De psychiater en de psycholoog van het Pieter Baan Centrum hebben in hun rapport van 25 mei 2020onder meer geconcludeerd en geadviseerd:
“[pag. 59] Er is bij betrokkene sprake van een psychische stoornis in de zin van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en een ziekelijke stoornis. Al vele jaren voor het herseninfarct in 2017 was er bij hem sprake van een gebrekkige (persoonlijkheids)ontwikkeling met als kern een niet tot ontwikkeling gekomen eigen identiteit als gevolg van het zich altijd reactief gespiegeld hebben aan zijn sociaal succesvollere oudere broer. Hij probeerde de bedreigende gevoelens van eenzaamheid, angst en kwetsbaarheid vervolgens ook kleiner te maken door zichzelf narcistisch op te blazen.
Voortvloeiend uit het gebrekkig ontwikkelde empathisch vermogen, was betrokkene geneigd de oorzaak van moeilijkheden en problemen te externaliseren, wat zich manifesteert als een gebrekkige gewetensontwikkeling. Het ontbrak hem aan het vermogen een zelfkritische houding aan te nemen en daarmee zijn er ook voor het CVA al aanwijzingen voor oordeel- en kritiekstoornissen, samenhangend met een verstoorde persoonlijkheids-
ontwikkeling. Er zijn geen aanwijzingen voor eerdere impulscontrole- en/of agressieregulatieproblemen.
Na het herseninfarct in 2017 voelde hij zich extra kwetsbaar en emotioneel instabiel, nog
versterkt door de door het infarct ontstane neurocognitieve stoornis bestaande uit: snel
overprikkeld raken, gedeeltelijk gezichtsveldverlies, niet goed meer kunnen lezen en
schrijven, minder goed kunnen bewegen en organische affectlabiliteit, hetgeen het gevoel
versterkt dat hij zich minder goed kan oriënteren, concentreren, onthouden en logisch
nadenken. Op grond van de toegenomen kwetsbaarheid als gevolg van het herseninfarct en de neurocognitieve gevolgen daarvan is betrokkene psychogeen psychotisch gedecompenseerd en heeft hij een ziekelijke stoornis, namelijk een doorlopende psychogene waanstoornis van het achtervolgingstype ontwikkeld.
De waanstoornis lijkt geen intrinsiek hersenorganisch gevolg van de weefselschade door het CVA. Hij is ervan overtuigd geraakt (en is er nog steeds van overtuigd) dat hij het slachtoffer is van ’narcistische mishandeling’ door zijn moeder, hetgeen – mede afgaand op de resultaten van het milieuonderzoek – een heel gestoorde perceptie van de werkelijkheid is.
[pag. 60] Ten tijde van het ten laste gelegde was er bij betrokkene sprake van de beschreven psychische stoornissen.
[pag. 61] Het lijkt erop dat betrokkene er – vanuit zijn waanstoornis – volstrekt van overtuigd was dat zijn moeder hem al langere tijd sarde en er op uit was hem te benadelen. Psychodynamisch ligt het voor de hand te veronderstellen dat de persoon van wie betrokkene in wezen toch het meest afhankelijk is en die hij toch als eerste zou moeten kunnen vertrouwen, hem (onbewust) het meest confronteert met zijn eigen onvermogen, en dat hij juist daar als eerste zijn woede op projecteert en die persoon juist verantwoordelijk stelt voor zijn ongeluk: in de vorm van een paranoïde benadelingswaan. Het is niet bekend of betrokkene vooraf al een plan had om zijn moeder te doden of dat er tijdens het bezoek een trigger (bijvoorbeeld geld) ontstond, waardoor hij op dat moment in een psychologische fuik terecht kwam en niet meer terug kon. Er zijn geen aanwijzingen voor (meer bewust) psychopathiform gedrag.
Zowel in een scenario met meer planmatig handelen vanuit achterdocht en paranoia als in
een scenario met impulsief handelen op basis van overlopende emoties is het advies om
betrokkene het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen omdat de pathologie in
een sterke mate heeft doorwerkt.
[pag. 62] Ten aanzien van een klinische inschatting van het risico op recidive kan worden
opgemerkt dat betrokkenes waanstoornis vooral betrekking had op zijn moeder en dat die –
in zijn hoofd ’de kwade genius’, namelijk ’een narcist’ zijnde - nu is overleden, waardoor
het directe risico op recidive is afgenomen.
Duidelijk wordt echter dat de officier van justitie en de onderzoekers gemakkelijk in het
waansysteem worden opgenomen en eveneens worden bestempeld als narcisten. Iedereen
die de geloofwaardigheid van betrokkenes overtuigingen betwijfelt is in zijn ogen ’een
narcist’. Hierdoor zijn er aanwijzingen dat het waansysteem naar andere personen is
gegeneraliseerd.
Verder is het zo dat geld voor betrokkene, vanuit zijn gebrekkige identiteit, erkenning
oplevert door het aanzien dat hij ermee kan krijgen. Het is van daaruit niet ondenkbeeldig
dat de echtgenoot van betrokkenes moeder in het waansysteem van betrokkene wordt
geïncorporeerd, waarmee er ook een zeker risico kan ontstaan.
Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht, committeert zich niet aan hulpverlening en gebruikt de
voorgeschreven psychofarmaca (antipsychoticum) niet. Dit maakt dat zijn waanstoornis ook
moeilijk te beïnvloeden zal zijn.
[pag. 63] Al met al wordt het recidiverisico zonder passende begeleiding als matig tot hoog
ingeschat. Dit impliceert dat er bij betrokkene - onbehandeld - sprake is van een verhoogd
risico op (algemeen) gewelddadig gedrag in de toekomst.
[pag. 64] Het recidivegevaar kan worden beperkt door een adequate behandeling van de
waanstoornis, onder meer met antipsychotische medicatie, mits betrokkene daarvoor te
motiveren is.
Gezien het feit dat betrokkene geen ziektebesef en -inzicht heeft en er sprake is van snel
oplopend wantrouwen en weigering van antipsychotische medicatie zijn deze interventies
binnen een voorwaardelijk kader niet haalbaar. Kijkend naar een meer dwingend kader, dan
wordt duidelijk dat de mogelijkheden van een zorgmachtiging (artikel 2.03 Wet forensische
zorg) te beperkt zijn en te weinig garanties bieden voor een adequate behandeling en
monitoring van het recidiverisico.
Een ander mogelijk kader is dat van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende
maatregel (GBVM) op primaire eis van de officier van justitie en als dit opgenomen is in de
uitspraak van de rechtbank. Tenuitvoerlegging van deze maatregel kan plaatsvinden op last
van de rechter na afloop van de gevangenisstraf op vordering van de officier van justitie.
[pag. 65] Echter, pas na afloop van de gevangenisstraf wordt beoordeeld of deze maatregel
ten uitvoer wordt gelegd, waardoor er geen behandelgarantie is. Ondergetekenden vinden
het van essentieel belang dat er een intensieve behandeling plaatsvindt voor met name de
onderliggende psychodynamiek, van waar uit de meeste kans op recidive bestaat.
Bovendien is het wenselijk dat de behandeling zo spoedig mogelijk aanvangt.
Dit maakt dat enkel een tbs met dwangverpleging een voldoende dwingende en passende
maatregel is, waarin rekening kan worden gehouden met zowel de zorgintensiteit als de
mate van beveiliging die nodig is en passend is bij het recidiverisico.”