ECLI:NL:RBOBR:2020:3975

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
10 augustus 2020
Zaaknummer
C/01/360456 / FA RK 20-3206
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 30 juli 2020 uitspraak gedaan over een verzoek van het Openbaar Ministerie (OM) tot het verlenen van een zorgmachtiging voor een betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis. Het OM vroeg om een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, aansluitend op een eerdere zorgmachtiging. De advocaat van de betrokkene voerde echter aan dat de eerdere zorgmachtiging al was verlopen op het moment van de mondelinge behandeling, en dat het OM niet tijdig een nieuw verzoek had ingediend. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake kon zijn van een aansluitende zorgmachtiging, omdat de eerdere machtiging op 27 juli 2020 was vervallen. De rechtbank verleende daarom een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, tot en met 30 januari 2021.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstig nadeel voor de betrokkene en anderen, waaronder het risico op levensgevaar en ernstige psychische schade. De betrokkene vertoonde agressief gedrag en had geen ziekte-inzicht, waardoor verplichte zorg noodzakelijk werd geacht. De rechtbank heeft de voorgestelde vormen van verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van bewegingsvrijheid, goedgekeurd. De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter M. Lammers, en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/360456 / FA RK 20-3206
Uitspraak : 30 juli 2020

Beschikking betreffende een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

van de rechtbank Oost-Brabant naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats en adres] ,
verblijvende in [verblijfplaats en adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.W.M. Verberne.

Het procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 juli 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring van 30 juni 2020;
  • het zorgplan;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur;
  • de relevante politiegegevens en een uittreksel justitiële documentatie;
  • een uittreksel curatele- en bewindregister;
  • gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen en de Wvggz.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 juli 2020. Vanwege de veiligheidsmaatregelen naar aanleiding van het coronavirus heeft dit (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona) via een skypeverbinding plaatsgevonden.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam] , specialist ouderengeneeskunde;
  • [naam] , klinisch neuropsycholoog.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en wat tijdens de mondeling behandeling is besproken, is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat met name uit het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel en ernstige psychische schade voor anderen. In het afgelopen jaar is het meermalen voorgekomen dat betrokkene zijn echtgenote heeft mishandeld. Dat heeft er twee maal toe geleid dat de echtgenote het huis ontvluchtte en naar een noodopvang ging. Ook in de accommodatie waar hij is opgenomen laat betrokkene regelmatig (forse) agressie zien naar mensen en naar spullen. Verder is er een aanzienlijk risico op ernstige zelfverwaarlozing. Betrokkene moet met veel algemene dagelijkse verrichtingen geholpen worden en toen hij alleen thuis was, verwaarloosde hij zichzelf en de woning.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychische stoornis in de vorm van een uitgebreide neurocognitieve stoornis door multipele oorzaken, waarbij sprake is van forse gedragsstoornissen.
Betrokkene heeft zorg nodig om het ernstig nadeel en een crisissituatie af te wenden en zijn geestelijke gezondheid te stabiliseren.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht. Hij heeft verklaard dat hij naar huis wil en daar goed voor zichzelf zou kunnen zorgen. Er is dan ook verplichte zorg nodig.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De rechtbank zal een zorgmachtiging verlenen.
De advocaat heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de zorgmachtiging niet verleend kan worden voor de verzochte duur van twaalf maanden, maar tot ten hoogste zes maanden, onder verwijzing naar artikel 6:6 van de Wvggz.
De rechtbank volgt de advocaat in dit betoog.
Op grond van artikel 6:5 Wvggz kan een zorgmachtiging immers alleen worden verleend voor de duur van twaalf maanden als deze machtiging direct aansluit op een vorige zorgmachtiging op grond van de Wvggz. De vorige zorgmachtiging voor betrokkene is op 27 januari 2020 verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 27 juli 2020.
Op grond van het bepaalde in artikel 6:6, onder a, Wvggz is deze zorgmachtiging op 28 juli 2020 vervallen, aangezien de officier van justitie niet uiterlijk vier weken het verstrijken van de geldigheidsduur van die machtiging een verzoekschrift voor een zorgmachtiging heeft ingediend.
Omdat de vorige zorgmachtiging op 27 juli 2020 is verlopen, is er geen sprake van een aansluitende zorgmachtiging en zal de rechtbank de nieuwe zorgmachtiging verlenen voor de duur van zes maanden, dus tot en met 30 januari 2021.

De beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 30 januari 2021;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Lammers, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Conc: LM(O
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.