12.48min. De verdachte loopt de trap af.
Een dossier van het Korps Politie Sint Maarten, Justitiële Divisie, Team Zware Criminaliteitbestrijding, met proces-verbaalnummer 31/JD/2017, niet doorgenummerd, onder meer inhoudende, verkort en zakelijk weergegeven:
Een schriftelijk bescheid, te weten een verzoek om medische informatie, opgemaakt en ondertekend door dr. L. Marcelina, arts, d.d. 14 februari 2017, bijlage 26.
Naam: [slachtoffer] .
Geboortedatum: [geboortedatum 2] /91.
Omschrijving van het letsel.
a. uitwendig waargenomen letsel:
- 5 x steekverwonding rechter hemithorax;
- 1 x steekverwonding t.h.v. rechter kaakhoek;
- 1 x steekverwonding supra orbital links;
- (...);
- (...).
(...).
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 februari 2017, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant] , bijlage 15.
(...) Dokter Singh verklaarde dat het slachtoffer verschillende steekwonden vertoonde onder andere bij zijn ribbenkast en bij zijn wenkbrauw. Gebleken is dat het object dat in zijn wenkbrauw is gestoken ook de oogbal heeft geraakt. (...)
Nadere bewijsoverwegingen.
Niet in geding is dat de verdachte het slachtoffer in totaal zeven keren in het gezicht, de hals en het bovenlichaam heeft gestoken. De verdachte heeft dit ter terechtzitting bekend.
Opzet
Voor een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot moord danwel doodslag moet de rechtbank allereerst de vraag beantwoorden, of de verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Uit de letselverklaring volgt dat bij het slachtoffer zeven steekverwondingen zijn geconstateerd; vijf steekverwondingen in de rechterzijde van het bovenlichaam, één steekverwonding in de hals ter hoogte van de rechterkaakhoek en één steekverwonding in het gezicht ter hoogte van de linkerwenkbrauw, waarbij de oogbal is geraakt.
De rechtbank leidt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen af dat de verdachte het slachtoffer met een steekwapen, door de verdachte omschreven als een “dagger”, meermalen heeft gestoken. Het geheel van handelingen van de verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank naar de uiterlijke verschijningsvorm ervan worden aangemerkt als zijnde zo zeer gericht op de dood van het slachtoffer, dat het niet anders kan dat de verdachte ten tijde van het steekincident het volle opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Met andere woorden: de verdachte heeft met zijn handelen het slachtoffer moedwillig van het leven willen beroven. Ook uit de bewoordingen van de verdachte, dat hij “safe” moest worden van het slachtoffer, die de rechtbank aldus begrijpt dat de verdachte het slachtoffer wilde uitschakelen, leidt de rechtbank dit volle opzet af. Anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, maakt de omstandigheid dat niet is komen vast te staan met welk steekvoorwerp het slachtoffer is gestoken, mede bezien in het licht van verdachtes omschrijving van de grootte van het steekvoorwerp, alsmede de geconstateerde steekletsels, dit oordeel niet anders. De rechtbank overweegt daartoe dat zich in het hoofd en de halsstreek vitale organen (hersenen) en zeer belangrijke aders (zoals de halsslagader) bevinden. Indien er lukraak in het hoofd of de halsstreek gestoken wordt, is de kans groot dat die vitale organen of aders geraakt worden. In dat geval zou er sprake zijn geweest van een aanmerkelijke kans op zeer ernstig bloedverlies of hersenletsel, met de dood als gevolg. Ook in het bovenlichaam bevinden zich vitale organen die van levensbelang zijn. De risico’s van verwondingen in deze kwetsbare gebieden zijn zo algemeen bekend dat ook verdachte dat moet hebben geweten.
Uit de steekverwonding bij de rechterkaakhoek volgt al dat die steekbeweging in de buurt van de hals van het slachtoffer is geplaatst. Daarnaast heeft verdachte het slachtoffer in zijn hoofd gestoken, waarbij zelfs de oogbol is geraakt en is het slachtoffer vijfmaal geraakt in zijn bovenlichaam.
Anders dan de raadsvrouwe heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat het in een zeer kort tijdsbestek meermalen met kracht steken met een steekvoorwerp in het hoofd, vlakbij de halsstreek en het bovenlichaam weldegelijk dodelijk letsel had kunnen veroorzaken.
Moord of doodslag?
Ten aanzien van de ten laste gelegde voorbedachte raad overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Uit de camerabeelden volgt dat de verdachte voorafgaand aan het steekincident tweemaal rustig voorbij het slachtoffer is gelopen met zijn hand in of nabij zijn rechterbroekzak; zeven minuten en twee minuten voor de aanval. Het slachtoffer zit op die momenten telkens rustig op een stoel op de binnenplaats alwaar hij zijn haren laat vlechten door een medegedetineerde. In de minuten voorafgaand aan zijn aanval loopt de verdachte regelmatig in en uit zijn cel en door de cellengang, ter hoogte van de ingang van de binnenplaats. Ongeveer een halve minuut voor de aanval staat de verdachte ter hoogte van zijn cel zijn lichaam, in de woorden van de rechtbank, “los te schudden” dan wel “ritmisch” te bewegen en wandelt hij vervolgens via de cellengang naar buiten, de binnenplaats op. Komende op de binnenplaats loopt de verdachte aanvankelijk rustig in de richting van de trap, maar versnelt vervolgens in de richting van het slachtoffer en steekt hem met een steekvoorwerp in zijn rechterhand direct en zonder aarzeling zeven keren, waarbij duidelijk is dat de verdachte zich richt op het bovenlichaam en het hoofd van het slachtoffer.
Daarbij heeft verdachte verklaard dat hij zich niet veilig voelde in de gevangenis, nadat hij volgens eigen zeggen eerder fysiek is belaagd. Hij zou het gevangenispersoneel hiervan op de hoogte hebben gebracht, maar volgens hem deed het personeel hier niets aan. Verdachte geeft aan dat hij vervolgens besloten heeft “safe” te moeten worden en om die reden het slachtoffer neer te hebben gestoken. Deze verklaring is voor de rechtbank een indicatie voor de voorbedachte rade, omdat hierin een zeker tijdverloop verscholen zit, waarin de verdachte de mogelijkheid had zich rekenschap te geven van zijn voorgenomen daad.
De rechtbank concludeert op grond van deze feiten en omstandigheden dat de verdachte voorafgaand aan zijn handelen voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen of het te nemen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Aldus staat voor de rechtbank vast dat het handelen van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
De rechtbank acht voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht met de officier van justitie de primair (impliciet primair) ten laste gelegde poging tot moord bewezen.
Overweging ten aanzien van de (herhaalde) verzoeken van de verdediging in het kader van het ten laste gelegde.
Bij pleidooi heeft de raadsvrouw in het licht van de verklaringen van de verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting van 28 juli 2020 haar verzoeken meerdere malen herhaald, te weten het horen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [gedetineerde 1] en [getuige 5] als getuige, alsmede het verrichten van DNA-onderzoek op het in beslag genomen steekvoorwerp en zo mogelijk aan het kleine steekvoorwerp dat een half uur na het steekincident bij een inspectie van de cel van de verdachte zou zijn aangetroffen, voor zover dat voorwerp nog beschikbaar is.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting van 28 juli 2020 reeds voor aanvang van de feitenbehandeling genoemde verzoeken gedaan en de rechtbank heeft daarop bij gebrek aan enige noodzaak daartoe vervolgens afwijzend beslist.
De inhoud van de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 juli 2020 geeft de rechtbank geen aanleiding om nu anderszins te oordelen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn door de raadsvrouw aan het herhaalde verzoek geen nieuwe feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd en zijn die evenmin gebleken, zodat de rechtbank de onderzoekswensen van de verdediging opnieuw bij gebrek aan noodzaak daartoe afwijst.