Uit het door de Raad voor de Kinderbescherming opgemaakte adviesrapport van 8 juli 2020 blijkt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende:
‘(…) [verdachte] is een zestienjarige jongen met beperkte cognitieve mogelijkheden. Hij is al vaak met politie in aanraking gekomen en is al jaren in beeld bij de jeugdreclassering en in het verleden ook bij de gezinsvoogdij middels een kinderbeschermingsmaatregel in beeld geweest. De persoonlijke omstandigheden van [verdachte] kennen veel risico’s voor de kans op herhaling en er zijn veel criminogene factoren waardoor de recidive kans groot is. Inzet tot op heden heeft hier weinig aan kunnen veranderen. (…)
[verdachte] werd al zeer vroeg blootgesteld aan fors huiselijk geweld. (…) Hierdoor raakte hij getraumatiseerd en hij heeft hiervoor in zijn kinderjaren niet de juiste hulp gekregen. (…)
De kans op herhaling van delictgedrag is groot en hij zal een forse stok achter de deur nodig hebben om voorwaarden na te komen.
[verdachte] is in feite zelf ook slachtoffer van zijn opvoeding, heeft onvoldoende sturing en begeleiding gekregen, met uiteindelijk nu als gevolg de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en het forse delictgedrag wat hij vertoont. Hij vormt een gevaar voor zichzelf en zijn omgeving. Alleen een fors kader behoort nog tot de mogelijkheden om te komen tot verandering. (…)
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert de meervoudige kamer aan [verdachte] een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen (waarbij het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de duur van de voorlopige hechtenis, zodat [verdachte] direct kan starten met zijn behandeling) onder de algemene en onder bijzondere voorwaarden. (…)’.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen. De rechtbank zal deze straf grotendeels (97 dagen) voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen algemene en bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank merkt hierbij op verdachte in de gelijktijdig met deze zaak behandelde zaak een gedragsbeïnvloedende maatregel wordt opgelegd. Dit is voor de rechtbank de belangrijkste reden om verdachte geen langere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen. De maatregel zou hierdoor immers woorden doorkruist.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .De benadeelde partij vordert in totaal € 7.796,11 bestaande uit € 4.500,00 immateriële schade en € 3.296,11 materiële schade. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten: medische kosten € 151,02; niet vergoede medicijnen € 18,04; medisch kussen € 24,75; beveiligingskosten € 3.065,42; reiskosten € 36,88.