De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia Klinisch Multidisciplinair onderzoek van 14 april 2020, opgesteld door de [GZ-psycholoog] en de [kinder- en jeugdpsychiater] . Dit rapport houdt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende in:
‘Bij verdachte blijkt er sprake van een autismespectrumstoornis met duidelijke beperkingen in de sociale communicatie en sociale interacties. (…) Er is sprake van een defect gevoelsleven (…). Verdachte kan moeilijk met spanningen en emoties omgaan, mede doordat hij deze moeilijk bij zichzelf herkent. Gezien wordt daarbij een verhoogde prikkelbaarheid met gevoelens van wanhoop die ertoe leiden dat er, naast de ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een autismespectrumstoornis in de periode voorafgaand aan en tijdens het ten laste gelegde gesproken kon worden van een persisterende depressieve (dysthyme) stoornis. (…) De bij verdachte ook naar voren komende egocentrische handelswijze met beperkt begrip voor de ander, met ook grensoverschrijdende gedragingen, die zowel thuis als buiten op straat naar voren kwam, met daarnaast een onrijpe gewetensfunctie met nauwelijks doorleefde spijt en een sterke neiging tot externaliseren en ook rationaliseren, welke afweer vrij primitief en massief van aard is, wijzen op een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van naar voren komen antisociale tendensen in zijn persoonlijkheidsontwikkeling. (…) Verdachte is
wantrouwend, ‘boos op de wereld’ en krijgt ruminerende gedachten, veelal met geweld als
thema (…). De autismespectrumstoornis is chronisch van aard en de persisterende depressieve klachten worden net als de scheefgroei in zijn persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale tendensen vanaf zijn puberteit zichtbaar, waardoor geconcludeerd wordt dat deze psychische stoornissen ook aanwezig waren ten tijde van het hem ten laste gelegde. (…)
Geconcludeerd wordt dat aan de verdachte ten laste gelegde feiten slechts in een
verminderde mate kunnen worden toegerekend. (…) De klinische inschatting van het risico op toekomstig gewelddadig gedrag wordt hoog ingeschat (…). Er wordt geen aanleiding gezien over te gaan tot toepassing van het volwassenenstrafrecht daar verdachte als persoon nog in ontwikkeling is en zijn persoonlijkheid nog weinig uitgerijpt is. Verdachte heeft intensieve behandeling binnen een gesloten kader nodig om het recidivegevaar omlaag te brengen. In de behandeling dient hij meer inzicht te krijgen in zijn psychische problematiek. De verwachting is dat het enige tijd kan duren voordat verdachte de noodzaak van behandeling inziet en accepteert dat hij beperkingen heeft. (…) Het is voor de behandeling en het inperken van het recidiverisico noodzakelijk dat hij inzicht gaat geven in zijn gedachtewereld en de behandelaar ingang biedt. (…) Expertise op het gebied van autismespectrum problematiek is daarbij noodzakelijk. De geconstateerde problematiek is ernstig en er is een langdurige behandeling nodig (…). Het is naar mening van onderzoekers niet haalbaar om middels een ambulante behandeling voldoende zicht op en ingang in verdachtes belevingswereld te krijgen. Derhalve wordt geadviseerd de beoogde behandeling te laten plaatsvinden binnen het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, dit kader biedt voldoende veiligheid en continuïteit om de beoogde behandeling vorm te kunnen geven.’