In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [kind_1] en [kind_2]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld vanwege zorgen over de opvoedsituatie, waarbij de ouders van de kinderen, [naam_vader] en [naam_moeder], gescheiden zijn en er sprake is van een conflictueuze relatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige omstandigheden ernstige bedreigingen vormen voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. De ouders zijn het niet eens over de opvoeding en maken verkeerde keuzes, wat leidt tot een onveilige situatie voor de kinderen. De gezinsvoogd van de Stichting Jeugdbescherming Brabant heeft aangegeven dat er meer hulpverlening nodig is, maar de weerstand van de vader en stiefmoeder tegen de gezinsvoogd bemoeilijkt de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
De kinderrechter heeft de argumenten van de GI en de ouders gehoord en geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd om de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. De kinderrechter heeft de GI de opdracht gegeven om de situatie van de kinderen nauwlettend te volgen en waar nodig ondersteuning te bieden. De kinderrechter heeft ook gesuggereerd dat de GI zich zou kunnen beraden op een mogelijke vervanging van de gezinsvoogd om de patstelling te doorbreken die is ontstaan door de weerstand van de ouders. De ondertoezichtstelling is verlengd voor de duur van twaalf maanden, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.