ECLI:NL:RBOBR:2020:3579

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
01/290413-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord door minderjarige op moeder met voorbedachte rade

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die beschuldigd werd van poging tot moord op zijn moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 december 2019 in Uden met voorbedachte rade heeft geprobeerd zijn moeder van het leven te beroven door haar meermalen met een mes te steken. De verdachte, geboren in 2002, was op het moment van de feiten gedetineerd en heeft tijdens de zittingen verklaard dat hij al geruime tijd het plan had om zijn moeder te doden. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat er voldoende bewijs was voor de poging tot moord, waarbij de verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een autismespectrumstoornis en een persisterende depressieve stoornis. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht en heeft een jeugddetentie van 12 maanden opgelegd, evenals de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel). De rechtbank benadrukte het belang van behandeling voor de verdachte om recidive te voorkomen en heeft geadviseerd dat hij geplaatst wordt in een forensische kliniek die gespecialiseerd is in de behandeling van jongeren met een autismespectrumstoornis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/290413-19
Datum uitspraak: 17 juli 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2002,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: RIJ Den Hey-Acker.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 maart 2020, 12 juni 2020 en 3 juli 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 februari 2020.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 december 2019 te Uden,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans eenmaal in de nek en/of het achterhoofd en/of de schouder en/of de rug en/of de heup(en) en/of de arm(en) en/of de hand(en), althans in het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte heeft gepoogd om zijn moeder opzettelijk en met voorbedachten raad om het leven te brengen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit dat kan worden bewezen dat verdachte heeft gepoogd om opzettelijk zijn moeder om het leven te brengen maar dat hij dient te worden vrijgesproken van het handelen met voorbedachte raad. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat er wel aanwijzingen zijn dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, maar dat er aan de contra-indicaties een zwaarder gewicht moet worden toegekend.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank acht bewezen dat verdachte heeft gepoogd zijn moeder opzettelijk en met voorbedachte raad van het leven te beroven en baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen.

1. Een proces-verbaal van verhoor van de aangeefster [slachtoffer] met nummer 12, d.d. 4 december 2019, pag. 44 – 48, voor zover inhoudende:

A: Kunt u mij vertellen wat er op 3 december 2019 gebeurd is?
V: [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) kwam van school thuis. Hij was een beetje gespannen, gestrest. Ik zat op de bank in de woonkamer. Hij begon mij te etteren (…). We kregen daar woorden over. (…) Toen begon hij op mij in te slaan dacht ik, maar hij had een mes. Dus hij heeft gewoon continue op mij ingestoken van de achterkant.

2. Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] met nummer 23, d.d. 11 december 2019, pag. 49 – 53, voor zover inhoudende:

V: En als je er aan terug denkt hoe is het dan gegaan?
A: [verdachte] kwam via de garage naar binnen (…) Hij liep daar naar die tafel en vroeg is papa thuis. Ik zeg nee die is gewoon werken. En [naam broer verdachte] ? Ik zeg nee die ook niet die moet nog thuis komen van school. (…) [verdachte] ging achter mij staan en ik kreeg twee porren tegen mijn schouder. (…) Ik denk dat hij toen naar boven is gegaan en toen [verdachte] terugkwam had hij dat mes gepakt. (…) Ik zat zo, in de bank (…) Ik voelde op een keer een felle pijn in mijn rug (…) Hij bleef maar knallen en ik riep hard stop, stop.
V: Hoe is het met uw letsel?
A: (…) Ik heb letsel aan mijn handen, oren, achterhoofd en rug. (…) Er zijn pezen kapot in mijn hand.

3. Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van 18 december 2019, opgemaakt door de [arts] , pag. 57 – 58, voor zover inhoudende:

Medische informatie betreffen: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] .
Uitwendig waargenomen letsel: multipele steekwonden.
(
De rechtbank merkt op dat op de afbeelding van de geneeskundige verklaring is aangetekend dat de multipele steekwonden aanwezig zijn op het (achter)hoofd, de bovenkant van de rug/schouderstreek en de rechterhand.)
Is er sprake van uitwendig bloedverlies? Ja
Ernstig? Ja
Shock? Ja
Is er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel? Ja
Is er vermoeden van inwendig bloedverlies? Ja
Datum waarop vernoemde persoon werd onderzocht: 3/12/2019
Op 3/12/19 is een Thoradrain geplaatst.
Op 3/12/19 op OK alle wonden verzorgd.
Geschatte duur van genezing: 4 weken.

4. Een proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [verdachte] met nummer 15 van 5 december 2019, pag. 128 – 134, voor zover inhoudende:

O: Afgelopen dinsdag (de rechtbank begrijpt 3 december 2019) heb jij je rond 19:00 uur bij de politie gemeld. Eerder op die dag werd jouw moeder met letsel naar het ziekenhuis overgebracht. Gisteren vertelde jij ons dat jij daar een rol in hebt gehad.
V: Wat was jouw rol daarin?
A: Ik ben altijd al obsessief geweest als het gaat om mensen pijn doen of mensen dood maken. Ik had sinds een halfjaar concreet het plan om iemand dood te maken en had daarvoor mijn moeder gekozen. Ik heb bewust een moment gekozen dat mijn vader en mijn broer niet thuis waren en heb daar ook bewust naar gevraagd eergisteren, aan mijn moeder. Ik heb eerst de sleutel uit de garagedeur gehaald. Dit heb ik bewust gedaan zodat mijn moeder niet weg kon rennen. Daarna heb ik haar gevraagd of mijn vader en mijn broer thuis waren. Ik hoorde toen dat ze zei dat zij niet thuis waren. Ik ben toen naar boven gelopen om mijn mes te pakken en deze heb ik in mijn broekzak gestopt. Ik ben toen naar beneden gelopen. (…) Ik weet nog dat ik haar tegen haar hoofd heb geslagen en heb haar daarna met het mes gestoken. Tussen de 5 en 10 keer.
V: Hoe wist je vooraf al dat je dat die dag wilde doen?
A: Ja ik had sowieso al het idee om het in de middag te doen. Dus toen ik zag dat de auto van mijn moeder nog thuis was, dat zij alleen thuis was. Toen wist ik dat ik het die dag moest doen.
V: Wat is de reden dat je die messen had?
A: Omdat ik dat al van plan was. Dat is eigenlijk de reden.
V: Waar heb je haar precies gestoken op haar lichaam?
A: Ik heb haar ongeveer 2 keer in haar zij gestoken. Het mes ging er helemaal in en zag het bloed eruit komen. (…) Daarna heb ik haar nog een keer of 5 - 6 in haar nek gestoken. Ik had gedacht dat ik haar vaak genoeg geraakt had zodat ze zou sterven (…).
Nadere bewijsoverweging.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 3 december 2019 te Uden opzettelijk heeft gepoogd zijn moeder door messteken van het leven te beroven. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte dat met voorbedachte raad heeft gedaan.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te
staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechtbank het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechtbank niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Uit de verklaring die verdachte op 5 december 2019 bij de politie heeft afgelegd blijkt dat verdachte voorafgaand aan zijn handelen op 3 december 2019 voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op het genomen besluit (het proberen te doden van zijn moeder). Hij heeft gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Verdachte heeft verklaard dat hij al geruime tijd rondliep met het plan om zijn moeder te vermoorden. Hij heeft bewust gewacht op een moment dat hij alleen was met zijn moeder in de woning. Toen dit op 3 december 2019 het geval bleek te zijn is verdachte naar zijn slaapkamer gelopen om een mes te pakken en heeft hij zijn moeder vervolgens meermalen in haar hoofd en rug gestoken.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de bewuste dag ruzie had met zijn moeder en dat dit de aanleiding is geweest van zijn handelen. Hij had al langer ‘gedachtes’, maar zou zijn moeder niet hebben neergestoken als er geen ruzie was ontstaan, aldus verdachte. Verder heeft verdachte verklaard dat hij tijdens het politieverhoor op 5 december 2019 niet helder kon nadenken en zichzelf wilde straffen voor wat hij misdaan had. De rechtbank is van oordeel dat verdachtes verklaring ter terechtzitting onvoldoende contra-indicatie oplevert voor voorbedachte raad. Zo heeft hij ter terechtzitting op essentiële punten geen verklaring kunnen of willen geven. Verdachte heeft – anders dan bij de politie - verklaard dat hij niet weet hoe hij die dag in de huiskamer aan het mes is gekomen, maar heeft wel verklaard dat hij dit mes nooit mee naar school nam. Verdachte wil geen antwoord geven op de vraag waarom hij überhaupt messen op zijn slaapkamer had liggen. Ook kan hij zich niet meer herinneren of hij op de bewuste dag bij thuiskomst aan zijn moeder heeft gevraagd naar de aanwezigheid van de overige gezinsleden. Op vragen over de gewelddadige gedachtes waarmee verdachte al enige tijd zou rondlopen heeft hij zich ook op zijn zwijgrecht beroepen. Ook de stelling van verdachte dat hij zichzelf door zijn verklaring bij de politie heeft willen straffen voor wat hij zijn moeder misdaan had en de omstandigheden daarom extra heeft verzwaard/belastend heeft gemaakt, wordt door de rechtbank verworpen. Uit de verklaringen van verdachte bij de politie, tegenover de psycholoog en psychiater en ter terechtzitting blijken namelijk geen gevoelens van spijt, berouw en wroeging. Verdachte informeert bij de politie bijvoorbeeld niet naar de gezondheidstoestand van zijn moeder en op de vraag wat hij er van vindt dat zijn moeder nog leeft, spreekt hij zijn verbazing uit en uit hij geen gevoelens van blijdschap of opluchting. De psycholoog en psychiater en de Raad voor de Kinderbescherming constateren ook dat verdachte opmerkelijk weinig emoties toont rondom de impact van het delict op zijn moeder en vader en vooral bezig is met de gevolgen van zijn handelen voor hemzelf.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling maar dat hij met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht poging tot moord bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 03 december 2019 te Uden,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, meermalen, in de nek en het achterhoofd en de schouder en de rug en de hand, van die [slachtoffer] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert het opleggen van jeugddetentie voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, en de maatregel van plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel).
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht om de duur van de aan verdachte op te leggen jeugddetentie zo kort mogelijk te houden omdat het in het belang van verdachte is dat zo snel mogelijk wordt aangevangen met de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel. De raadsman heeft benadrukt dat de plaatsing van verdachte in de [naam forensische kliniek] wenselijk is.
Het oordeel van de rechtbank.
Motivering van de op te leggen jeugddetentie.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft geprobeerd zijn moeder te vermoorden door meermalen met een mes op haar in te steken. Ten gevolge hiervan liep zij forse verwondingen op. Verdachte heeft door zo te handelen een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn moeder en haar lichamelijke integriteit aangetast. Het incident vond plaats in de woning, bij uitstek de plek waar zij zich veilig zou moeten voelen. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat het steekincident zeer veel indruk op haar en de overige gezinsleden heeft gemaakt. Het slachtoffer heeft haar partner vlak na het incident en terwijl zij hevig bloedde opgebeld en afscheid van hem genomen omdat zij dacht dat zij aan haar verwondingen zou komen te overlijden. Tot op de dag van vandaag ondervindt zij ten gevolge van het handelen van verdachte zowel fysieke- als psychische klachten. Desalniettemin hoopt zij dat verdachte de hulp krijgt die hij nodig heeft en wenst zij hem het beste voor de toekomst.
In strafverminderende zin neemt de rechtbank in aanmerking dat het bewezen verklaarde verminderd toe te rekenen is. De rechtbank zal dat hieronder nader toelichten.
De rechtbank is – zonder af te doen aan het zeer ernstige karakter van het gepleegde feit - van oordeel dat de oplegging van een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, in dit geval passend is. De rechtbank weegt hierbij mee dat het van belang is dat verdachte op relatief korte termijn de noodzakelijke behandeling krijgt om recidive in de toekomst te voorkomen. Verder weegt de rechtbank mee dat de ouders van verdachte behandeling van hun zoon belangrijker vinden dan een langdurige straf. Een nog kortere jeugddetentie, zoals door de raadsman verzocht, acht de rechtbank echter niet meer in verhouding staan tot de ernst van het gepleegde feit.
Oplegging van de PIJ-maatregel.
Daarnaast vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel passend.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia Klinisch Multidisciplinair onderzoek van 14 april 2020, opgesteld door de [GZ-psycholoog] en de [kinder- en jeugdpsychiater] . Dit rapport houdt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende in:
‘Bij verdachte blijkt er sprake van een autismespectrumstoornis met duidelijke beperkingen in de sociale communicatie en sociale interacties. (…) Er is sprake van een defect gevoelsleven (…). Verdachte kan moeilijk met spanningen en emoties omgaan, mede doordat hij deze moeilijk bij zichzelf herkent. Gezien wordt daarbij een verhoogde prikkelbaarheid met gevoelens van wanhoop die ertoe leiden dat er, naast de ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een autismespectrumstoornis in de periode voorafgaand aan en tijdens het ten laste gelegde gesproken kon worden van een persisterende depressieve (dysthyme) stoornis. (…) De bij verdachte ook naar voren komende egocentrische handelswijze met beperkt begrip voor de ander, met ook grensoverschrijdende gedragingen, die zowel thuis als buiten op straat naar voren kwam, met daarnaast een onrijpe gewetensfunctie met nauwelijks doorleefde spijt en een sterke neiging tot externaliseren en ook rationaliseren, welke afweer vrij primitief en massief van aard is, wijzen op een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van naar voren komen antisociale tendensen in zijn persoonlijkheidsontwikkeling. (…) Verdachte is
wantrouwend, ‘boos op de wereld’ en krijgt ruminerende gedachten, veelal met geweld als
thema (…). De autismespectrumstoornis is chronisch van aard en de persisterende depressieve klachten worden net als de scheefgroei in zijn persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale tendensen vanaf zijn puberteit zichtbaar, waardoor geconcludeerd wordt dat deze psychische stoornissen ook aanwezig waren ten tijde van het hem ten laste gelegde. (…)
Geconcludeerd wordt dat aan de verdachte ten laste gelegde feiten slechts in een
verminderde mate kunnen worden toegerekend. (…) De klinische inschatting van het risico op toekomstig gewelddadig gedrag wordt hoog ingeschat (…). Er wordt geen aanleiding gezien over te gaan tot toepassing van het volwassenenstrafrecht daar verdachte als persoon nog in ontwikkeling is en zijn persoonlijkheid nog weinig uitgerijpt is. Verdachte heeft intensieve behandeling binnen een gesloten kader nodig om het recidivegevaar omlaag te brengen. In de behandeling dient hij meer inzicht te krijgen in zijn psychische problematiek. De verwachting is dat het enige tijd kan duren voordat verdachte de noodzaak van behandeling inziet en accepteert dat hij beperkingen heeft. (…) Het is voor de behandeling en het inperken van het recidiverisico noodzakelijk dat hij inzicht gaat geven in zijn gedachtewereld en de behandelaar ingang biedt. (…) Expertise op het gebied van autismespectrum problematiek is daarbij noodzakelijk. De geconstateerde problematiek is ernstig en er is een langdurige behandeling nodig (…). Het is naar mening van onderzoekers niet haalbaar om middels een ambulante behandeling voldoende zicht op en ingang in verdachtes belevingswereld te krijgen. Derhalve wordt geadviseerd de beoogde behandeling te laten plaatsvinden binnen het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, dit kader biedt voldoende veiligheid en continuïteit om de beoogde behandeling vorm te kunnen geven.’
De rechtbank heeft eveneens kennisgenomen van de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 17 juni 2020, opgesteld door de onderzoekers [onderzoeker 1] en [onderzoeker 2] . Dit advies houdt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende in:
‘De RvdK kan zich vinden in het advies van de Pro Justitia rapportage dat er klinische behandeling noodzakelijk is om de kans op herhaling te verkleinen en zijn ontwikkeling positief te beïnvloeden. De RvdK kan zich dan ook vinden in het advies van Teylingereind van een onvoorwaardelijke PIJ. De RvdK acht dit zeer noodzakelijk, daar het recidiverisico als hoog kan worden ingeschat en er langdurige klinische behandeling nodig is. (…) De RvdK maakt zich tevens zorgen over het feit dat verdachte berekend kan zijn in over wat hij nog nodig heeft en hoe hij dit kan laten zien/waarmaken. De RvdK wil beklemmen dat het essentieel is dat de onvoorwaardelijke PIJ uitgevoerd gaat worden in een instelling/behandelplek waar de expertise aanwezig is om verdachte de behandeling te geven die hij nodig heeft. Een plek waarbij veel deskundigheid is met betrekking tot autismespectrumproblematiek is dan ook noodzakelijk. De RvdK en de jeugdbescherming denken daarbij aan een behandelplek binnen de forensische psychiatrie zoals de [naam forensische kliniek] de [naam forensische kliniek] .’
De rechtbank neemt de bovenstaande adviezen en conclusies over.
De rechtbank stelt vast dat aan alle formele vereisten voor oplegging van de PIJ-maatregel is voldaan. Bij verdachte bestond ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde feit een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Het misdrijf waarvoor verdachte wordt veroordeeld, betreft een misdrijf als bedoeld in artikel 77s, eerste lid onder a, van het Wetboek van Strafrecht. Vervolgens ligt de vraag ter beantwoording voor of – ter bescherming van de algemene veiligheid van personen of goederen – een PIJ-maatregel aangewezen is. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. De rechtbank concludeert op basis van de ernst van het feit, de inhoud van het dossier en de rapportages dat een oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel in het belang is van een zo gunstige mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte, de aanpak van zijn ernstige (persoonlijkheids-)problematiek en de bewerkstelliging van het voorkomen van recidive.
De rechtbank zal, conform de adviezen van de deskundigen adviseren dat verdachte wordt geplaatst in [naam forensische kliniek] , nu [naam forensische kliniek] beschikt over specifieke expertise voor de behandeling van jongeren met een autisme spectrum stoornis, en dat hij daar zal starten met de begeleiding en behandeling in het kader van de opgelegde PIJ-maatregel. Verdachte heeft aangegeven dat hij, indien een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel mocht worden opgelegd, de voorkeur geeft aan verdere behandeling en verblijf op deze locatie.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
45, 77i, 77s, 289 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

poging tot moord

Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel

Een jeugddetentievoor de duur van
12 (twaalf) maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

De maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Adviseert dat veroordeelde in dit kader zal worden geplaatst in de kliniek De [naam forensische kliniek] . Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Donkersloot, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. L.R.H. Koekoek, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.E.H. Eijkhout, griffier,
en is uitgesproken op 17 juli 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie ’s-Hertogenbosch van 6 februari 2020, genummerd 1-B, pag. 1 – 166.