In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 juli 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap Foodlink B.V. en twee gedaagden, waarbij merkinbreuk en identiteitszwendel aan de orde waren. Foodlink, een groothandel in voedings- en genotsmiddelen, heeft geconstateerd dat haar identiteit, handelsnaam en logo door derden worden misbruikt om onterecht orders te ontvangen voor levensmiddelen en andere producten. De gedaagden hebben zich schuldig gemaakt aan het ontvangen van aanbetalingen van nietsvermoedende klanten, waarna de levering van de bestelde goederen uitbleef.
Foodlink heeft conservatoir beslag gelegd op bankrekeningen van de gedaagden en vorderde in kort geding onder andere een verbod op het gebruik van haar merk en handelsnaam, alsook betaling van schadevergoeding. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door het gebruik van de identiteit van Foodlink. De rechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 49.523,84 aan Foodlink, alsook tot het staken van het gebruik van het merk en de handelsnaam van Foodlink. Tevens zijn dwangsommen opgelegd voor het geval de gedaagden niet aan de veroordelingen voldoen.
De rechter heeft de proceskosten aan de zijde van Foodlink begroot op € 6.835,26 en de gedaagden in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de termijn voor het instellen van een bodemprocedure is vastgesteld op zes maanden na de datum van het vonnis.