ECLI:NL:RBOBR:2020:4088

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
24 augustus 2020
Zaaknummer
C/01/354775 / HA ZA 20-72
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en eigendom van de woning na echtscheiding met internationale elementen

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 augustus 2020 een vonnis gewezen in een geschil tussen een Nederlandse eiseres met de Engelse nationaliteit en een gedaagde met de Nepalese nationaliteit. De partijen zijn op 15 december 2013 in Nepal getrouwd. De eiseres vordert de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, specifiek de woning die zij voor het huwelijk heeft aangekocht en waar zij alleen heeft gewoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij internationaal bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, mede op basis van de Verordening (EU) nr. 2016/1103, die van toepassing is op huwelijksvermogensstelsels.

De rechtbank heeft de primaire vordering van de eiseres om de woning aan haar toe te delen, gegrond verklaard. De eiseres zal de hypothecaire schuld volledig voldoen en heeft geen aanspraak gemaakt op compensatie voor het feit dat de hypotheekschuld hoger is dan de waarde van de woning. De rechtbank heeft echter de vordering van de eiseres om een verklaring voor recht te verkrijgen dat zij de eigenaar is van de woning, afgewezen. Dit omdat de eigendom van de woning pas kan worden vastgesteld na een formele levering van het aandeel van de gedaagde.

De rechtbank heeft gedaagde bevolen om binnen een maand na betekening van het vonnis zijn medewerking te verlenen aan de toedeling en levering van zijn aandeel in de woning aan de eiseres. Indien gedaagde hieraan niet voldoet, zal het vonnis in de plaats treden van een notariële akte van toedeling en levering. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/354775 / HA ZA 20-72
Vonnis van 26 augustus 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J.J.M. van Asten te 's-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde],
zonder bekende woon of verblijfplaats in Nederland of daarbuiten,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 april 2020;
  • de akte nieuwe oproeping gedaagde van eiseres van 25 mei 2020 met als bijlagen het betekeningsexploot van 14 april 2020 en een afschrift van de publicatie van het exploot van 16 april 2020 uit de Staatscourant waarmee gedaagde wordt opgeroepen om te verschijnen op de rolzitting van 22 juli 2020;
  • het op 22 juli 2020 tegen gedaagde verleend verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De zaak kent een internationaal karakter. Eiseres woont in Nederland, maar heeft de Engelse nationaliteit en gedaagde heeft de Nepalese nationaliteit. Partijen zijn op 15 december 2013 in Nepal getrouwd. De rechtbank beoordeelt daarom eerst of zij internationaal bevoegd is van dit geschil kennis te nemen.
Bij beschikking van deze rechtbank van 31 december 2014 is - naar aanleiding van een verzoekschrift van eiseres van 4 september 2014 - de echtscheiding uitgesproken. Eiseres vordert verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen op de voet van artikel 3:185 BW. Op deze zaak is van toepassing de Verordening (EU) nr. 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels (de Huwelijksvermogensrechtverordening). Tot de te verdelen gemeenschap behoort kennelijk alleen de woning, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) en de daaraan verbonden hypothecaire geldschuld. De rechtbank acht zich daarom op grond van artikel 10 van die verordening bevoegd om van dit geschil kennis te nemen.
2.2.
De primair gevorderde wijze van verdeling houdt - zo begrijpt de rechtbank - in, dat de woning aan eiseres wordt toegedeeld tegen een waarde van € 233.000,-. Eiseres zal de hypothecaire schuld als een eigen schuld volledig voldoen. Voor zover nodig zal zij gedaagde hiervoor vrijwaren. Zij zal zich ook inspannen om, voor zover nodig, van de hypotheekhouders ontslag van gedaagde uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te verkrijgen. Hoewel eiseres bij deze wijze van verdeling wordt onderbedeeld (de hypotheekschuld is hoger dan de waarde van de woning), maakt zij jegens gedaagde geen aanspraak op enige compensatie daarvoor.
De rechtbank acht deze primaire vordering niet onrechtmatig of ongegrond en zal het primair gevorderde als wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap gelasten.
2.3.
Eiseres vordert ook een verklaring voor recht dat zij de eigenaar is van de woning. Deze vordering komt niet voor toewijzing in aanmerking. Eiseres is namelijk pas enig eigenaar van de woning, nadat het onverdeelde aandeel van gedaagde in die woning aan haar is geleverd. Ook na een verdeling is een afzonderlijke leveringshandeling noodzakelijk. Eiseres heeft ten aanzien van die (noodzakelijk) levering geen specifieke vorderingen geformuleerd. De omstandigheden van het geval hadden daarvoor wel aanleiding gegeven. De rechtbank wijst daarbij op het volgende:
Gedaagde heeft een onbekende woon- en/of verblijfplaats in Nederland of daarbuiten.
Eiseres heeft de woning al voor het huwelijk aangekocht. Zij is toen ook de hypothecaire geldlening aangegaan en alleen zij heeft hierop aflost.
Eiseres heeft als enige de woonlasten van de woning betaald.
Alleen eiseres heeft in de woning gewoond. Partijen hebben nooit samengewoond. Gedaagde heeft nooit in Nederland gewoond en heeft nooit een geldige verblijfsvergunning voor Nederland gehad.
De relatie tussen partijen heeft feitelijk slechts enkele weken geduurd.
De rechtbank ziet hierin aanleiding om gedaagde te bevelen om op de hierna te vermelden wijze mee te werken aan de levering van zijn aandeel in de woning aan eiseres. Voor het geval gedaagde daaraan niet meewerkt, zal de rechtbank (op de voet van artikel 3:300 BW) bepalen dat dit vonnis in de plaats zal treden van een in wettige vorm opgemaakte notariële akte van toedeling en levering, maar alleen voor wat betreft de instemmende wilsverklaringen van gedaagde en alleen voor zover vereist voor de toedeling en levering van zijn onverdeelde aandeel in de woning aan eiseres.
De rechtbank merkt hierbij op dat zij bij een verdelingsprocedure als deze, een grote mate van vrijheid geniet en niet is gebonden aan hetgeen de eisende partij precies heeft gevorderd (vgl. HR 17 april 1998, NJ 1999, 550).
2.4.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest en deze zaak vloeit voort uit de vermogensrechtelijke afwikkeling dat huwelijk. Dan geldt als uitgangspunt dat de kosten van de procedure worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank ziet in de stellingen van eiseres geen aanleiding af te wijken van dit uitgangspunt. Dit betekent dat ook in deze zaak de kosten worden gecompenseerd.

3.De beslissing

De rechtbank,
3.1.
gelast hetgeen is vermeld onder 2.2 als wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen;
3.2.
beveelt gedaagde om binnen één maand na betekening van deze uitspraak aan eiseres kenbaar maken dat hij zijn medewerking zal verlenen aan de toedeling en levering van zijn onverdeelde aandeel in de woning aan eiseres en om vervolgens uiterlijk binnen twee maanden na betekening van dit vonnis daadwerkelijk zijn medewerking daaraan te verlenen;
3.3.
bepaalt dat - als gedaagde ondanks betekening van dit vonnis niet aan de onder 3.2 gegeven bevelen voldoet - dit vonnis in de plaats treedt van een in wettige vorm opgemaakte notariële akte, maar alleen voor wat betreft de instemmende wilsverklaringen van gedaagde en alleen voor zover vereist voor de toedeling en levering van het onverdeelde aandeel van gedaagde in de woning en het bijbehorende perceel gelegen aan het adres [adres] te (5627 CP) [woonplaats] aan eiseres;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Schollen-den Besten en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2020.