In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 augustus 2020 een vonnis gewezen in een geschil tussen een Nederlandse eiseres met de Engelse nationaliteit en een gedaagde met de Nepalese nationaliteit. De partijen zijn op 15 december 2013 in Nepal getrouwd. De eiseres vordert de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, specifiek de woning die zij voor het huwelijk heeft aangekocht en waar zij alleen heeft gewoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij internationaal bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, mede op basis van de Verordening (EU) nr. 2016/1103, die van toepassing is op huwelijksvermogensstelsels.
De rechtbank heeft de primaire vordering van de eiseres om de woning aan haar toe te delen, gegrond verklaard. De eiseres zal de hypothecaire schuld volledig voldoen en heeft geen aanspraak gemaakt op compensatie voor het feit dat de hypotheekschuld hoger is dan de waarde van de woning. De rechtbank heeft echter de vordering van de eiseres om een verklaring voor recht te verkrijgen dat zij de eigenaar is van de woning, afgewezen. Dit omdat de eigendom van de woning pas kan worden vastgesteld na een formele levering van het aandeel van de gedaagde.
De rechtbank heeft gedaagde bevolen om binnen een maand na betekening van het vonnis zijn medewerking te verlenen aan de toedeling en levering van zijn aandeel in de woning aan de eiseres. Indien gedaagde hieraan niet voldoet, zal het vonnis in de plaats treden van een notariële akte van toedeling en levering. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.