Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
zij op of omstreeks 22 maart 2016 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, als werkgever, al dan niet opzettelijk handelingen heeft verricht en/of nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de daarop rustende bepalingen, immers heeft zij en/of haar mededader al dan niet opzettelijk
- in strijd met artikel 1.36 lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit terwijl in haar bedrijf of inrichting een of meer jeugdige werknemers werkzaam waren of pleegden te zijn, in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, niet in het bijzonder aandacht besteed aan de specifieke gevaren op het gebied van arbeidsomstandigheden als gevolg van een gebrek aan werkervaring, het niet goed kunnen inschatten van gevaren en het niet voltooid zijn van de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige werknemer en/of de keuze en het gebruik van arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen en/of het geheel van werkzaamheden in het bedrijf of de inrichting en de organisatie daarvan, en/of het opleidingsniveau van de jeugdige werknemers en de aan hen te geven voorlichting en/of
- in strijd met artikel 1.37 lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, terwijl in haar bedrijf of inrichting jeugdige werknemers arbeid verrichten, op die arbeid geen adequaat deskundig toezicht uitgeoefend en/of
- in strijd met artikel 7.17c lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit een mobiel arbeidsmiddel met een eigen aandrijving, te weten een electronische pallettruck, laten bedienen door de werknemer [slachtoffer] die daartoe geen specifieke deskundigheid bezat,
terwijl daardoor, naar zij en/of haar mededader wist(en) of redelijkerwijs moest(en) weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers, te weten [slachtoffer] ontstond of te verwachten was [art 32 Arbeidsomstandighedenwet]
zij op of omstreeks 22 maart 2016 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, als verantwoordelijke persoon, te weten als werkgever er al dan niet opzettelijk niet voor heeft gezorgd dat een kind, genaamd [slachtoffer] , geen arbeid heeft verricht, zulks terwijl dat kind bij het verrichten van die arbeid, te weten arbeid met een electronische pallettruck, waarbij onacceptabele veiligheidsrisico's voor een kind of zijn omgeving waren, aangezien die arbeid werd verricht met een mechanische arbeidsmiddel waarbij knel-, plet- of valgevaar bestond en/of waarbij op grond van artikel 1.37 van het Arbeidsomstandighedenbesluit voor jeugdige werknemers bijzondere vereisten waren gesteld, een ongeval overkwam, dat ernstig lichamelijk letsel, te weten crushletsel aan de linkervoet met amputatie van 2 tenen, ten gevolge had, terwijl redelijkerwijs te verwachten was, dat de hiervoor genoemde gevolgen aan het verrichten van die arbeid waren verbonden
De formele voorvragen.
De beoordeling van de ten laste gelegde feiten.
Inleiding.
Het standpunt van de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging.
Het oordeel van de rechtbank.
het relaas van [verbalisant 1][pag. 2 t/m 4] onder meer zakelijk weergegeven inhoudende.
de verklaring van [slachtoffer] [2] op 5 april 2016 aan [verbalisant 1] afgelegd, onder meer zakelijk weergegeven inhoudende.
de stageovereenkomst tussen de stagiaire [slachtoffer] en de stageverlener [verdachte][pag. 56 t/m 59] onder meer zakelijk weergegeven inhoudende.
de rapportage medisch onderzoek gezondheidsschade na arbeidsongevalvan 27 juli 2016 opgemaakt door [bedrijfsarts] , bedrijfsarts [pag. 545 t/m 549] onder meer zakelijk weergegeven inhoudende.
de verklaring van [persoon 2]aan [verbalisant 1] afgelegd, onder meer zakelijk weergegeven inhoudende.
de verklaring van [persoon 6]op 4 oktober 2016 aan [verbalisant 1] en [verbalisant 2] afgelegd [pag. 550 t/m 556], onder meer zakelijk weergegeven inhoudende.
de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing voor een elektrische pallettruck[pag. 224 t/m 287] onder meer zakelijk weergegeven inhoudende:
De bewijsoverwegingen.
De bewezenverklaring.
zij op 22 maart 2016 te Tilburg als werkgever opzettelijk handelingen heeft verricht en/of nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de daarop rustende bepalingen, immers heeft zij opzettelijk:
- in strijd met artikel 1.36 lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, terwijl in haar bedrijf of inrichting een of meer jeugdige werknemers werkzaam waren of pleegden te zijn, in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, niet in het bijzonder aandacht besteed aan de specifieke gevaren op het gebied van arbeidsomstandigheden als gevolg van een gebrek aan werkervaring, het niet goed kunnen inschatten van gevaren en het niet voltooid zijn van de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige werknemer en/of de keuze en het gebruik van arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen en/of het geheel van werkzaamheden in het bedrijf of de inrichting en de organisatie daarvan, en/of het opleidingsniveau van de jeugdige werknemers en de aan hen te geven voorlichting en
- in strijd met artikel 1.37 lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, terwijl in haar bedrijf of inrichting jeugdige werknemers arbeid verrichten, op die arbeid geen adequaat deskundig toezicht uitgeoefend en
- in strijd met artikel 7.17c lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit een mobiel arbeidsmiddel met een eigen aandrijving, te weten een elektronische pallettruck, laten bedienen door de werknemer [slachtoffer] die daartoe geen specifieke deskundigheid bezat,
terwijl daardoor, naar zij redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een werknemer, te weten [slachtoffer] ontstond of te verwachten was;
zij op 22 maart 2016 te Tilburg als verantwoordelijke persoon, te weten als werkgever er opzettelijk niet voor heeft gezorgd dat een kind, genaamd [slachtoffer] , geen arbeid heeft verricht, zulks terwijl dat kind bij het verrichten van die arbeid, te weten arbeid met een elektronische pallettruck, waarbij onacceptabele veiligheidsrisico's voor een kind of zijn omgeving waren, aangezien die arbeid werd verricht met een mechanische arbeidsmiddel waarbij knel-, plet- of valgevaar bestond en waarbij op grond van artikel 1.37 van het Arbeidsomstandighedenbesluit voor jeugdige werknemers bijzondere vereisten waren gesteld, een ongeval overkwam, dat ernstig lichamelijk letsel, te weten crushletsel aan de linkervoet met amputatie van twee tenen, ten gevolge had, terwijl redelijkerwijs te verwachten was, dat de hiervoor genoemde gevolgen aan het verrichten van die arbeid waren verbonden.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
Algemeen
Strafverzwarende omstandigheden
Strafmatigende omstandigheden
Conclusie
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
overtreding van het bepaalde bij artikel 3:2, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
geldboete van € 40.000,--[veertigduizend euro].
€ 20.000,--[twintigduizend euro]
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van een
proeftijd van twee jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.