ECLI:NL:RBOBR:2020:4096

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2020
Publicatiedatum
25 augustus 2020
Zaaknummer
C/01/360321 / JE RK 20-1059
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe gezinsdynamiek met zorgen over de opvoedsituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [kind_1] en [kind_2]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld vanwege zorgen over de opvoedsituatie, waarbij de ouders van de kinderen, [naam_vader] en [naam_moeder], gescheiden zijn en er sprake is van een conflictueuze relatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige omstandigheden ernstige bedreigingen vormen voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. De ouders zijn het niet eens over de opvoeding en maken verkeerde keuzes, wat leidt tot een onveilige situatie voor de kinderen. De gezinsvoogd van de Stichting Jeugdbescherming Brabant heeft aangegeven dat er meer hulpverlening nodig is, maar de weerstand van de vader en stiefmoeder tegen de gezinsvoogd bemoeilijkt de uitvoering van de ondertoezichtstelling.

De kinderrechter heeft de argumenten van de GI en de ouders gehoord en geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd om de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. De kinderrechter heeft de GI de opdracht gegeven om de situatie van de kinderen nauwlettend te volgen en waar nodig ondersteuning te bieden. De kinderrechter heeft ook gesuggereerd dat de GI zich zou kunnen beraden op een mogelijke vervanging van de gezinsvoogd om de patstelling te doorbreken die is ontstaan door de weerstand van de ouders. De ondertoezichtstelling is verlengd voor de duur van twaalf maanden, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/01/360321 / JE RK 20-1059
datum uitspraak: 21 augustus 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,statutair gevestigd te Eindhoven, vestiging ’s-Hertogenbosch, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
betreffende

[minderjarige_1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [kind_1] ,

[minderjarige_2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [kind_2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam_moeder] , hierna te noemen (de) moeder,

wonende te [woonplaats] ,

[naam_vader] , hierna te noemen (de) vader,

wonende te [naam_vader] ,
advocaat mr. I.L. Ortelee.

[naam_stiefmoeder] , hierna te noemen (de) stiefmoeder,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 2 juli 2020, ingekomen bij de griffie op 13 juli 2020;
- de evaluatie van het plan van aanpak van [kind_1] van de GI van 2 juli 2020, volgens afspraak na de mondelinge behandeling ingekomen bij de griffie op 11 juli 2020.
Op 10 augustus 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- stiefmoeder,
- een vertegenwoordiger van de GI, mevrouw [naam] (gezinsvoogd).
Opgeroepen, maar niet verschenen zijn:
- de moeder,
- [kind_1] .

De feiten

De ouders zijn gescheiden in 2012. Het gezag over [kind_1] en [kind_2] berust bij de ouders.
Het hoofdverblijf van de kinderen is bij de moeder.
Bij beschikking van 28 augustus 2018 zijn [kind_1] en [kind_2] onder toezicht gesteld tot
28 augustus 2019. Bij beschikking van 27 augustus 2019 is de ondertoezichtstelling verlengd tot 28 augustus 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [kind_1] en [kind_2] te verlengen voor de duur
voor de duur van één jaar. De gronden voor dit verzoek zijn opgenomen in het verzoekschrift en dienen als hier vermeld en ingelast te worden beschouwd.

De standpunten ter zitting

De GI stelt dat er grote zorgen zijn. De ouders zitten niet op één lijn, zij maken verkeerde keuzes en het gaat onderling voortdurend mis. Er moet meer hulpverlening worden ingezet dan nu het geval is, met mogelijk ook ondersteuning voor de kinderen. Er zal ook een nieuw ouderschapsplan moeten worden opgesteld. De uitvoering van de ondertoezichtstelling is moeilijk wanneer de ouders veel weerstand bieden. Er moet stabiliteit voor de kinderen komen met duidelijke afspraken. Vader blijft echter in de weerstand, vooral ook tegen de gezinsvoogd. Dan wordt samenwerking lastig en is het niet werkbaar.
Door en namens vader wordt gepleit voor afwijzing van het verzoek.
Vader heeft behoefte aan hulp en hij vond de inzet van de Combinatie Jeugdzorg positief, maar vader is absoluut niet te spreken over Jeugdbescherming Brabant. Volgens vader is de ondertoezichtstelling zinloos en gaat het alleen maar slechter. Vader en stiefmoeder worden nergens bij betrokken en onderlinge afspraken tussen vader en moeder worden door de GI gewijzigd. Volgens vader zou een derde partij misschien goed zijn, maar is Jeugdbescherming Brabant niet helpend. De GI maakt de verwachting niet waar; in twee jaar is er geen vooruitgang geboekt.
De hulpverlening is heel onduidelijk en vader wordt niet geïnformeerd. Er zijn nog steeds aanwijzingen dat moeder drugs of alcohol gebruikt en stiefvader is een drugsgebruiker.
De GI heeft de situatie niet in de hand en een bijzondere curator voor de kinderen heeft vaders voorkeur.
Er loopt een hoger beroep inzake vervangende toestemming betreffende de school. In dat hoger beroep is een deskundigenonderzoek verzocht, dat kan duidelijkheid geven over waar iedereen staat.
Stiefmoeder ziet ook niets in een verlenging van de ondertoezichtstelling. Stiefmoeder verwacht dat de inzet van Krachtig Thuis voor de nodig rust kan zorgen. Volgens stiefmoeder is de GI ook niet nodig voor de communicatie met moeder. Siefmoeder en vader kunnen in het belang van de kinderen best afspraken maken met moeder.

De beoordeling

Gezien de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk
Wetboek (BW). De huidige omstandigheden vormen ernstige bedreigingen in de sociaal-emotionele ontwikkeling van [kind_1] en [kind_2] .
De ouders blijven elkaar over en weer beschuldigen van onbetrouwbaarheid en onveiligheid.
[kind_1] en [kind_2] hebben last van loyaliteitsproblematiek en een gebrek aan duidelijkheid. Voor [kind_1] is de onzekerheid over naar welke school hij straks gaat een extra belasting.
Om de kinderen uit de knel te halen is op meerdere gebieden professionele ondersteuning nodig. Er moet meer zicht komen op de opvoedsituaties bij allebei de ouders en waar nodig passende ondersteuning worden ingezet. De fysieke en emotionele veiligheid van de kinderen in de thuissituatie bij moeder verdient extra aandacht omdat de kinderen daar hun hoofdverblijf hebben.
De vader stelt dat er nog steeds aanwijzingen zijn van druggebruik bij moeder thuis waardoor hij zich zorgen maakt over de kinderen bij moeder. Vader vertrouwt er niet op dat de GI zijn zorgen serieus neemt. De weerstand van vader komt - deels - hieruit voort.
De vraag is of vaders zorgen terecht zijn, omdat de GI aangeeft dat moeder haar traject bij Novadic goed heeft afgerond en de GI hierover geen zorgen heeft.
De kinderrechter concludeert dat het de GI kennelijk nog niet is gelukt om vader en stiefmoeder ervan te overtuigen dat de GI de veiligheid van de kinderen bij moeder thuis serieus neemt en dat de GI in actie zal komen als die veiligheid in gevaar dreigt te komen. Mogelijk ligt hier nog een taak voor de GI, om vader inzicht te geven in hoe de GI de veiligheid van de kinderen bewaakt.
Tegelijkertijd echter moet vader zelf meer vertrouwen durven geven aan de GI. De GI heeft immers van de kinderrechter de opdracht gekregen om zo goed mogelijk te bevorderen dat de kinderen een veilige thuissituatie hebben bij allebei hun ouders. De GI spant zich daarvoor ook in en heeft de medewerking van ouders hard nodig om dat doel te bereiken.
Om de aanhoudende onduidelijkheid voor de kinderen weg te nemen, moeten er afspraken worden gemaakt, eventueel in de vorm van een nieuw ouderschapsplan. Daarnaast is gerichte ondersteuning voor de kinderen nodig, wellicht in de vorm van een kindbehartiger of andere vertrouwenspersoon, zoals in de stukken is voorgesteld.
De kinderrechter heeft er op dit moment onvoldoende vertrouwen in dat een en ander in een vrijwillig kader tot stand zal komen. Daarom is de regie van de GI voorlopig nog noodzakelijk.
Ter zitting is de werkbaarheid van de ondertoezichtstelling aan de orde gekomen.
De weerstand en afwijzende opstelling van vader en stiefmoeder tegenover - inmiddels de derde jeugdzorgwerker van - Stichting Jeugdbescherming Brabant vormt momenteel een belemmering bij de uitvoering van de maatregel. Als dit niet snel verandert, ontstaat een patstelling waardoor de doelen van de ondertoezichtstelling in het komende jaar niet kunnen worden bereikt.
De kinderrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de objectiviteit en inzet van de GI en de jeugdzorgwerker. De kinderrechter wil de GI echter in overweging geven om zich te beraden over de vraag of wellicht een vervanging van de GI op zijn plaats is om de dreigende patstelling te doorbreken.
Dit laatste doet niet af aan de noodzaak om de ondertoezichtstelling van [kind_1] en [kind_2] te verlengen. De maatregel zal worden verlengd voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind_1] en [kind_2] met ingang van 28 augustus 2020 tot 28 augustus 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Lammers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch