.I. Sittard.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 februari 2020, 21 april 2020, 6 juli 2020 en 28 augustus 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 oktober 2019 te Den Dungen, gemeente Sint Michielsgestel,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk hoeveelheden, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet wet behorende lijst I, heeft bereid en/of verwerkt en/of vervaardigd en/of aanwezig heeft gehad.
2.
hij op of omstreeks 28 oktober 2019 te Kerkrade een pistool (met vermelding van het merk Walther, type P114) en/of munitie, te weten 22 patronen (kaliber 7.65 munitie) als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1e van de WWM, voorhanden heeft gehad.
3.
hij op of omstreeks 28 oktober 2019 te Kerkrade een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten taser (in de vorm van een boksbeugel), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.
4.
hij op of omstreeks 28 oktober 2019 te Kerkrade opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 456 gram amfetaminepasta en/of 125 gram amfetaminepoeder, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
5.
hij op of omstreeks 28 oktober 2019 te Kerkrade, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of vervaardigen van amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
zich of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft verschaft, althans getracht te verschaffen, en/of voorwerpen en/of stoffen, voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- hoeveelheden, althans een hoeveelheid, mierenzuur en/of zoutzuur en/of caustic soda en/of zwavelzuur en/of citroenzuur en/of
- aantekeningen ten behoeve van de vervaardiging van stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- laboratorium glaswerk en/of een verwarmingsmantel en/of een scheitrechter en/of een gasfles en/of een gasbrander en/of een jerrycan

voorhanden gehad, welke voorwerpen en/of stoffen benodigd zijn, althans kunnen worden gebruikt bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van amfetamine in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

6.
hij op of omstreeks 25 oktober 2019 te Den Dungen, gemeente Sint Michielsgestel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Peugeot, type 407 coupe) en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding
De politie heeft op 25 oktober 2019 een melding ontvangen dat er sprake was van een diefstal van een auto door drie mannen. Ter plaatse werd een dode man aangetroffen in het [bedrijf] in Den Dungen en werd achterin de kas behorend tot het tuincentrum een productielocatie van synthetische drugs aangetroffen, hierna drugslaboratorium genoemd. Door middel van sandwichwanden waren binnen de ruimte compartimenten gecreëerd. Er stonden enkele IBC’s, jerrycans, gasflessen, een henneptent en overige synthetische drugs gerelateerde goederen opgeslagen. Daarnaast was er een destillatie opstelling aanwezig en een ruimte met drie RVS kookketels. De gehele ruimte bevond zich achter een over de volle breedte van de kas gespannen blauw en oranje bouwzeil. Voor dit bouwzeil stonden delen van kasten en pallets met verpakte bloempotten en bloembakken.
In een ruimte grenzend aan de ruimte met de kookruimte werd een stoffelijk overschot aangetroffen, wat later bleek te zijn van de heer [overleden medeverdachte] (hierna: de overleden medeverdachte). Het lichaam vertoonde ernstige verwondingen en was geheel besmet met chemicaliën en deels voorzien van blaarvorming. In de kookruimte bevonden zich drie RVS-kookketels, waarvan er een volledig was opengevouwen. Uit het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat de kookketel is ontploft. In deze kookketel bevond zich een bruine zure rokende vloeistof. Deze vloeistof was gelijk aan die waarmee de gehele ruimte en het slachtoffer besmet waren. De politie heeft een onderzoek gestart naar de toedracht van de gebeurtenissen en uiteindelijk verschillende verdachten aangehouden.
De zaken van drie van de verdachten, te weten de heer [verdachte 2] , de heer [verdachte 3] en verdachte zijn gelijktijdig, maar niet gevoegd, op 21 augustus 2021 ter zitting door de rechtbank behandeld.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde feiten en tot vrijspraak van het onder 6 tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft bepleit verdachte vrij te spreken van de feiten 1 en 6. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Vrijspraak.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 6 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie en de raadsman, behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsoverwegingen.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ter zake de onder 2 tot en met 5 tenlastegelegde feiten. Verdachte heeft de feiten 2 tot en met 4 bekend. De rechtbank zal hier dan ook geen motivering aan wijden en verwijst naar de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging ter zake van feit 1 zijn weerlegging vindt in de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen redenen om aan de inhoud en betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt de rechtbank daartoe het volgende.
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij in de nacht van 24 op 25 oktober 2019 in de kas aanwezig was, omdat de overleden medeverdachte hem had gevraagd daar schoon te maken. Hij zou hier een paar honderd euro voor krijgen. De overleden medeverdachte had aangegeven dat hij tijdens het schoonmaken zo min mogelijk licht mocht gebruiken. Hij zou buiten aan het vegen zijn geweest toen hij ineens een harde slag (de rechtbank begrijpt: klap) hoorde. Hij is toen het laboratorium in gegaan en heeft de overleden medeverdachte onder de kookketel vandaan gehaald en hem naar een andere ruimte gesleept. Daar voelde hij de pols van zijn medeverdachte wegvallen en zag hij zijn ogen wegdraaien. De medeverdachte bleek overleden te zijn. Hierna is verdachte naar buiten gelopen en samen met anderen in een auto vertrokken. Verdachte zat achterin de auto.
Pas toen hij na de klap de ruimte betrad waar de medeverdachte lag, kreeg verdachte in de gaten dat het om een drugslaboratorium ging.
Ter onderbouwing van dit scenario is door de verdediging aangevoerd, dat er van verdachte in het laboratorium enkel bloedsporen zijn aangetroffen en geen andersoortige sporen, zoals biologisch celmateriaal. Dergelijke sporen zijn enkel aangetroffen op verplaatsbare objecten, namelijk een pak melk en een blikje Arizona. Indien verdachte betrokken was geweest bij de productie van drugs dan zou te verwachten zijn dat er in het lab ook andere sporen zouden zijn aangetroffen. Verder kan volgens de verdediging uit de bewijsmiddelen niet volgen dat verdachte betrokken zou zijn bij het verwerken, bereiden, vervaardigen of aanwezig hebben van amfetamine, hier is geen bewijs voor. Ook voor medeplegen is geen bewijs. De bloedsporen zijn verklaarbaar omdat verdachte zelf ook verwondingen opliep toen hij het laboratorium betrad en de medeverdachte naar buiten sleepte.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte heeft voor het eerst ter zitting een verklaring afgelegd met betrekking tot de verdenkingen terwijl hij zich de rest van het onderzoek heeft beroepen op zijn zwijgrecht. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring. Op dat moment waren immers alle onderzoeksbevindingen bekend en gedeeld met de verdediging. Vanwege het tijdstip waarop de verklaring is afgelegd is het voorts niet meer mogelijk om deze te verifiëren. Verder valt niet in te zien dat verdachte deze verklaring niet reeds vanaf het begin van het onderzoek had kunnen afleggen, nu deze immers de onschuld van verdachte inhoudt. Verdachte is hier verschillende malen tijdens de verhoren toe uitgenodigd. Ook is opvallend dat verdachte alle schuld van zowel het drugslaboratorium in zijn woning als in Den Dungen in de schoenen schuift van zijn overleden medeverdachte die zich niet meer tegen deze beschuldigingen kan verweren. Het komt de rechtbank voor dat de verklaring van verdachte is afgestemd op de inhoud van het dossier.
Ook los van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte volstrekt ongeloofwaardig is en daarmee niet aannemelijk geworden.
Dat verdachte, samen met zijn medeverdachten, in de nacht van 24 op 25 oktober 2019 bezig was met het bereiden van amfetamine leidt de rechtbank af uit het volgende.
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij, samen met anderen, midden in de nacht van 24 op 25 oktober 2019 aanwezig was op de betreffende locatie in Den Dungen. Deze locatie bevond zich op twee uur rijden vanaf zijn woonplaats. Verdachte geeft weliswaar aan dat hij niet betrokken was bij het laboratorium, maar gegeven de omstandigheden is het volstrekt ongeloofwaardig dat verdachte buiten heeft staan vegen. In de eerste plaats acht de rechtbank het zeer onwaarschijnlijk dat iemand die niets met het drugslaboratorium te maken had zonder enige aanleiding op de hoogte zou worden gebracht van de locatie hiervan, omdat er in het laboratorium zeer kostbare drugs werden gemaakt. Daarnaast was sprake van een groot, professioneel opgezet laboratorium dat onmogelijk slechts door één persoon kan zijn gebruikt. Tevens zijn tijdens het onderzoek meerdere kledingstukken aangetroffen die erop duiden dat er meerdere mensen in het laboratorium aan het werk waren en de getuige de heer [getuige] heeft gezien dat er drie mensen vanaf de locatie vertrokken zijn, waarvan verdachte zelf ter zitting heeft aangegeven dat hij een van hen was.
Verdachtes betrokkenheid bij het laboratorium blijkt tot slot nog uit het feit dat in zijn woning soortgelijke gasflessen, glaswerk en plastic tonnen met deksel met afbeelding van een hond en de tekst mr. Beef zijn aangetroffen als in het laboratorium.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk in de nacht van 24 op 25 oktober 2019 amfetamine hebben bereid. Nu op grond van de bewijsmiddelen blijkt van een gezamenlijke uitvoering van het delict, ligt hierin het medeplegen besloten.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
omstreeks 25 oktober 2019 te Den Dungen, gemeente Sint Michielsgestel,
tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet wet behorende lijst I, heeft bereid.
2.
op 28 oktober 2019 te Kerkrade een pistool met vermelding van het merk
Walther, type P114 en munitie, te weten 22 patronen kaliber 7.65 munitie als bedoeld in
artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1e van de WWM, voorhanden heeft gehad.
3.
op 28 oktober 2019 te Kerkrade een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een taser in de vorm van een boksbeugel, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.
4.
op 28 oktober 2019 te Kerkrade opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 456 gram amfetaminepasta, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
5.
op 28 oktober 2019 te Kerkrade om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken of vervaardigen van amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden voorwerpen en stoffen,
voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende hij, verdachte,
- hoeveelheden, althans een hoeveelheid, mierenzuur en zoutzuur en caustic soda en
zwavelzuur en citroenzuur en
- aantekeningen ten behoeve van de vervaardiging van stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en
- laboratorium glaswerk en een verwarmingsmantel en een scheitrechter en een gasfles
en een gasbrander en een jerrycan
voorhanden gehad, welke voorwerpen en stoffen benodigd zijn voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van amfetamine.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden geëist met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn moeilijke jeugd, zijn ADHD en verslavingsstoornis. Daarnaast heeft de raadsman gewezen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte waaruit volgt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake een strafbaar feit. Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten acht de raadsman, gelet op voormelde opstandigheden, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden afdoende.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen bereiden van amfetamine. Het produceren van amfetamine is een ernstig strafbaar feit. Synthetische drugs zijn immers zeer schadelijke stoffen voor de volksgezondheid. Met de handel in drugs wordt snel en grof geld verdiend, hetgeen leidt tot ontwrichting van economische, sociale en bestuurlijke structuren. Daarnaast gaat de productie en handel in verdovende middelen, mede vanwege de grote winsten, gepaard met zware criminaliteit, waarbij geweld niet wordt geschuwd. In dit verband wijst de rechtbank op het feit dat tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte ook een vuurwapen is gevonden met bijbehorende munitie. Ook gebruikers van drugs bekostigen hun druggebruik vaak door het plegen van vermogensdelicten waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan de samenleving. Het bij de productie verkregen afval, dat vaak zeer bijtend en giftig is, wordt met grote regelmaat gedumpt met enorme schade aan flora en fauna tot gevolg. Bovendien bestaat de kans dat toevallige passanten, zoals spelende kinderen en dieren, in aanraking kunnen komen met het afval met alle negatieve gevolgen voor hun gezondheid van dien. Daarom trachten lokale overheden dergelijke dumpingen snel op te sporen en op te ruimen. De kosten gemoeid met het opruimen van deze gevaarlijke stoffen zijn echter hoog en worden bekostigd uit de algemene middelen waardoor de samenleving andermaal wordt gedupeerd. Naast de gevaarlijke situaties die het dumpen van afval meebrengt, bestaat bij de productie van synthetische drugs in dergelijke drugslaboratoria gevaar voor brand, ontploffing en het vrijkomen van giftige stoffen. In het onderhavige geval heeft het ontploffingsgevaar zich ook verwezenlijkt waardoor één van de zich op dat moment in het laboratorium bevindende personen is overleden. Het laboratorium bevond zich in een verborgen ruimte in een [bedrijf] . Daarmee is ook het winkelend publiek blootgesteld aan de vooromschreven gevaren die een dergelijk laboratorium met zich brengt. Het voorgaande heeft verdachte er niet van weerhouden om samen met anderen amfetamine te produceren.
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte is er - naast het vuurwapen en de munitie - allerhande contrabande aangetroffen. Zo zijn er stoffen en voorwerpen gevonden die kunnen worden gebruikt bij de productie van synthetische drugs en lag in de koelkast amfetamine. Ten slotte is een taser aangetroffen.
Voor deelname aan een dergelijk professioneel amfetaminelaboratorium in georganiseerd verband worden doorgaans lange gevangenisstraffen opgelegd. Daar dient een afschrikkend effect (generale preventie) vanuit te gaan om tegenwicht te bieden tegen de in de regel lonende productie van synthetische drugs. Ook het bezit van een vuurwapen wordt doorgaans streng bestraft. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie brengt dus een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee. Daarnaast zorgt het voor grote gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
In strafverzwarende zin heeft de rechtbank bij de strafmaat betrokken dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn aandeel bij de productie van amfetamine maar in plaats daarvan de volledige schuld heeft getracht af te schuiven op de overleden medeverdachte, die verdachte ter terechtzitting - notabene - een vriend heeft genoemd. Verdachte schrikt er klaarblijkelijk niet voor terug om anderen te belasten teneinde er zelf mogelijk beter van af te komen.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden geëist. De rechtbank acht dat, alles afwegende, een passende straf. Gelet op de ernst en de hoeveelheid van de feiten kan niet met een andere of lichtere straf worden volstaan. De door de raadsman en verdachte naar voren gebrachte (persoonlijke) omstandigheden geven geen aanleiding om de straf ten gunste van verdachte te matigen. De feiten en de omstandigheden zoals hierboven omschreven zijn daarvoor eenvoudigweg te ernstig.

De vordering van de benadeelde partij.

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft (feit 6).
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn:

- met betrekking tot welke de feiten zijn begaan;
- en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36b, 36c, 47 en 57 Wetboek van Strafrecht
2, 10, en 10a Opiumwet
26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank

Vrijspraak
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 6 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden stoffen en voorwerpen voorhanden hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Strafbaarheid
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Straf
Legt op de volgende straf (ten aanzien van het onder 1 tot en met 5 bewezenverklaarde):
een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Beslag
Onttrekt aan het verkeer de inbeslaggenomen goederen, te weten:
  • 1 STK Pistool;
  • 1 STK Stroomstootwapen;
  • 16 STK Munitie;
  • 7 STK munitie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. S.C. van Bergen, leden,
in tegenwoordigheid van G.J.B. van Weegen, griffier,
en is uitgesproken op 11 september 2020.