In deze zaak, die op 22 juli 2020 door de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, vorderde de man, ex-echtgenoot van de vrouw, een wijziging van de zorg- en contactregeling voor hun minderjarige kind, alsook een verlaging van de kinderalimentatie. De partijen zijn ex-echtelieden en hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun kind, dat in 2017 is geboren. De man stelde dat er mondelinge afspraken waren gemaakt over een uitbreiding van de zorg- en contactregeling, maar de vrouw betwistte dit en hield vast aan de afspraken zoals vastgelegd in het ouderschapsplan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de man onvoldoende spoedeisend belang had bij de gevraagde voorzieningen, aangezien hij de mogelijkheid had om een bodemprocedure te starten. Bovendien was het onduidelijk wat de exacte afspraken waren over de zorg- en contactregeling, en er was geen schriftelijke vastlegging van eventuele wijzigingen. De vordering van de man werd afgewezen, evenals zijn verzoek tot verlaging van de alimentatie, omdat hij niet voldoende bewijs had geleverd voor de gewijzigde omstandigheden die een verlaging zouden rechtvaardigen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.