15.52uur: Man 2 komt rechts vanaf het trottoir terug in beeld. De handen van de man zijn nog steeds rood van kleur.
een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 7] op 20 november 2018, pag. 87, voor zover inhoudende:
Op dinsdag 20 november 2018 omstreeks 15.50 uur kwam ik (…) ter plaatse (…) aan de [adres 2] (…) Ik zag (…) een persoon (…) liggen voor de voordeur van de eerder genoemde woning. Ik zag dat de persoon in een plas met bloed lag. (…) Ik zag dat de man met zijn linkerwang op de grond lag. Ik zag dat er een stoeptegel met een omvang van 30 bij 30 cm op zijn hoofd lag.
een schriftelijk bescheid, te weten het NFI Rapport Pathologieonderzoek d.d. 4 december 2018 opgemaakt door dr. H.H. de Boer, pag. 678 en 679, voor zover inhoudende:
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer 1] , geboren op [1962] , is het navolgende gebleken:
1. (…) een breuk van het linkerjukbeen (…)
7. Op het lichaam waren in totaal 14 steekletsels (…) en 4 snijletsels. De steekletsels vormden in totaal 12 insteken en 2 doorsteken. (…) een doorsteek van de linkeronderarm, waarbij onder andere klieving van tenminste een grote slagader (…) In relatie met steekletsel H was er onder andere perforatie van de rechterborstholte, het middenrif en de lever. (…) Alle steek- en snijletsel gingen gepaard met omgevende bloeduitstortingen. (…)
10. Op het hoofd (o.a. rond het rechteroog, op het rechteroor, op de linkerwang, en
bovenop het behaard hoofd) waren er meerdere oppervlakkige huidbeschadigingen
en onderhuidse bloeduitstortingen. (…)
(…) bij de sectie de letsels sub 7 vastgesteld. Deze letsels zijn bij leven ontstaan door de inwerking van uitwendig mechanisch scherprandig snijdend/perforerend geweld (snij- of steekletsels), zoals opgeleverd kan worden door steken en/of snijden met één of meerdere messen. (…)
In relatie met de doorsteek van de linkerarm (…) was er onder andere een grote slagader geraakt (…) Dergelijk letsel leidt doorgaans tot (zeer hevig) bloedverlies. (…) onder ander de rechterborstholte geperforeerd. De hiermee gepaard gaande longfunctiestoornissen en het hierdoor veroorzaakte bloedverlies kunnen ook hebben bijgedragen aan het overlijden. (…)
In relatie met letsel H was onder andere de rechterborstholte geperforeerd. De hiermee gepaard gaande longfunctiestoornissenen en het hierdoor veroorzaakte bloedverlies kunnen ook hebben bijgedragen aan het overlijden. (…)
In relatie met de overige steek- en snijletsels (…) kunnen zij een bijdrage hebben geleverd aan het overlijden middels bloedverlies.
De letsels op het hoofd (sub 10) zijn bij leven ontstaan door de inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend geweld zoals bijvoorbeeld stoten, vallen of slaan/geslagen worden. (…) kan dit geweld het bewustzijn negatief hebben beïnvloed en daarmee hebben bijgedragen aan het overlijden.
Een proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt op 17 december 2018, door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 3] op pag. 449 tot en met 452
Op dinsdag 20 november 2018 (...) omstreeks 18:00 uur arriveerden wij, verbalisanten, op de plaats delict. (…) Via de trap hebben wij (…) de eerste verdieping bereikt. Op de trap zagen wij meerdere bloedspatpatronen. (…). Het bloedspoor ging verder naar de slaapkamer aan de voorzijde (…). Op de laminaatvloer in slaapkamer 1 zagen wij een bloedspatten patroon. (…). Wij zagen dat de bloedspatten verspreid waren over de laminaatvloer, binnenzijde slaapkamerdeur, buitenzijde slaapkamerdeur, op en onder de strijkplank die op de grond lag, tegen de linker muur naast de deur, tegen de bedrand, zitting van de klapstoel en enkele bloedspatten op de deken van het bed. (…).
een proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 8] op 3 december 2018, pag. 456, 463 tot en met 468, voor zover inhoudende:
Op woensdag 21 november 2018 (…) hebben wij (…) een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een steekincident in de woning [adres 1] te Veghel (…) Dit steekincident vond plaats op dinsdag 20 november 2018. (…)
(…) De hierna genoemde sporen/sporendragers werden omschreven, gewaarmerkt en (…) veiliggesteld. (…)
SIN: AAJS7079NL (…) Bloedspat op vloer hal/entree bij trap (boom) (…)
SIN: AAJS7081NL (…) Bloedspat op vloer/hal entree bij mat voordeur (…)
SIN: AAJS7084NL (…) Bloed (contact) bij deurklink voordeur (…)
SIN: AAJS7086NL (…) Bloedspat vloer hal bij toiletdeur (…)
SIN: AAJS7090NL (…) Bloedspat op trede vijf links (…)
SIN: AAJS7101NL (…) Bloedspat van patroon op klep vlizotrap naar zolder (…)
SIN: AAJS7102NL (…) Bloed (contact) op klep vlizotrap naar zolder (…)
SIN: AAJS7107NL (…) Bloed op trede 5 van vlizotrap naar zolder (…)
SIN: AAJS7109NL (…) Bloedspat op vloer overloop bij vlizotrap (…)
SIN: AAJS7110NL (…) Bloed (contact) wand slaapkamer voorzijde woning
SIN: AAJS7111NL (…) Bloed (contact) op slaapkamer deur overloopzijde bovendeurkl
SIN: AAJS7112NL (…) Bloedspat V patroon op hoofdbord bed in slp voorzijde woning
SIN: AAJS7113NL (…) Bloedspat V patroon op ombouw bed slaapkamer
SIN: AAJS7114NL (…) Bloed (contact) slaapkamerdeur slaapkamerzijde
SIN: AAJS7115NL (…) Bloedspat V patroon op slaapkamerdeur slaapkamerzijde
SIN: AAJS7116NL (…) Bloed op vloer slaapkamer bij linnenkast (…)
SIN: AAJS7117NL (…) Bloedspat (deels uitgeveegd) op vloer linnenkast (…)
SIN: AAJS7118NL (…) Bloedspat op vloer vlak voor linker deur linnenkast (…)
SIN: AAJS7119NL (…) Bloedspat op slaapkamer bij radiator en stoel
een schriftelijk bescheid, te weten een NFI-rapport DNA-onderzoek d.d. 1 april 2019 door ing. F van Gennip, pag. 754 en 755, voor zover inhoudende:
- de DNA profielen van de bemonsteringen te vergelijken met de DNA-profielen van [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer 1] (…)
SIN
(omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAJS7079NL#01,
AAJS7081NL#01,
AAJS7084NL#01,
AAJS7101NL#01,
AAJS7107NL#01,
AAJS7116NL#01,
AAJS7117NL#01,
AAJS7118NL#01
en
AAJS7119NL#01
DNA-profielen van een man.
Slachtoffer [slachtoffer 1]
Kleiner dan 1 op 1 miljard.
AAJS7102NL#01
(bloed (contact) op klep vlizotrap naar zolder)
DNA-mengprofiel van minimaal twee personen
afgeleid DNA-hoofdprofiel
DNA-nevenkenmerken
Slachtoffer [slachtoffer 1]
Minimaal één onbekende persoon
Kleiner dan 1 op 1 miljard
Niet berekend
een schriftelijk bescheid, te weten een NFI-rapport DNA-onderzoek d.d. 28 oktober 2019 opgemaakt door ing. F. van Gennip, pag. 1 en 2, voor zover inhoudende:
(…) de DNA profielen van de bemonsteringen te vergelijken met de DNA-profielen van [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer 1] (…)
SIN
(omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAJS7110NL#01,
AAJS7111NL#01,
AAJS7112NL#01,
AAJS7113NL#01,
AAJS7114NL#01
en
AAJS7115NL#01
DNA-profielen van een man.
Slachtoffer [slachtoffer 1]
Kleiner dan 1 op 1 miljard.
een schriftelijk bescheid, te weten een NFI-rapport DNA-onderzoek d.d. 28 oktober 2019 opgemaakt door ing. F. van Gennip, pag. 1 en 2, voor zover inhoudende:
(…) de DNA profielen van de bemonsteringen te vergelijken met de DNA-profielen van [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer 1] (…)
SIN
(omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAJS7086NL#01
(bloedspat vloer hal bij toiletdeur)
DNA-mengprofiel van minimaal 2 personen.
- Slachtoffer [slachtoffer 1]
(…)
Kleiner dan 1 op 1 miljard.
(…)
AAJS7090NL#01
(bloedspat op trede 5 links)
DNA-profiel van een man.
Slachtoffer [slachtoffer 1]
Kleiner dan 1 op 1 miljard.
AAJS7109NL#01
(bloedspat op vloer overloop bij vlizotrap)
DNA-profiel van een man.
Slachtoffer [slachtoffer 1]
Kleiner dan 1 op 1 miljard.
Nadere overwegingen.
De feitelijke gang van zaken.
Verdachte heeft bij de politie steeds wisselende verklaringen afgelegd. Bij de behandeling ter terechtzitting op 17 augustus 2020 verklaart hij dat dit komt doordat hij tijdens het afleggen van zijn eerste verklaringen in shock verkeerde. Verdachte verklaart dat zijn verklaring bij de politie op 8 mei 2019 en zijn gelijkluidende verklaring afgelegd ter terechtzitting op 17 augustus 2020 naar waarheid zijn afgelegd. De verdachte verklaart als volgt.
Op 20 november 2018 wil verdachte tegen zijn huisbaas [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) vertellen dat hij terug gaat naar Griekenland. Hij is zijn spullen aan het inpakken wanneer hij door [slachtoffer 1] naar de slaapkamer van [slachtoffer 1] wordt geroepen. Eenmaal in de slaapkamer van [slachtoffer 1] ziet hij dat [slachtoffer 1] een mes vast heeft en wordt hij door [slachtoffer 1] met het mes in zijn rechterhand gestoken. Verdachte verklaart dat het mes op de grond viel en dat hij het mes toen heeft opgepakt. Verdachte verklaart dat hij bang was, dat zijn hand bloedde en dat hij zichzelf moest verdedigen. Op vragen over hoe hij zichzelf heeft verdedigd in de woning aan de [adres 1] te Veghel heeft de verdachte geen antwoord gegeven. Hij ontkent dat hij [slachtoffer 1] in de woning heeft gestoken en kan desgevraagd geen verklaring geven voor het bloed van [slachtoffer 1] in de woning. Verdachte verklaart dat [slachtoffer 1] naar buiten is gegaan en dat hij vervolgens ook naar buiten is gegaan. Buiten heeft hij gevochten met [slachtoffer 1] . Hij hield het mes in zijn rechterhand vast en heeft [slachtoffer 1] in het gevecht met het mes geraakt. Op enig moment lag [slachtoffer 1] op de grond en toen heeft hij hem met een stoeptegel tegen zijn neus geslagen.
De rechtbank zal hieronder de vraag beantwoorden van welke feiten en omstandigheden zal worden uitgegaan. Daarbij zal de rechtbank ingaan op de geloofwaardigheid van de laatste verklaring van verdachte. Op voorhand merkt de rechtbank op dat de omstandigheid dat verdachte steeds is gewisseld van verklaring, niet bijdraagt aan de geloofwaardigheid ervan.
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer 1] is gebleken dat er 14 steekletsels zijn toegebracht en 4 snijletsels. In de linkerarm was sprake van een doorsteek, waarbij er onder andere een grote slagader is geraakt. Dergelijk letsel leidt doorgaans tot (zeer hevig) bloedverlies.
In de slaapkamer, op de overloop, op de trap en in de hal en entree van de woning van [slachtoffer 1] is bloed aangetroffen. In de woning zijn in totaal 41 bloedmonsters genomen waarvan er uiteindelijk 19 zijn onderzocht. Deze 19 bloedmonsters zijn afkomstig van verschillende plekken in de woning. Uit DNA-onderzoek is gebleken dat het bloed van al deze 19 bloedmonsters afkomstig is van [slachtoffer 1] .
Op camerabeelden is te zien dat [slachtoffer 1] , nadat hij zijn woning heeft verlaten, een aanzienlijke hoeveelheid bloed verliest. De verbalisanten die op 20 december 2018 ter plaatse zijn gekomen omschrijven dit bloedspoor als een bloedspoor waarbij het bloed onder druk uit het lichaam is gespoten en daarbij een waaierpatroon op het trottoir heeft veroorzaakt. Dit bloedspoor past bij een slagaderlijke bloeding.
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat (in ieder geval) de slagaderlijke bloeding in de linkerarm van [slachtoffer 1] is ontstaan in de woning aan de [adres 1] te Veghel.
Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 1] in de woning heeft gestoken. Verdachte heeft aangegeven geen verklaring te kunnen geven over hoe [slachtoffer 1] in de woning gewond is geraakt. Hij verklaart wel dat hij door [slachtoffer 1] is aangevallen. [slachtoffer 1] zou hem met een mes in zijn hand hebben gestoken en hij moest zichzelf verdedigen. De rechtbank overweegt daarop als volgt.
Een forensisch arts heeft de snijwonden aan de rechterhand van verdachte beoordeeld. Vastgesteld is dat direct na het ontstaan van deze snijwonden aanzienlijk bloedverlies moet zijn opgetreden. De 19 onderzochte bloedmonsters uit de woning zijn afkomstig van verschillende plekken in de woning. Uit het bloedonderzoek is gebleken dat geen van deze bloedmonsters afkomstig is van verdachte. Dat betekent dat de verklaring van verdachte niet strookt met dit onderdeel van het bewijs.
Verder blijkt uit camerabeelden, de verklaring van verdachte en de verklaring van getuige [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) dat verdachte het mes in zijn rechterhand heeft vastgehouden in de woning en tijdens de worsteling met [slachtoffer 1] buiten, terwijl verdachte volgens zijn eigen verklaring al gewond was aan zijn rechterhand. Gelet op de aard van de verwondingen aan de rechterhandpalm van verdachte, acht de rechtbank het onaannemelijk dat verdachte het mes met zijn gewonde hand heeft opgepakt, vastgehouden en daarmee heeft kunnen steken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte, inhoudende dat [slachtoffer 1] hem in de slaapkamer met een mes in zijn rechterhand heeft gestoken, ongeloofwaardig.
Daarmee is de vraag hoe [slachtoffer 1] in de slaapkamer gewond is geraakt nog niet beantwoord. De rechtbank stelt het volgende vast.
Getuige [slachtoffer 2] was op het moment van het incident in de woning van [slachtoffer 1] aanwezig. Hij lag te slapen op de zolderverdieping. Hij verklaart dat hij [slachtoffer 1] om hulp hoorde roepen. [slachtoffer 2] loopt een aantal treden van de vlizotrap naar beneden en ziet vanuit daar [slachtoffer 1] en verdachte in de slaapkamer van [slachtoffer 1] staan. Hij ziet dat verdachte een mes in zijn rechterhand vast heeft en ziet dat [slachtoffer 1] de kamer uit probeert te komen. Hij ziet bloed in de slaapkamer van [slachtoffer 1] , hetgeen gelet op de uitkomst van de bloedonderzoeken bloed van [slachtoffer 1] betrof.
Op de camerabeelden is voorts te zien dat verdachte een mes vast heeft wanneer hij de woning verlaat.
De raadsman van verdachte stelt dat het ook mogelijk is dat [slachtoffer 1] zichzelf heeft gestoken tijdens een worsteling met verdachte. De rechtbank stelt vast dat een begin van aannemelijkheid voor deze stelling ontbreekt. In de voorhanden bewijsmiddelen is geen gegeven aanwezig dat deze stelling ook maar enigszins ondersteunt. De rechtbank acht het al lastig voorstelbaar dat iemand zichzelf per ongeluk zo diep met een mes raakt, dat hij daarmee zijn linkerarm doorsteekt en een slagaderlijke bloeiding veroorzaakt. Dit geldt te meer nu verdachte zelf niet over een dergelijke handeling van [slachtoffer 1] in diens slaapkamer heeft verklaard en geen verklaring heeft kunnen geven over de herkomst van het bloed van [slachtoffer 1] in de woning.
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 1] in de slaapkamer heeft gestoken. Verdachte heeft daarbij (in ieder geval) de linkerarm van [slachtoffer 1] doorstoken, waardoor bij [slachtoffer 1] een slagaderlijke bloeding is ontstaan.
[slachtoffer 1] weet vervolgens weg te komen uit zijn slaapkamer, via de overloop en trap naar beneden te gaan en verlaat via de voordeur zijn woning. Verdachte gaat achter [slachtoffer 1] aan naar buiten. Op camerabeelden is te zien dat verdachte [slachtoffer 1] achterna rent en hem aanvalt. Hij heeft daarbij een voorwerp in zijn rechterhand. Gelet op de verklaringen van [slachtoffer 2] en verdachte stelt de rechtbank vast dat dit voorwerp het mes betreft waarmee verdachte eerder in de slaapkamer heeft gestoken. Op straat duurt de door verdachte ingezette aanval enige tijd voort. Op enig moment valt het mes op de grond. De worsteling gaat verder. Kort nadat op camerabeelden is te zien dat [slachtoffer 1] rechts uit beeld verdwijnt, is te zien dat verdachte het mes oppakt en net als [slachtoffer 1] rechts uit beeld verdwijnt. [slachtoffer 1] wordt uiteindelijk door de politie voor de woning aan de [adres 2] te Veghel aangetroffen. Hij heeft dan een stoeptegel van 30 bij 30 centimeter op zijn hoofd liggen. Verdachte verklaart dat hij op het moment dat [slachtoffer 1] op de grond lag, met een stoeptegel tegen de neus van [slachtoffer 1] heeft geslagen. In het sectierapport wordt omschreven dat er sprake is van letsel op het hoofd dat bij leven is ontstaan door de inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend geweld. Naast het (hevige) bloedverlies door de steek- en snijletsels kan dit geweld het bewustzijn negatief hebben beïnvloed en daarmee hebben bijgedragen aan het overlijden.
Opzet op de dood van het slachtoffer.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, waaronder de resultaten van het pathologisch onderzoek, moet worden geconcludeerd dat verdachte [slachtoffer 1] met een scherp mes meerdere malen heeft gestoken in delen van het lichaam waar zich vitale lichaamsdelen bevinden en dat hij met kracht met een steen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet anders worden geoordeeld dan dat verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer 1] en hem willens en wetens heeft gedood.
Vrijspraak voorbedachte raad.
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden en evenmin uit het onderzoek ter terechtzitting kan worden afgeleid dat verdachte een vooropgezet plan had om het slachtoffer van het leven te beroven noch dat hij gelegenheid heeft gehad tot nadenken over de betekenis en gevolgen van een dergelijk plan. De rechtbank heeft geen inzicht gekregen in het motief of de aanleiding van het handelen van verdachte en wat er voorafgaand aan het feit in verdachte is omgegaan. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van moord.
Conclusie.
De rechtbank acht de ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2.
De bewijsmiddelen.
de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 17 augustus 2017, voor zover inhoudende:
Op 20 november 2018 was ik in de woning aan de [adres 1] in Veghel. (…) [slachtoffer 1] vroeg mij om naar zijn slaapkamer te komen. Ik ben naar hem toegegaan. (…) Ik hield het mes in mijn rechterhand vast. (…) ik ben richting de zolder gegaan, een aantal tredes de trap op (…)
een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , opgemaakt door [verbalisant 1] op 20 november 2018, pag. 167 tot en met 168, voor zover inhoudende:
Ik ben woonachtig op de [adres 1] te Veghel. Ik woon hier met [slachtoffer 1] (…) en een Griekse jongen (…). Terwijl ik sliep hoorde ik opeens iemand hard gillen. (…) Ik hoorde dat [slachtoffer 1] de persoon was die gilde. Ik hoorde hem het volgende gillen: He He He Help me, [slachtoffer 2] help me. (…) Ik ben vervolgens opgestaan en opende het zolderluik. Toen ik vier treden op de ladder naar beneden stond keek ik de kamer van [slachtoffer 1] in. (…) Ik zag dat [slachtoffer 1] en de Griekse jongen samen in de kamer van [slachtoffer 1] stonden. Ik zag dat de Griekse jongen een mes in zijn hand had. Ik zag dat [slachtoffer 1] weg wilde komen van de Griekse jongen. (…) Omdat ik naar beneden kwam zag ik dat de Griekse jongen naar mij keek. (…) Toen de Griekse jongen naar mij keek, zag ik dat [slachtoffer 1] langs mijn ladder, door de deur van de slaapkamer, uit de slaapkamer kon komen. (…) Ik zag [slachtoffer 1] vervolgens vanaf de eerste verdieping van de woning, naar de begane grond rennen, via de trap. Ik zag dat de Griekse jongen, [slachtoffer 1] volgde en ook langs mijn zolderladder rende. Ik stond op dat moment nog op mijn zolderladder. (…) Ik ben vervolgens dus snel weer mijn zolderkamer opgegaan en heb het zolderluik dichtgegooid. Ik zag dat de Griekse jongen achter mij aankwam. Ik zag dat de Griekse jongen ook de zolderladder opklom en probeerde om mijn zolderluik open te duwen. Ik heb toen de aanwezige koffers en bagage op het zolderluik gegooid om te voorkomen dat de Griekse jongen omhoog kon komen. (…) Toen ik (…) net wakker was geworden en naar beneden klom zag ik bloed liggen in de slaapkamer van [slachtoffer 1] .
Vrijspraakoverweging.
De aangever heeft in zijn verklaring afgelegd op 20 november 2018 verklaard dat verdachte met het mes stekende bewegingen heeft gemaakt in zijn richting. In een verklaring eerder die dag en in het telefoongesprek met de meldkamer verklaart hij over het feit dat verdachte hem achterna kwam, maar hij heeft het dan niet over stekende bewegingen in zijn richting. Verdachte ontkent dat hij stekende bewegingen richting [slachtoffer 2] heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewijs dat verdachte met het mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer 2] , ontbreekt. De rechtbank acht daarmee de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt verdachte van deze feiten vrij.
Bewijsoverweging.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Uit de verklaring van verdachte en de verklaring van aangever blijkt dat verdachte met het mes in zijn handen de vlizotrap is opgegaan in de richting van aangever. Aangever is kort daarvoor wakker geworden door gegil van zijn huisbaas [slachtoffer 1] . Aangever besluit te gaan kijken en wanneer hij op de vlizotrap staat ziet hij [slachtoffer 1] en verdachte in de slaapkamer van [slachtoffer 1] staan. Hij ziet dat verdachte een mes vast heeft en ziet bloed in de slaapkamer van [slachtoffer 1] . Vervolgens ziet hij [slachtoffer 1] via de trap naar beneden lopen. Verdachte gaat vervolgens achter [slachtoffer 1] aan uit de slaapkamer en met het mes in zijn handen de vlizotrap op in de richting van aangever.
Verdachte verklaart dat hij via de vlizotrap naar boven ging om te kijken of [slachtoffer 1] zich mogelijk op de zolderverdieping bevond. Deze verklaring acht de rechtbank onaannemelijk. Gelet op de verklaring van aangever dat [slachtoffer 1] de slaapkamer verliet en verdachte hem achterna ging, moet verdachte hebben waargenomen dat [slachtoffer 1] via de trap naar beneden is gegaan. Getuige het bloedverlies van [slachtoffer 1] kan het niet anders dan davoor verdachte zichtbaar was waar [slachtoffer 1] was heengegaan. Daarmee stelt de rechtbank vast dat verdachte met opzet met een mes in zijn hand in de richting van – uitsluitend – aangever is gegaan. Naar het oordeel van de rechtbank betrof dit in de gegeven omstandigheden een bedreiging waaruit voor aangever een redelijke vrees kon ontstaan. Aangever had immers gezien dat verdachte vlak daarvoor met een mes tegenover [slachtoffer 1] stond, terwijl [slachtoffer 1] aangever om hulp riep en aangever had gezien dat er bloed in de slaapkamer van [slachtoffer 1] lag.
Conclusie.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde gedraging van verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht oplevert.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde.