ECLI:NL:RBOBR:2020:3629

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
C/01/356493 / HA ZA 20-206
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident in civiele procedure over rechtsmacht en aansprakelijkheid bij transportovereenkomst

In deze civiele procedure, die zich afspeelt voor de Rechtbank Oost-Brabant, is er een incident aanhangig gemaakt door Van den Bosch Transporten B.V. tegen Newport Europe B.V. De zaak betreft een geschil over de rechtsmacht van de Nederlandse rechter in een kwestie die voortvloeit uit een transportovereenkomst. Newport Europe heeft in opdracht van Van den Bosch Transporten logistieke diensten verricht, waaronder het vervoer van containers van Antwerpen naar Egypte. Bij aankomst in Egypte zijn de containers niet direct afgehaald, wat heeft geleid tot demurrage- en detentionkosten die Newport Europe op Van den Bosch Transporten heeft willen verhalen. Van den Bosch Transporten heeft echter aangevoerd dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren, omdat de rechtsverhouding tussen partijen zou worden beheerst door Amerikaans recht en de United States Federal Court Southern District of New York exclusief bevoegd zou zijn.

De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen overwogen. Newport Europe heeft betoogd dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op grond van artikel 9 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat het geschil voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat Newport Europe onvoldoende feiten heeft aangedragen om aan te tonen dat het onaanvaardbaar zou zijn om de zaak aan een Amerikaanse rechter voor te leggen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de incidentele vordering van Van den Bosch Transporten moet worden toegewezen, en heeft zich onbevoegd verklaard om van de hoofdzaak kennis te nemen. Newport Europe is veroordeeld in de proceskosten van zowel het incident als de hoofdzaak, omdat zij nodeloos kosten heeft veroorzaakt door de zaak bij de verkeerde rechter aanhangig te maken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/356493 / HA ZA 20-206
Vonnis in incident van 22 juli 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEWPORT EUROPE B.V.,
gevestigd te Spijkenisse,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.W. Hilhorst te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DEN BOSCH TRANSPORTEN B.V.
h.o.d.n. Van den Bosch DMCC,
gevestigd te Erp,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. O. Surquin te Arnhem.
Partijen zullen hierna Newport Europe en Van den Bosch Transporten genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In de hoofdzaak beroept Newport Europe zich er op dat zij in opdracht en voor rekening van Van den Bosch Transporten h.o.d.n. Van den Bosch DMCC, logistieke (expeditie)diensten heeft verricht. Dit betrof het vervoer van containers over zee van Antwerpen naar Egypte. Newport Europe stelt dat zij correct aan haar verplichtingen heeft voldaan, maar dat de containers bij aankomst in Egypte niet direct werden afgehaald, op grond waarvan zij zogenoemde demurrage en detention kosten moest betalen. Newport Europe heeft Van den Bosch Transporten hiervoor aansprakelijk gesteld omdat zij haar opdrachtgever is. Zij stelt dat deze kosten op grond van onder andere de artikelen 19, 22 en 23 van de ‘Newport Tank Containers Combined Transport Bill of Lading’ voorwaarden (overgelegd als productie 1 bij de dagvaarding) op Van den Bosch Transporten kunnen worden verhaald. Zij heeft deze kosten ad € 56.084,57, bij Van den Bosch DMCC te Erp in rekening gebracht. Deze kosten zijn echter onbetaald gebleven.
2.2.1.
Van den Bosch Transporten vordert bij incidentele vordering dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Zij voert daartoe het volgende aan.
2.2.2.
Van den Bosch Transporten heeft niet onder de naam Van den Bosch DMCC gehandeld. Laatstgenoemde onderneming is een zelfstandige juridische entiteit, gevestigd in Dubai, Verenigde Arabische Emiraten, met een eigen organisatiestructuur en een eigen bestuur. Van den Bosch Transporten erkent dat Newport Europe diensten voor Van den Bosch DMCC heeft verricht. Van den Bosch Transporten heeft deze diensten echter niet verricht en daarom heeft Newport Europe de verkeerde partij gedagvaard.
Nog veel belangrijker is dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft. Newport Europe baseert haar vordering op de ‘Combined transport bill of lading’ (hierna: B/L) waarop op de achterzijde de toepasselijke voorwaarden staan afgedrukt. Uit artikel 4 van deze voorwaarden volgt dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt beheerst door Amerikaans Recht en dat de United States Federal Court Southern District of New York exclusief bevoegd is van geschillen kennis te nemen. Op grond hiervan dient de rechtbank zich onbevoegd te verklaren.
2.3.
Newport Europe voert verweer. Zij stelt dat de rechtbank onder andere op grond van artikel 9 lid 2 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rechtsmacht heeft omdat het geschil met de rechtssfeer van Nederland verbonden is en het onaanvaardbaar is om van Newport Europe te vergen dat zij de zaak aan het oordeel van een rechter van een vreemde staat onderwerpt. Temeer nu er tussen Nederland en de Verenigde Staten geen verdrag van kracht is en de kans reëel is dat een in de Verenigde Staten gewezen vonnis niet ten uitvoer gebracht zou kunnen worden. Ook zou een procedure daar leiden tot hoge proceskosten.
Volgens Newport Europe heeft zij nimmer beoogd de forumclausule in de B/L van toepassing te laten zijn op de rechtsverhouding tussen partijen. Daarbij wijst zij erop dat beide partijen tevens de Nederlandse Expeditie voorwaarden (zgn. Fenex voorwaarden) hanteren. Op de facturen van Newport Europe wordt naar deze voorwaarden verwezen en op de website van Van den Bosch Transport wordt hier eveneens naar verwezen. Op grond van artikel 23 lid 1 van de Fenex voorwaarden is de Nederlandse rechter bevoegd indien de facturen niet binnen 4 weken na factuurdatum schriftelijk zijn betwist.
2.4.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Het standpunt van Van den Bosch Transporten dat Newport Europe de verkeerde partij heeft gedagvaard betreft een materieel geschilpunt. Het debat over de vraag óf Newport Europe wel een vordering heeft op Van den Bosch Transporten omdat Van Den Bosch DMCC een aparte entiteit zou zijn, waarmee Newport Europe zaken zou hebben gedaan, dient in de hoofdzaak gevoerd te worden.
2.5.
Newport Europe en Van den Bosch Transporten zijn beiden in Nederland gevestigd. Hoofdregel is dat bevoegd is de rechter van de woonplaats van gedaagde (artikel 99 lid 1 Rv). Artikel 108 lid 1 Rv biedt partijen de mogelijkheid om bij overeenkomst een relatief bevoegde rechter aan te wijzen (forumkeuzebeding). De volgens een forumkeuze bevoegde rechter is in beginsel bij uitsluiting bevoegd om van het geschil tussen partijen kennis te nemen.
2.6.
Newport Europe heeft in opdracht en voor rekening van Van den Bosch Transporten containers vervoerd over zee van Antwerpen naar Egypte. Met betrekking tot dat vervoer zijn steeds combined transport bills of lading, de B/L afgegeven. Deze specificeren de voorwaarden en verplichtingen van zowel de verzender als de vervoerder met betrekking tot het vervoer van de specifieke vracht.
2.7.
Op de achterzijde van de B/L’s staan de ‘
Newport Tank Containers Combined Transport Bill of Lading’ voorwaarden afgedrukt. Artikel 4 van deze algemene voorwaarden bevat een forumkeuze beding en een rechtskeuze beding voor de rechter van de United States Federal Court Southern District of New York en het recht van de United States bij geschillen die ontstaan onder de B/L’s.
2.8.
Met Van den Bosch Transporten stelt de rechtbank vast dat Newport Europe haar vordering grondt op B/L’s die voor het vervoer zijn opgesteld en meer in het bijzonder op de voorwaarden 19, 22 en 23 die op de achterzijde daarvan staan afgedrukt. Newport Europe stelt dat partijen, althans zij zelf, nimmer beoogd hebben om het in deze voorwaarden opgenomen forumkeuzebeding van toepassing te laten zijn. Zij heeft dit standpunt naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende onderbouwd. Uit niets blijkt dat partijen artikel 4 van de
Newport Tank Containers Combined Transport Bill of Lading’ voorwaarden, die kennelijk door Newport zelf zijn opgesteld, buiten toepassing hebben willen verklaren.
Newport Europe stelt dat beide partijen tevens de Fenex condities hanteren en dat daarin bepaald is dat de Nederlandse rechter bevoegd is indien facturen niet binnen 4 weken na factuurdatum schriftelijk zijn betwist. De enkele verwijzing door Newport Europe naar de Fenex-voorwaarden op haar facturen is, bij gebreke van een nadere toelichting die ontbreekt, echter onvoldoende om aan te kunnen nemen dat deze voorwaarden op de overeenkomsten tussen partijen van toepassing zijn. Maar zelfs indien er vanuit gegaan zou moeten worden dat de Fenex-voorwaarden ook van toepassing zijn, impliceert dit nog niet dat deze prevaleren boven de
Newport Tank Containers Combined Transport Bill of Lading’ voorwaarden. Newport Europe heeft hiervoor onvoldoende gesteld.
Dit betekent dat op grond van voornoemd artikel 4 van de Newport Tank Containers Combined Transport Bill of Lading voorwaarden, de rechter van de United States Federal Court Southern District of New York in beginsel exclusief bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
2.9.
Newport Europe heeft voorts aangevoerd dat de rechtbank op grond van artikel 9 lid 2 Rv rechtsmacht heeft. De rechtbank gaat er vanuit dat zij zich niet beroept op artikel 9 lid 2 Rv maar op artikel 9 sub c Rv. Hierin staat het volgende opgenomen:
“Komt de Nederlandse rechter niet op grond van de artikelen 2 tot en met 8 rechtsmacht toe, dan heeft hij niettemin rechtsmacht indien:
  • a. […]
  • b. […]
  • c. een zaak die bij dagvaarding moet worden ingeleid voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden is en het onaanvaardbaar is van de eiser te vergen dat hij de zaak aan het oordeel van een rechter van een vreemde staat onderwerpt.
2.10.
In onderdeel c van art. 9 Rv is het ‘forum necessitatis’ opgenomen. Krachtens deze regel kan de Nederlandse rechter zich onder omstandigheden toch internationaal bevoegd achten om van de zaak kennis te nemen, ook al bestaat er krachtens art. 2 tot en met art. 8 Rv geen grond voor bevoegdheid. De woorden ‘onaanvaardbaar’ en ‘vergen’ in onderdeel c wijzen erop dat van deze mogelijkheid van het forum necessitatis zeer spaarzaam gebruik moet worden gemaakt en het onderdeel restrictief moet worden uitgelegd.
Het voorgaande in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat Newport Europe onvoldoende feiten en / of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan het onaanvaardbaar zou zijn indien zij de zaak aan het oordeel van de Amerikaanse rechter zou moeten onderwerpen. De aanzienlijke kosten die een dergelijke procedure met zich mee zou kunnen brengen is geen omstandigheid op grond waarvan de Nederlandse rechter zich op grond van artikel 9 sub c Rv bevoegd zou moeten verklaren. Voor zover Newport Europe heeft aangevoerd dat de kans reëel is dat een in de Verenigde Staten gewezen vonnis in Nederland niet ten uitvoer gebracht zou kunnen worden, vormt dit evenmin een dergelijke omstandigheid. Indien dit zich zou voordoen, kan de Nederlandse rechter volstaan met een min of meer marginale toetsing van de buitenlandse uitspraak, nu partijen zich vrijwillig aan de rechtsmacht van de buitenlandse rechter hebben onderworpen door eerdergenoemde forumkeuze.
2.11.
De rechtbank concludeert dan ook dat de incidentele vordering moet worden toegewezen.
2.12.
Newport Europe zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
2.13.
Newport Europe zal eveneens in de proceskosten van de hoofdzaak worden veroordeeld, nu zij nodeloos kosten heeft veroorzaakt door die hoofdzaak bij de verkeerde rechter aanhangig te maken. De kosten aan de zijde van Van den Bosch Transporten in de hoofdzaak worden begroot op het griffierecht van € 2.042,00.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst de vordering in het incident toe,
3.2.
veroordeelt Newport Europe in de kosten van het incident, aan de zijde van Van den Bosch Transporten tot op heden begroot op € 543,00,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
3.5.
veroordeelt Newport Europe in de proceskosten, aan de zijde van Van den Bosch Transporten tot op heden begroot op € 2.042,00,
3.6.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Schollen-den Besten en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2020.