ECLI:NL:RBOBR:2020:4219

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 augustus 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
01/865116-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht gepleegd te Veghel

Op 31 augustus 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van doodslag en bedreiging. De verdachte heeft op 20 november 2018 in Veghel zijn huisbaas, [slachtoffer 1], met twaalf messteken om het leven gebracht en heeft daarnaast zijn huisgenoot, [slachtoffer 2], bedreigd met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn huisbaas met een mes heeft gestoken in vitale lichaamsdelen, wat leidde tot een fatale slagaderlijke bloeding. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer 1] en dat er geen bewijs was voor een noodweersituatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar, met aftrek van voorarrest, en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag op [slachtoffer 2], omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers en hun nabestaanden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865116-18
Datum uitspraak: 31 augustus 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1994] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 februari 2019, 21 mei 2019, 6 augustus 2019, 29 oktober 2019, 20 januari 2020,
4 april 2020, 4 juni 2020 en 17 augustus 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 december 2019.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 20 januari 2020 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 november 2018 te Veghel, gemeente Meierijstad, [slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 1] twaalf keer met een mes te steken, te weten in/door de linker onderarm en/of in de rechter borstholte en/of elders in het lichaam en/of door die [slachtoffer 1] met een stoeptegel, althans een zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd te slaan;
2.
hij op of omstreeks 20 november 2018 te Veghel, gemeente Meierijstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] met een mes in de hand achterna is gerend/gelopen en/of een of meer stekende bewegingen naar die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 november 2018 te Veghel, gemeente Meierijstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 2] met een mes in de hand achterna is gerend/gelopen en/of een of meer stekende bewegingen naar die [slachtoffer 2] heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 november 2018 te Veghel, gemeente Meierijstad, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] met een mes in de hand achterna is gerend/gelopen en/of een of meer stekende bewegingen naar die [slachtoffer 2] heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs Inleiding.

De verdachte wordt – kort gezegd – beschuldigd van het plegen van:
- de moord op dan wel doodslag van [slachtoffer 1] (feit 1);
- een poging tot doodslag (feit 2 primair), dan wel een poging tot zware mishandeling (feit 2 subsidiair), dan wel de bedreiging (feit 2 meer subsidiair) van [slachtoffer 2] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1 ten laste gelegde doodslag en de onder feit 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op gronden zoals verwoord in zijn pleitnota aangevoerd dat het dossier ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. De raadsman komt tot de conclusie dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1. [1]
De bewijsmiddelen.

de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 17 augustus 2020, voor zover inhoudende:
Op 20 november 2018 was ik in de woning aan de [adres 1] in Veghel. (…) Ik ben naar [slachtoffer 1] toegegaan. (…) Ik hield het mes in mijn rechterhand vast. (…) [slachtoffer 1] was naar buiten gegaan. (…) Ik ben naar buiten gegaan met het mes in mijn hand. (…) We gingen buiten vechten. (…) Ik hield het mes in mijn rechterhand vast. (…) Tijdens het vechten heb ik [slachtoffer 1] met het mes geraakt. (…) Toen [slachtoffer 1] op de grond lag heb ik hem (…) geslagen met een stoeptegel.

een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , opgemaakt door [verbalisant 1] op 20 november 2018, pag. 167 en 168, voor zover inhoudende:
Ik ben woonachtig op de [adres 1] te Veghel. Ik woon hier met (…) [slachtoffer 1] (…) en een Griekse jongen (…) Terwijl ik sliep hoorde ik opeens iemand hard gillen. Dit was tussen 15.00 en 16.00 uur. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] de persoon was die gilde. Ik hoorde hem het volgende gillen: He He He Help me, [slachtoffer 2] help me. (…) Ik ben vervolgens opgestaan en opende het zolderluik. Toen ik vier treden op de ladder naar beneden stond keek ik de kamer van [slachtoffer 1] in. (…) Ik zag dat [slachtoffer 1] en de Griekse jongen samen in de kamer van [slachtoffer 1] stonden. Ik zag dat de Griekse jongen een mes in zijn hand had. Ik zag dat [slachtoffer 1] weg wilde komen van de Griekse jongen. De Griekse jongen had het mes volgens mij in zijn rechterhand. (…) Ik zag dat [slachtoffer 1] uit de kamer wilde komen, maar de Griekse jongen stond voor de deur. [slachtoffer 1] probeerde uit de buurt te blijven van de Griekse jongen met het mes. (…) Omdat ik naar beneden kwam zag ik dat de Griekse jongen naar mij keek. (…) Toen de Griekse jongen naar mij keek, zag ik dat [slachtoffer 1] langs mijn ladder, door de deur van de slaapkamer, uit de slaapkamer kon komen. (…) Ik zag [slachtoffer 1] vervolgens vanaf de eerste verdieping van de woning, naar de begane grond rennen, via de trap. Ik zag dat de Griekse jongen, [slachtoffer 1] volgde en ook langs mijn zolderladder rende. (…) Toen ik voor de eerste keer op de zolderladder stond en net wakker was geworden en naar beneden klom zag ik bloed liggen in de slaapkamer van [slachtoffer 1] .

een proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt door [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] op 22 november 2018, pag. 377, voor zover inhoudende:
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door ons het navolgende bevonden en waargenomen:
(…) Het eerste bloedspoor is een bloedspoor veroorzaakt door vermoedelijk een slagaderlijke bloeding en leidde vanaf de voorzijde van de woning [adres 1] en vervolgens rechtsaf over het trottoir en het wegdek van de straat tot aan de woning aan de [adres 2] . Daar waar het slachtoffer werd aangetroffen. (…) Aan de voorzijde van de woning (…) [adres 1] (…) zagen wij (…) een bloedspoor (…) waarbij het bloed kennelijk onder druk van de hartslag uit het lichaam werd gespoten en daarbij een soort waaierpatroon op het trottoir veroorzaakte.

een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, opgemaakt door [verbalisant 6] op 21 november 2018, pag. 116 tot en met 118, voor zover inhoudende:
De beelden zijn afkomstig van de woning [adres 3] te Veghel. Bij het openen van de camerabeelden zag ik bovenin het scherm staan: 2018-11-20 Tue 15:00:00. (…) Omstreeks de volgende tijden is op de camerabeelden te zien: (…)
15:48 uur: Er komt vanuit links een man in beeld. Hij loopt over het trottoir. (…) Te zien is dat er een spoor wordt achtergelaten op het trottoir van vermoedelijk bloed wanneer de persoon zich over het trottoir beweegt. Kort hierop komt er vanuit links man 2 in beeld.
Te zien is dat man 1 achterom kijkt en begint te rennen. Man 2 rent achter man 1 aan. (…) Man 2 heeft vermoedelijk een voorwerp vast in zijn rechterhand. Ter hoogte van het gele busje bevindt man 2 zich bij man 1, het lijkt alsof man 2 man 1 bespringt en er vindt een worsteling plaats.
Er steekt een lichtkleurig puntvormig voorwerp boven man 1 uit. Te zien is dat man 2 nog steeds een voorwerp in zijn rechterhand heeft. Hij heeft het voorwerp onderhands vast. Ook hier is te zien dat het een puntvormig voorwerp betreft. Uiteindelijk verdwijnen beide mannen kort rechts uit beeld. Het gehele trottoir is nu voorzien van donker gekleurde vlekken, vermoedelijk bloedvlekken. Even later is man 1 weer in beeld te zien en ligt op de grond. Hij beweegt om zich heen waarna er vermoedelijk rechts half in beeld weer een worsteling plaatsvindt. Beide mannen komen omhoog en het lijkt alsof man 2, man 1 half over zich heen heeft hangen waarna ze beiden naar het parkeervak bewegen waar de gele bus geparkeerd staat. Er lijkt iets op de grond te vallen tussen de gele bus en de personanauto welke rechts naast de bus geparkeerd staat (…)
Ze bewegen zich richting de passagierszijde van de bus. Beide mannen komen op de grond terecht en in beeld zijn alleen nog een aantal voeten te zien die bewegend achter de bus uit steken. (…)
15.49
uur: Er is te zien dat er een persoon voor het gele busje op de grond ligt. Man 2 loopt naar de passagierszijde van het gele busje en blijft even aan de passagierszijde van het gele busje staan. Hierna is te zien dat man 2 voorover bukt en het voorwerp wat eerder op de grond viel, opraapt. Man 1 staat op en loopt via de straat rechts uit beeld. Op de plek waar deze persoon eerst lag, zijn donkere vlekken, vermoedelijk bloedvlekken, op de straat te zien. Man 2 verdwijnt via het trottoir rechts uit beeld.
15.5
uur: Man 2 komt rechts van het trottoir terug in beeld. (…) De handen van de man zijn rood van kleur, dit betreft mogelijk bloed. De man (…) verdwijnt rechts uit beeld.
15.52
uur: Man 2 komt rechts vanaf het trottoir terug in beeld. De handen van de man zijn nog steeds rood van kleur.

een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 7] op 20 november 2018, pag. 87, voor zover inhoudende:
Op dinsdag 20 november 2018 omstreeks 15.50 uur kwam ik (…) ter plaatse (…) aan de [adres 2] (…) Ik zag (…) een persoon (…) liggen voor de voordeur van de eerder genoemde woning. Ik zag dat de persoon in een plas met bloed lag. (…) Ik zag dat de man met zijn linkerwang op de grond lag. Ik zag dat er een stoeptegel met een omvang van 30 bij 30 cm op zijn hoofd lag.

een schriftelijk bescheid, te weten het NFI Rapport Pathologieonderzoek d.d. 4 december 2018 opgemaakt door dr. H.H. de Boer, pag. 678 en 679, voor zover inhoudende:
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer 1] , geboren op [1962] , is het navolgende gebleken:
1. (…) een breuk van het linkerjukbeen (…)
7. Op het lichaam waren in totaal 14 steekletsels (…) en 4 snijletsels. De steekletsels vormden in totaal 12 insteken en 2 doorsteken. (…) een doorsteek van de linkeronderarm, waarbij onder andere klieving van tenminste een grote slagader (…) In relatie met steekletsel H was er onder andere perforatie van de rechterborstholte, het middenrif en de lever. (…) Alle steek- en snijletsel gingen gepaard met omgevende bloeduitstortingen. (…)
10. Op het hoofd (o.a. rond het rechteroog, op het rechteroor, op de linkerwang, en
bovenop het behaard hoofd) waren er meerdere oppervlakkige huidbeschadigingen
en onderhuidse bloeduitstortingen. (…)
(…) bij de sectie de letsels sub 7 vastgesteld. Deze letsels zijn bij leven ontstaan door de inwerking van uitwendig mechanisch scherprandig snijdend/perforerend geweld (snij- of steekletsels), zoals opgeleverd kan worden door steken en/of snijden met één of meerdere messen. (…)
In relatie met de doorsteek van de linkerarm (…) was er onder andere een grote slagader geraakt (…) Dergelijk letsel leidt doorgaans tot (zeer hevig) bloedverlies. (…) onder ander de rechterborstholte geperforeerd. De hiermee gepaard gaande longfunctiestoornissen en het hierdoor veroorzaakte bloedverlies kunnen ook hebben bijgedragen aan het overlijden. (…)
In relatie met letsel H was onder andere de rechterborstholte geperforeerd. De hiermee gepaard gaande longfunctiestoornissenen en het hierdoor veroorzaakte bloedverlies kunnen ook hebben bijgedragen aan het overlijden. (…)
In relatie met de overige steek- en snijletsels (…) kunnen zij een bijdrage hebben geleverd aan het overlijden middels bloedverlies.
De letsels op het hoofd (sub 10) zijn bij leven ontstaan door de inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend geweld zoals bijvoorbeeld stoten, vallen of slaan/geslagen worden. (…) kan dit geweld het bewustzijn negatief hebben beïnvloed en daarmee hebben bijgedragen aan het overlijden.

Een proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt op 17 december 2018, door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 3] op pag. 449 tot en met 452
Op dinsdag 20 november 2018 (...) omstreeks 18:00 uur arriveerden wij, verbalisanten, op de plaats delict. (…) Via de trap hebben wij (…) de eerste verdieping bereikt. Op de trap zagen wij meerdere bloedspatpatronen. (…). Het bloedspoor ging verder naar de slaapkamer aan de voorzijde (…). Op de laminaatvloer in slaapkamer 1 zagen wij een bloedspatten patroon. (…). Wij zagen dat de bloedspatten verspreid waren over de laminaatvloer, binnenzijde slaapkamerdeur, buitenzijde slaapkamerdeur, op en onder de strijkplank die op de grond lag, tegen de linker muur naast de deur, tegen de bedrand, zitting van de klapstoel en enkele bloedspatten op de deken van het bed. (…).

een proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 8] op 3 december 2018, pag. 456, 463 tot en met 468, voor zover inhoudende:
Op woensdag 21 november 2018 (…) hebben wij (…) een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een steekincident in de woning [adres 1] te Veghel (…) Dit steekincident vond plaats op dinsdag 20 november 2018. (…)
(…) De hierna genoemde sporen/sporendragers werden omschreven, gewaarmerkt en (…) veiliggesteld. (…)
SIN: AAJS7079NL (…) Bloedspat op vloer hal/entree bij trap (boom) (…)
SIN: AAJS7081NL (…) Bloedspat op vloer/hal entree bij mat voordeur (…)
SIN: AAJS7084NL (…) Bloed (contact) bij deurklink voordeur (…)
SIN: AAJS7086NL (…) Bloedspat vloer hal bij toiletdeur (…)
SIN: AAJS7090NL (…) Bloedspat op trede vijf links (…)
SIN: AAJS7101NL (…) Bloedspat van patroon op klep vlizotrap naar zolder (…)
SIN: AAJS7102NL (…) Bloed (contact) op klep vlizotrap naar zolder (…)
SIN: AAJS7107NL (…) Bloed op trede 5 van vlizotrap naar zolder (…)
SIN: AAJS7109NL (…) Bloedspat op vloer overloop bij vlizotrap (…)
SIN: AAJS7110NL (…) Bloed (contact) wand slaapkamer voorzijde woning
SIN: AAJS7111NL (…) Bloed (contact) op slaapkamer deur overloopzijde bovendeurkl
SIN: AAJS7112NL (…) Bloedspat V patroon op hoofdbord bed in slp voorzijde woning
SIN: AAJS7113NL (…) Bloedspat V patroon op ombouw bed slaapkamer
SIN: AAJS7114NL (…) Bloed (contact) slaapkamerdeur slaapkamerzijde
SIN: AAJS7115NL (…) Bloedspat V patroon op slaapkamerdeur slaapkamerzijde
SIN: AAJS7116NL (…) Bloed op vloer slaapkamer bij linnenkast (…)
SIN: AAJS7117NL (…) Bloedspat (deels uitgeveegd) op vloer linnenkast (…)
SIN: AAJS7118NL (…) Bloedspat op vloer vlak voor linker deur linnenkast (…)
SIN: AAJS7119NL (…) Bloedspat op slaapkamer bij radiator en stoel

een schriftelijk bescheid, te weten een NFI-rapport DNA-onderzoek d.d. 1 april 2019 door ing. F van Gennip, pag. 754 en 755, voor zover inhoudende:
- de DNA profielen van de bemonsteringen te vergelijken met de DNA-profielen van [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer 1] (…)
SIN
(omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAJS7079NL#01,
AAJS7081NL#01,
AAJS7084NL#01,
AAJS7101NL#01,
AAJS7107NL#01,
AAJS7116NL#01,
AAJS7117NL#01,
AAJS7118NL#01
en
AAJS7119NL#01
DNA-profielen van een man.
Slachtoffer [slachtoffer 1]
Kleiner dan 1 op 1 miljard.
AAJS7102NL#01
(bloed (contact) op klep vlizotrap naar zolder)
DNA-mengprofiel van minimaal twee personen
afgeleid DNA-hoofdprofiel
DNA-nevenkenmerken
Slachtoffer [slachtoffer 1]
Minimaal één onbekende persoon
Kleiner dan 1 op 1 miljard
Niet berekend

een schriftelijk bescheid, te weten een NFI-rapport DNA-onderzoek d.d. 28 oktober 2019 opgemaakt door ing. F. van Gennip, pag. 1 en 2, voor zover inhoudende:
(…) de DNA profielen van de bemonsteringen te vergelijken met de DNA-profielen van [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer 1] (…)
SIN
(omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAJS7110NL#01,
AAJS7111NL#01,
AAJS7112NL#01,
AAJS7113NL#01,
AAJS7114NL#01
en
AAJS7115NL#01
DNA-profielen van een man.
Slachtoffer [slachtoffer 1]
Kleiner dan 1 op 1 miljard.

een schriftelijk bescheid, te weten een NFI-rapport DNA-onderzoek d.d. 28 oktober 2019 opgemaakt door ing. F. van Gennip, pag. 1 en 2, voor zover inhoudende:
(…) de DNA profielen van de bemonsteringen te vergelijken met de DNA-profielen van [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer 1] (…)
SIN
(omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAJS7086NL#01
(bloedspat vloer hal bij toiletdeur)
DNA-mengprofiel van minimaal 2 personen.
- Slachtoffer [slachtoffer 1]
(…)
Kleiner dan 1 op 1 miljard.
(…)
AAJS7090NL#01
(bloedspat op trede 5 links)
DNA-profiel van een man.
Slachtoffer [slachtoffer 1]
Kleiner dan 1 op 1 miljard.
AAJS7109NL#01
(bloedspat op vloer overloop bij vlizotrap)
DNA-profiel van een man.
Slachtoffer [slachtoffer 1]
Kleiner dan 1 op 1 miljard.
Nadere overwegingen.
De feitelijke gang van zaken.
Verdachte heeft bij de politie steeds wisselende verklaringen afgelegd. Bij de behandeling ter terechtzitting op 17 augustus 2020 verklaart hij dat dit komt doordat hij tijdens het afleggen van zijn eerste verklaringen in shock verkeerde. Verdachte verklaart dat zijn verklaring bij de politie op 8 mei 2019 en zijn gelijkluidende verklaring afgelegd ter terechtzitting op 17 augustus 2020 naar waarheid zijn afgelegd. De verdachte verklaart als volgt.
Op 20 november 2018 wil verdachte tegen zijn huisbaas [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) vertellen dat hij terug gaat naar Griekenland. Hij is zijn spullen aan het inpakken wanneer hij door [slachtoffer 1] naar de slaapkamer van [slachtoffer 1] wordt geroepen. Eenmaal in de slaapkamer van [slachtoffer 1] ziet hij dat [slachtoffer 1] een mes vast heeft en wordt hij door [slachtoffer 1] met het mes in zijn rechterhand gestoken. Verdachte verklaart dat het mes op de grond viel en dat hij het mes toen heeft opgepakt. Verdachte verklaart dat hij bang was, dat zijn hand bloedde en dat hij zichzelf moest verdedigen. Op vragen over hoe hij zichzelf heeft verdedigd in de woning aan de [adres 1] te Veghel heeft de verdachte geen antwoord gegeven. Hij ontkent dat hij [slachtoffer 1] in de woning heeft gestoken en kan desgevraagd geen verklaring geven voor het bloed van [slachtoffer 1] in de woning. Verdachte verklaart dat [slachtoffer 1] naar buiten is gegaan en dat hij vervolgens ook naar buiten is gegaan. Buiten heeft hij gevochten met [slachtoffer 1] . Hij hield het mes in zijn rechterhand vast en heeft [slachtoffer 1] in het gevecht met het mes geraakt. Op enig moment lag [slachtoffer 1] op de grond en toen heeft hij hem met een stoeptegel tegen zijn neus geslagen.
De rechtbank zal hieronder de vraag beantwoorden van welke feiten en omstandigheden zal worden uitgegaan. Daarbij zal de rechtbank ingaan op de geloofwaardigheid van de laatste verklaring van verdachte. Op voorhand merkt de rechtbank op dat de omstandigheid dat verdachte steeds is gewisseld van verklaring, niet bijdraagt aan de geloofwaardigheid ervan.
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer 1] is gebleken dat er 14 steekletsels zijn toegebracht en 4 snijletsels. In de linkerarm was sprake van een doorsteek, waarbij er onder andere een grote slagader is geraakt. Dergelijk letsel leidt doorgaans tot (zeer hevig) bloedverlies.
In de slaapkamer, op de overloop, op de trap en in de hal en entree van de woning van [slachtoffer 1] is bloed aangetroffen. In de woning zijn in totaal 41 bloedmonsters genomen waarvan er uiteindelijk 19 zijn onderzocht. Deze 19 bloedmonsters zijn afkomstig van verschillende plekken in de woning. Uit DNA-onderzoek is gebleken dat het bloed van al deze 19 bloedmonsters afkomstig is van [slachtoffer 1] .
Op camerabeelden is te zien dat [slachtoffer 1] , nadat hij zijn woning heeft verlaten, een aanzienlijke hoeveelheid bloed verliest. De verbalisanten die op 20 december 2018 ter plaatse zijn gekomen omschrijven dit bloedspoor als een bloedspoor waarbij het bloed onder druk uit het lichaam is gespoten en daarbij een waaierpatroon op het trottoir heeft veroorzaakt. Dit bloedspoor past bij een slagaderlijke bloeding.
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat (in ieder geval) de slagaderlijke bloeding in de linkerarm van [slachtoffer 1] is ontstaan in de woning aan de [adres 1] te Veghel.
Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 1] in de woning heeft gestoken. Verdachte heeft aangegeven geen verklaring te kunnen geven over hoe [slachtoffer 1] in de woning gewond is geraakt. Hij verklaart wel dat hij door [slachtoffer 1] is aangevallen. [slachtoffer 1] zou hem met een mes in zijn hand hebben gestoken en hij moest zichzelf verdedigen. De rechtbank overweegt daarop als volgt.
Een forensisch arts heeft de snijwonden aan de rechterhand van verdachte beoordeeld. Vastgesteld is dat direct na het ontstaan van deze snijwonden aanzienlijk bloedverlies moet zijn opgetreden. De 19 onderzochte bloedmonsters uit de woning zijn afkomstig van verschillende plekken in de woning. Uit het bloedonderzoek is gebleken dat geen van deze bloedmonsters afkomstig is van verdachte. Dat betekent dat de verklaring van verdachte niet strookt met dit onderdeel van het bewijs.
Verder blijkt uit camerabeelden, de verklaring van verdachte en de verklaring van getuige [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) dat verdachte het mes in zijn rechterhand heeft vastgehouden in de woning en tijdens de worsteling met [slachtoffer 1] buiten, terwijl verdachte volgens zijn eigen verklaring al gewond was aan zijn rechterhand. Gelet op de aard van de verwondingen aan de rechterhandpalm van verdachte, acht de rechtbank het onaannemelijk dat verdachte het mes met zijn gewonde hand heeft opgepakt, vastgehouden en daarmee heeft kunnen steken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte, inhoudende dat [slachtoffer 1] hem in de slaapkamer met een mes in zijn rechterhand heeft gestoken, ongeloofwaardig.
Daarmee is de vraag hoe [slachtoffer 1] in de slaapkamer gewond is geraakt nog niet beantwoord. De rechtbank stelt het volgende vast.
Getuige [slachtoffer 2] was op het moment van het incident in de woning van [slachtoffer 1] aanwezig. Hij lag te slapen op de zolderverdieping. Hij verklaart dat hij [slachtoffer 1] om hulp hoorde roepen. [slachtoffer 2] loopt een aantal treden van de vlizotrap naar beneden en ziet vanuit daar [slachtoffer 1] en verdachte in de slaapkamer van [slachtoffer 1] staan. Hij ziet dat verdachte een mes in zijn rechterhand vast heeft en ziet dat [slachtoffer 1] de kamer uit probeert te komen. Hij ziet bloed in de slaapkamer van [slachtoffer 1] , hetgeen gelet op de uitkomst van de bloedonderzoeken bloed van [slachtoffer 1] betrof.
Op de camerabeelden is voorts te zien dat verdachte een mes vast heeft wanneer hij de woning verlaat.
De raadsman van verdachte stelt dat het ook mogelijk is dat [slachtoffer 1] zichzelf heeft gestoken tijdens een worsteling met verdachte. De rechtbank stelt vast dat een begin van aannemelijkheid voor deze stelling ontbreekt. In de voorhanden bewijsmiddelen is geen gegeven aanwezig dat deze stelling ook maar enigszins ondersteunt. De rechtbank acht het al lastig voorstelbaar dat iemand zichzelf per ongeluk zo diep met een mes raakt, dat hij daarmee zijn linkerarm doorsteekt en een slagaderlijke bloeiding veroorzaakt. Dit geldt te meer nu verdachte zelf niet over een dergelijke handeling van [slachtoffer 1] in diens slaapkamer heeft verklaard en geen verklaring heeft kunnen geven over de herkomst van het bloed van [slachtoffer 1] in de woning.
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 1] in de slaapkamer heeft gestoken. Verdachte heeft daarbij (in ieder geval) de linkerarm van [slachtoffer 1] doorstoken, waardoor bij [slachtoffer 1] een slagaderlijke bloeding is ontstaan.
[slachtoffer 1] weet vervolgens weg te komen uit zijn slaapkamer, via de overloop en trap naar beneden te gaan en verlaat via de voordeur zijn woning. Verdachte gaat achter [slachtoffer 1] aan naar buiten. Op camerabeelden is te zien dat verdachte [slachtoffer 1] achterna rent en hem aanvalt. Hij heeft daarbij een voorwerp in zijn rechterhand. Gelet op de verklaringen van [slachtoffer 2] en verdachte stelt de rechtbank vast dat dit voorwerp het mes betreft waarmee verdachte eerder in de slaapkamer heeft gestoken. Op straat duurt de door verdachte ingezette aanval enige tijd voort. Op enig moment valt het mes op de grond. De worsteling gaat verder. Kort nadat op camerabeelden is te zien dat [slachtoffer 1] rechts uit beeld verdwijnt, is te zien dat verdachte het mes oppakt en net als [slachtoffer 1] rechts uit beeld verdwijnt. [slachtoffer 1] wordt uiteindelijk door de politie voor de woning aan de [adres 2] te Veghel aangetroffen. Hij heeft dan een stoeptegel van 30 bij 30 centimeter op zijn hoofd liggen. Verdachte verklaart dat hij op het moment dat [slachtoffer 1] op de grond lag, met een stoeptegel tegen de neus van [slachtoffer 1] heeft geslagen. In het sectierapport wordt omschreven dat er sprake is van letsel op het hoofd dat bij leven is ontstaan door de inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend geweld. Naast het (hevige) bloedverlies door de steek- en snijletsels kan dit geweld het bewustzijn negatief hebben beïnvloed en daarmee hebben bijgedragen aan het overlijden.
Opzet op de dood van het slachtoffer.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, waaronder de resultaten van het pathologisch onderzoek, moet worden geconcludeerd dat verdachte [slachtoffer 1] met een scherp mes meerdere malen heeft gestoken in delen van het lichaam waar zich vitale lichaamsdelen bevinden en dat hij met kracht met een steen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet anders worden geoordeeld dan dat verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer 1] en hem willens en wetens heeft gedood.
Vrijspraak voorbedachte raad.
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden en evenmin uit het onderzoek ter terechtzitting kan worden afgeleid dat verdachte een vooropgezet plan had om het slachtoffer van het leven te beroven noch dat hij gelegenheid heeft gehad tot nadenken over de betekenis en gevolgen van een dergelijk plan. De rechtbank heeft geen inzicht gekregen in het motief of de aanleiding van het handelen van verdachte en wat er voorafgaand aan het feit in verdachte is omgegaan. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van moord.
Conclusie.
De rechtbank acht de ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2. [2]
De bewijsmiddelen.

de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 17 augustus 2017, voor zover inhoudende:
Op 20 november 2018 was ik in de woning aan de [adres 1] in Veghel. (…) [slachtoffer 1] vroeg mij om naar zijn slaapkamer te komen. Ik ben naar hem toegegaan. (…) Ik hield het mes in mijn rechterhand vast. (…) ik ben richting de zolder gegaan, een aantal tredes de trap op (…)

een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , opgemaakt door [verbalisant 1] op 20 november 2018, pag. 167 tot en met 168, voor zover inhoudende:
Ik ben woonachtig op de [adres 1] te Veghel. Ik woon hier met [slachtoffer 1] (…) en een Griekse jongen (…). Terwijl ik sliep hoorde ik opeens iemand hard gillen. (…) Ik hoorde dat [slachtoffer 1] de persoon was die gilde. Ik hoorde hem het volgende gillen: He He He Help me, [slachtoffer 2] help me. (…) Ik ben vervolgens opgestaan en opende het zolderluik. Toen ik vier treden op de ladder naar beneden stond keek ik de kamer van [slachtoffer 1] in. (…) Ik zag dat [slachtoffer 1] en de Griekse jongen samen in de kamer van [slachtoffer 1] stonden. Ik zag dat de Griekse jongen een mes in zijn hand had. Ik zag dat [slachtoffer 1] weg wilde komen van de Griekse jongen. (…) Omdat ik naar beneden kwam zag ik dat de Griekse jongen naar mij keek. (…) Toen de Griekse jongen naar mij keek, zag ik dat [slachtoffer 1] langs mijn ladder, door de deur van de slaapkamer, uit de slaapkamer kon komen. (…) Ik zag [slachtoffer 1] vervolgens vanaf de eerste verdieping van de woning, naar de begane grond rennen, via de trap. Ik zag dat de Griekse jongen, [slachtoffer 1] volgde en ook langs mijn zolderladder rende. Ik stond op dat moment nog op mijn zolderladder. (…) Ik ben vervolgens dus snel weer mijn zolderkamer opgegaan en heb het zolderluik dichtgegooid. Ik zag dat de Griekse jongen achter mij aankwam. Ik zag dat de Griekse jongen ook de zolderladder opklom en probeerde om mijn zolderluik open te duwen. Ik heb toen de aanwezige koffers en bagage op het zolderluik gegooid om te voorkomen dat de Griekse jongen omhoog kon komen. (…) Toen ik (…) net wakker was geworden en naar beneden klom zag ik bloed liggen in de slaapkamer van [slachtoffer 1] .
Vrijspraakoverweging.
De aangever heeft in zijn verklaring afgelegd op 20 november 2018 verklaard dat verdachte met het mes stekende bewegingen heeft gemaakt in zijn richting. In een verklaring eerder die dag en in het telefoongesprek met de meldkamer verklaart hij over het feit dat verdachte hem achterna kwam, maar hij heeft het dan niet over stekende bewegingen in zijn richting. Verdachte ontkent dat hij stekende bewegingen richting [slachtoffer 2] heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewijs dat verdachte met het mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer 2] , ontbreekt. De rechtbank acht daarmee de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt verdachte van deze feiten vrij.
Bewijsoverweging.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Uit de verklaring van verdachte en de verklaring van aangever blijkt dat verdachte met het mes in zijn handen de vlizotrap is opgegaan in de richting van aangever. Aangever is kort daarvoor wakker geworden door gegil van zijn huisbaas [slachtoffer 1] . Aangever besluit te gaan kijken en wanneer hij op de vlizotrap staat ziet hij [slachtoffer 1] en verdachte in de slaapkamer van [slachtoffer 1] staan. Hij ziet dat verdachte een mes vast heeft en ziet bloed in de slaapkamer van [slachtoffer 1] . Vervolgens ziet hij [slachtoffer 1] via de trap naar beneden lopen. Verdachte gaat vervolgens achter [slachtoffer 1] aan uit de slaapkamer en met het mes in zijn handen de vlizotrap op in de richting van aangever.
Verdachte verklaart dat hij via de vlizotrap naar boven ging om te kijken of [slachtoffer 1] zich mogelijk op de zolderverdieping bevond. Deze verklaring acht de rechtbank onaannemelijk. Gelet op de verklaring van aangever dat [slachtoffer 1] de slaapkamer verliet en verdachte hem achterna ging, moet verdachte hebben waargenomen dat [slachtoffer 1] via de trap naar beneden is gegaan. Getuige het bloedverlies van [slachtoffer 1] kan het niet anders dan davoor verdachte zichtbaar was waar [slachtoffer 1] was heengegaan. Daarmee stelt de rechtbank vast dat verdachte met opzet met een mes in zijn hand in de richting van – uitsluitend – aangever is gegaan. Naar het oordeel van de rechtbank betrof dit in de gegeven omstandigheden een bedreiging waaruit voor aangever een redelijke vrees kon ontstaan. Aangever had immers gezien dat verdachte vlak daarvoor met een mes tegenover [slachtoffer 1] stond, terwijl [slachtoffer 1] aangever om hulp riep en aangever had gezien dat er bloed in de slaapkamer van [slachtoffer 1] lag.
Conclusie.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde gedraging van verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht oplevert.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op 20 november 2018 te Veghel, [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 1] twaalf keer met een mes te steken, te weten door de linker onderarm en in de rechter borstholte en elders in het lichaam en door die [slachtoffer 1] met een stoeptegel tegen het hoofd te slaan;
2.
op 20 november 2018 te Veghel, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] met een mes in de hand achterna gelopen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid.

Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte in de slaapkamer van [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1] met een mes in zijn rechterhand is gestoken.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging nu, gelet op de hiervoor weergegeven vaststellingen van de rechtbank, het bestaan van een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij in de slaapkamer van [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1] met een mes in zijn rechterhand is gestoken ongeloofwaardig.
Ter terechtzitting heeft de raadsman tevens aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces, als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft gesteld dat, voor zover verdachte de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden, deze overschrijding het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging.
De rechtbank overweegt daaromtrent dat nu het bestaan van een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden, ook het beroep op noodweerexces niet kan slagen.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit en verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft bij de behandeling ter terechtzitting op 17 augustus 2020 de volgende strafeis uitgesproken. De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht. Op deze vordering staat abusievelijk een eis van 14 maanden gevangenisstraf geformuleerd.
Het standpunt van de verdediging.
In het geval dat de rechtbank tot een bewezenverklaring en een strafoplegging mocht komen, heeft de raadsman de rechtbank verzocht de duur van de gevangenisstraf te matigen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn huisbaas [slachtoffer 1] van het leven beroofd. Hij heeft [slachtoffer 1] in zijn eigen woning gestoken en heeft hem daarna buiten op straat nog meerdere malen gestoken. Tot slot heeft hij [slachtoffer 1] , toen deze weerloos op de grond lag, met een stoeptegel tegen zijn hoofd geslagen.
Daarnaast heeft verdachte zijn huisgenoot [slachtoffer 2] bedreigd door hem met een mes in zijn hand achterna te gaan.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] zijn belangrijkste bezit, zijn leven, ontnomen. Daarmee heeft hij de nabestaanden van [slachtoffer 1] onherstelbaar leed aangedaan. Het is voor zijn dochter, ouders en andere familieleden enorm zwaar om met dit verlies om te gaan. [slachtoffer 1] was een man die in het leven van andere mensen, waaronder zijn familieleden, een heel belangrijke rol speelde. Dit blijkt ook uit de door de dochter ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring. De nabestaanden hebben van verdachte tot op heden geen inzicht verkregen in het motief van deze daad.
De door verdachte gepleegde strafbare feiten leveren niet alleen voor de nabestaanden een traumatische ervaring op, maar ook voor omstanders die getuige zijn geweest van de steekpartij of de gevolgen daarvan. Dat geldt in het bijzonder voor [slachtoffer 2] , die niet alleen heeft gevreesd voor zijn eigen leven maar ook is geconfronteerd met verdachtes agressie tegen zijn huisbaas.
Een dergelijk geweldsmisdrijf brengt ook meer in het algemeen gevoelens van angst en onveiligheid met zich mee. Dat geldt in dit geval temeer nu het geweldsincident op klaarlichte dag en midden in een woonwijk heeft plaatsgevonden.
Het zwaartepunt van de strafoplegging ziet op de door de verdachte gepleegde doodslag. De rechtbank betrekt in zijn overweging uitdrukkelijk de straffen die doorgaans voor soortgelijke misdrijven worden opgelegd.
Doodslag behoort tot de meest ernstige misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent en is naar zijn aard een misdrijf dat oplegging van een zeer lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Het opleggen van langdurige gevangenisstraffen heeft daarbij verschillende doelen. Uiteraard staat het aspect van vergelding voor het leed dat de nabestaanden is aangedaan voorop. Van groot belang is ook de beveiliging van de samenleving. Oplegging van een forse straf is noodzakelijk om tot uitdrukking te brengen dat het absoluut onaanvaardbaar is een ander van het leven te beroven. Met een langdurige gevangenisstraf beoogt de rechtbank te voorkomen dat anderen dergelijke feiten begaan én dat verdachte hiertoe in de toekomst nogmaals overgaat.
Verdachte heeft niet mee willen werken aan onderzoeken naar zijn persoon. Ook overigens zijn geen persoonlijke omstandigheden gebleken waarmee de rechtbank rekening moet houden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank anders dan de officier van justitie ten aanzien van feit 2 niet de poging tot doodslag, maar de bedreiging bewezen heeft verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren.
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] .
De benadeelde partijen vorderen de reiskosten die zij hebben gemaakt ten behoeve van het bijwonen van behandelingen van de strafzaak ter terechtzitting.
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie en de verdediging achten de vorderingen toewijsbaar. De officier van justitie verzoekt tot toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Beoordeling.De rechtbank zal verdachte, nu de vorderingen niet worden betwist, veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op de bedragen zoals in het dictum vermeldt. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Nu het gaat om het toewijzen van gevorderde proceskosten is de oplegging van een schadevergoedingsmaatregel niet aan de orde.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] .

De benadeelde partij vordert de gemaakte kosten ten behoeve van de uitvaart en de reiskosten voor het bijwonen van behandelingen van de strafzaak ter terechtzitting.
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie en de verdediging achten de vordering in het geheel toewijsbaar. Het totale bedrag te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2018 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 477,50. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2018 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van € 19.230,78 aan materiële schade en een bedrag van € 15.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht een door de rechtbank te bepalen bedrag aan immateriële schadevergoeding toewijsbaar. Daarnaast acht de officier het gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding toewijsbaar. Het totale bedrag te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman acht de benadeelde partij niet-ontvankelijk, nu de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
Subsidiair heeft de raadsman op gronden zoals in zijn schriftelijke pleitnota verwoord betoogd dat de vordering in zijn geheel moet worden afgewezen.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een immateriële schadevergoeding van € 5.000,- en een materiële schadevergoeding van € 517,21. De materiële schadevergoeding is gebaseerd op de volgende posten: ‘hotelovernachting’, ‘factuur huisarts’, ‘opvragen medische informatie factuurnr. 2020 5 1 266’, en de ‘factuur Centiv’. Ten aanzien van die laatste post zijn de aanmaningskosten in mindering gebracht.
De rechtbank zal de benadeelde partij met betrekking tot het meer gevorderde aan immateriële schadevergoeding en ten aanzien van de posten ‘eigen risico zorg 2019 en 2020’, ‘opvragen medische informatie factuurnr. 2019 5 1 506’, ‘kleding’, ‘reis- en parkeerkosten’, ‘verlies vermogen arbeid’, niet ontvankelijk verklaren. De rechtbank acht deze posten onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijk rechter aanbrengen.
Het gevorderde bedrag van € 2.650,- met betrekking tot de post ‘inboedel’ wordt afgewezen nu dit geen kosten betreffen die een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2018 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag

De raadsman heeft verzocht tot teruggave van een inbeslaggenomen telefoon die aan verdachte zou toebehoren. Bij de rechtbank is geen informatie bekend over een onder verdachte in beslag genomen telefoon. Derhalve kan de rechtbank met betrekking tot dit verzoek geen beslissing nemen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 285, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreek hem daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 1:doodslagT.a.v. feit 2 meer subsidiair:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.

T.a.v. feit 1, feit 2 meer subsidiair:Gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

T.a.v. feit 1: Toewijzing van de civiele vordering van € 200,00.
Veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , tot op heden begroot op € 200,- (post reiskosten) en veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
T.a.v. feit 1: Toewijzing van de civiele vordering van € 50,00.
Veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] , tot op heden begroot op € 50,- (post reiskosten) en veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
T.a.v. feit 1: Toewijzing van de civiele vordering van € 580,50
Veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] , tot op heden begroot op € 580,50 (post reiskosten) en veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
T.a.v. feit 1: Toewijzing van de civiele vordering van € 444,29.
Veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] , tot op heden begroot op € 444,29 (post reiskosten) en veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

T.a.v. feit 1:Maatregel van schadevergoeding van € 4.066,48.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] van een bedrag van € 4.066,48 (zegge: vierduizendzesenzestig euro en achtenveertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding (post kosten uitvaart).
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beoordeling vordering benadeelde partij [benadeelde partij 5] :
wijstde vordering van de benadeelde partij
toeen veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 5] , van een bedrag van
€ 4.066,48(zegge: vierduizendzesenzestig euro en achtenveertig eurocent), te weten materiële schadevergoeding (post kosten uitvaart).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op € 477,50 (post reiskosten) en veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

T.a.v. feit 2 meer subsidiair:Maatregel van schadevergoeding van € 5.517,21.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 5.517,21 (zegge: vijfduizendvijfhonderdzeventien euro en eenentwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 62 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit een bedrag van
€ 5.000,- immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 517,21 materiële schadevergoeding (posten: ‘hotelovernachting’, ‘factuur huisarts’, ‘opvragen medische informatie factuurnr. 2020 5 1 266’, en de ‘factuur Centiv’).
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beoordeling vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijstde vordering gedeeltelijk
toeen veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van
€ 5.517,21(zegge: vijfduizendvijfhonderdzeventien euro en eenentwintig eurocent), te weten € 5.000 immateriële schadevergoeding en € 517,21 materiële schadevergoeding (posten: ‘hotelovernachting’, ‘factuur huisarts’, ‘opvragen medische informatie factuurnr. 2020 5 1 266’, en de ‘factuur Centiv’).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het meer gevorderde aan immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding (posten: ‘eigen risico zorg 2019 en 2020’, ‘opvragen medische informatie factuurnr. 2019 5 1 506’, ‘kleding’, ‘reis- en parkeerkosten’, ‘verlies vermogen arbeid’) niet ontvankelijk is.

Wijst de vordering voor het overige af (post: ‘inboedel’).

Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.H.J.J. van de Wetering, voorzitter,
mr. A.C. Palmboom en mr. L.J. Verborg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.P.M. van de Wouw, griffier,
en is uitgesproken op 31 augustus 2020.
Mr. A.C. Palmboom en mr. L.J. Verborg zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie regio Oost-Brabant, onderzoeksnaam Wustrow, onderzoeksnummer OB1R018162.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie regio Oost-Brabant, onderzoeksnaam Wustrow, onderzoeksnummer OB1R018162.