ECLI:NL:RBOBR:2020:3547

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
01/879017-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor een serie woninginbraken met aanzienlijke recidive

Op 15 juli 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van tien woninginbraken in een periode van vier maanden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaren, waarbij rekening is gehouden met zijn omvangrijke recidive. De verdachte, geboren in 1971 en thans gedetineerd in P.I. Middelburg, heeft tijdens de zittingen van 27 september 2019, 16 januari 2020 en 1 juli 2020 bekend dat hij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich op systematische wijze toegang heeft verschaft tot woningen door middel van braak, inklimming of een valse sleutel. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, die een gevangenisstraf van 8 jaar en 9 maanden had geëist, maar heeft de straf verlaagd in het licht van de omstandigheden van de verdachte en zijn proceshouding. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, waarbij de verdachte verplicht is om schadevergoeding te betalen voor immateriële schade. De rechtbank heeft de vorderingen van verschillende benadeelde partijen beoordeeld en in sommige gevallen niet-ontvankelijk verklaard, terwijl in andere gevallen schadevergoeding is toegewezen. De rechtbank heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte opnieuw gedetineerd verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/879017-19
Parketnummers vorderingen: 01/825610-12 en 01/8256101-12 (bijz)
Datum uitspraak: 15 juli 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
thans gedetineerd te: P.I. Middelburg, Torentijdweg 1, 4337 PE Middelburg.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 september 2019, 16 januari 2020 en 1 juli 2020. Gelijktijdig, maar niet gevoegd is behandeld de zaak tegen verdachte met parketnummer 01/860340-19 en de zaak tegen [medeverdachte] met parketnummer 01/870730-19.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 augustus 2019.
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter zitting van 16 januari 2020, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 november 2018 te Son en Breugel in/uit een woning aldaar gelegen aan [adres 1] , een vuurwapen (Walther P99q) en/of (bijbehorende) munitie en/of identiteitspapieren en/of legitimatiepassen en/of een notebook (merk Apple) en/of een laptop (merk HP Protectsmart), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 1] , althans aan een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel, te weten een onbevoegd gebruikte kluissleutel;
2.
hij op of omstreeks 08 juni 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard in/uit een woning aldaar gelegen aan de [adres 2] , een laptop (Apple Macbook Pro) en/of een Iphone 6S en/of vier horloges en/of twee externe harde schijven (merk Samsung, type Ssdt3 500 gb en/of Ssdt5 2Tb), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 2] en/of [benadeelde] , althans een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 20 juni 2019 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek in/uit een woning aldaar gelegen aan de [adres 3] , een navigatiesysteem (merk TomTom) en/of twee fotocamera's (merk Canon en/of Fuji) en/of een fototas en/of (auto)sleutels en/of een computer (merk Lenovo) en/of een tablet (merk Samsung), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 3] , in elk geval een ander dan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
4.
hij op of omstreeks 23 mei 2019 te Valkenswaard, in/uit een woning aldaar gelegen aan de [adres 4] , diverse sieraden en/of een horloge en/of een portemonnee en/of een creditcard en/of geld en/of een telefoon (merk Samsung Galaxy J5), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 4] , althans een ander dan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 15 april 2019 te Eindhoven in/uit een woning aldaar gelegen aan de [adres 5] , geld (ongeveer 450 euro) en/of een aantal gouden en/of zilveren munten en/of een laptop (Acer) en/of een camera (Panasonic) en/of een e-reader (Sony) en/of meerdere powerbanks en/of een bluetooth speaker en/of twee zonnebrillen (Rayban) en/of twee tablets (Samsung en/of Apple) en/of een aantal horloges en/of sieraden en/of kleding en/of een laptop (Apple) en/of Apple Airpods en/of een koptelefoon (JBL) en/of een smartphone (Iphone 6), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , althans aan een ander dan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking;
6.
hij op of omstreeks 14 juni 2019 te Venlo in/uit een woning, aldaar gelegen aan de [adres 6] , een laptop (Acer) en/of notebook (Acer) en/of een lamp (Philips) en/of (een) luidspreker(s) (Bose) en/of een digitale camera en/of sieraden en/of parfum en/of zes zonnebrillen en/of een handtas en/of sneakers, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] toebehoorde, althans aan een ander dan verdachte, heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
7.
hij op of omstreeks 13 april 2019 te Eindhoven in/uit een woning aldaar gelegen aan de [adres 7] , een paspoort en/of vijf horloges en/of sieraden en/of geld (ongeveer 100 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] , althans aan een ander dan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking en/of inklimming;
8.
hij op of omstreeks 30 maart 2019 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een woning, aldaar gelegen aan de [adres 8] , geld en/of enig goed van zijn gading, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 11] , althans aan een ander dan verdachte, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat weg te nemen geld en/of goed onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met een breekvoorwerp heeft gewrikt in de sluitnaad van een raamkozijn en/of de voordeur van die woning, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
9.
hij op of omstreeks 4 juni 2019 te Helmond in/uit een woning aldaar gelegen aan het [adres 9] , geld ( ongeveer 900 euro) en/of een laptop (merk HP Elitebook 8540P) en/of een Playstation met een controller en/of autosleutels en/of een computerspel (Gta) en/of een (sport)tas en/of een horloge in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 12] , althans aan een ander dan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking en/of inklimming;
10.
hij op of omstreeks 6 juni 2019 te Helmond in/uit een woning aldaar gelegen aan de [adres 10] , een tablet (merk Kobo) en/of een luidspreker (merk Bose) en/of drie afstandsbedieningen en/of geld (ongeveer 300 euro) en/of een horloge en/of sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 13] , althans aan een ander dan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking en/of inklimming;
11.
hij op of omstreeks 4 maart 2019 te Eersel in/uit een woning aldaar gelegen aan de [adres 11] , geld (ongeveer 500 euro) dat geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 14] , althans aan een ander dan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vorderingen na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/825610-12 is aangebracht bij vorderingen van 26 augustus 2019, ingekomen ter griffie op 2 september 2019. Deze vorderingen hebben betrekking op het vonnis van de MK Oost-Brabant te 's-Hertogenbosch d.d. 2 juli 2013. Een kopie van de vorderingen is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend. Wel heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte ten aanzien van verschillende in de tenlastelegging opgenomen goederen heeft aangegeven dat hij die niet heeft meegenomen. Dat kan dan ook niet bewezen worden verklaard en daarvoor dient verdachte partieel te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Omdat verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2020 ieder van de hem ten laste gelegde feiten heeft bekend en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit (met uitzondering van enkele goederen, waarop de rechtbank hieronder in zal gaan), volstaat de rechtbank ten aanzien van ieder feit met een opgave van de bewijsmiddelen ex artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering:

feit 1

- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 15 november 2018, p. 30;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2020.

feit 2

- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 8 juni 2019, p. 68;
- een goederenbijlage PL1700-2019169501-1, p. 71;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2020.

feit 3

- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 20 juni 2019, p. 90;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2020.

feit 4

- een proces-verbaal van aangifte door M.F.P. Tak-Hendriks d.d. 23 mei 2019, p. 129;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2020.

feit 5

- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] d.d. 15 april 2019, p. 156-157;
- een proces-verbaal bijlage gestolen goederen met proces-verbaalnummer
PL2100-201907662-1 d.d. 3 mei 2019, p. 163 en p. 167;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2020.

feit 6

- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] d.d. 14 juni 2019, p. 199;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2020.

feit 7

- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 9] d.d. 13 april 2019, p. 223;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2020.

feit 8

- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 11] d.d. 30 maart 2019, p. 241;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2020.

feit 9

- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 12] d.d. 4 juni 2019, p. 263
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2020.

feit 10

- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 13] d.d. 6 juni 2019, p. 285;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2020.

feit 11

- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 14] d.d. 4 maart 2019, p. 296;
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 november 2019, [documentcode] ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2020.
Ten aanzien van alle feiten
Op de terechtzitting van 1 juli 2020 is verdachte erg specifiek geweest over de goederen die hij bij de ten laste gelegde woninginbraken zou hebben ontvreemd. Hoewel verdachte naar aanleiding van kritische vragen van de rechtbank over een aantal goederen verklaarde dat het bij nader inzien zou kunnen zijn dat hij deze toch heeft weggenomen, is verdachte voor het overige gedetailleerd, consistent en volhardend geweest in zijn verklaring. Omdat verdachte door zijn bekennende verklaring zichzelf heeft belast, hecht de rechtbank wel waarde aan de verklaring van verdachte over de goederen waarvan hij ontkent deze te hebben ontvreemd. Nu het dossier naast de aangifte geen andere bewijsmiddelen bevat dat deze bepaalde goederen door verdachte zijn ontvreemd, acht de rechtbank ten aanzien van deze goederen het aan verdachte ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal hij daarvan worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 15 november 2018 te Son en Breugel uit een woning aldaar gelegen aan [adres 1] , een vuurwapen (Walther P99q) en (bijbehorende) munitie en identiteitspapieren en legitimatiepassen en een notebook (merk Apple) en een laptop (merk HP Protectsmart) toebehorende
aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en dat weg te nemen vuurwapen met (bijbehorende) munitie onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een onbevoegd gebruikte kluissleutel;
2.
op 08 juni 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard uit een woning aldaar gelegen aan de [adres 2] , een laptop (Apple Macbook Pro) toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
3.
op 20 juni 2019 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek uit een woning aldaar gelegen aan de [adres 3] , een navigatiesysteem (merk TomTom) en twee fotocamera's (merk Canon en Fuji) en een fototas en (auto)sleutels en een computer (merk Lenovo) en een Samsung, toebehorende aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
4.
op 23 mei 2019 te Valkenswaard, uit een woning aldaar gelegen aan de [adres 4] , diverse sieraden en een horloge en een portemonnee en een creditcard en geld en een telefoon (merk Samsung Galaxy J5), toebehorende aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
5.
op 15 april 2019 te Eindhoven uit een woning aldaar gelegen aan de [adres 5] , een laptop (Acer) en een camera (Panasonic) en een e-reader (Sony) en meerdere powerbanks toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
6.
op 14 juni 2019 te Venlo uit een woning, aldaar gelegen aan de [adres 6] , een laptop (Acer) en parfum toebehorende aan [slachtoffer 8] , heeft weggenomen
met het oogmerk om deze goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
7.
op 13 april 2019 te Eindhoven uit een woning aldaar gelegen aan de [adres 7] , een paspoort en vijf horloges en sieraden en geld (100 euro), toebehorende aan [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] , heeft
weggenomen met het oogmerk om deze goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
8.
op 30 maart 2019 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning, aldaar gelegen aan de [adres 8] , enig goed van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer 11] , althans aan een ander dan verdachte, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met een breekvoorwerp heeft gewrikt in de sluitnaad van een raamkozijn en de voordeur van die woning, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
9.
op 4 juni 2019 te Helmond uit een woning aldaar gelegen aan het [adres 9] , een laptop (merk HP Elitebook 8540P) en een Playstation met een controller en autosleutels en een computerspel (Gta) en een (sport)tas en een horloge toebehorende aan [slachtoffer 12] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
10.
op 6 juni 2019 te Helmond uit een woning aldaar gelegen aan de [adres 10] , een tablet (merk Kobo) en een luidspreker (merk Bose) en drie afstandsbedieningen en geld en een horloge en sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 13] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze goederent zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
11.
op 4 maart 2019 te Eersel uit een woning aldaar gelegen aan de [adres 11] ,
500 euro toebehorende aan [slachtoffer 14] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar en 9 maanden. Volgens de officier van justitie heeft verdachte inmiddels genoeg kansen gehad. Zijn omvangrijke justitiële documentatie zegt volgens de officier van justitie voldoende. Verdachte heeft vanaf 1988 meerdere malen voorwaardelijke en onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd gekregen voor inbraken dan wel heling. In 2007 en in 2014 is aan verdachte een ISD-maatregel opgelegd. Dit alles heeft niet mogen baten, zodat de officier van justitie op dit moment vordert om de straf op grond van artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht te verhogen met 1/3e van de strafbaarheid.
Voorts heeft de officier van justitie de gehele tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gevorderd. Aanvankelijk vorderde de officier van justitie tenuitvoerlegging van 365 dagen gevangenisstraf, maar zij heeft naar aanleiding van de opmerking van de verdediging dat reeds 90 dagen hiervan ten uitvoer zijn gelegd, de vordering gewijzigd naar 275 dagen.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft namens verdachte aangevoerd dat hij veel spijt heeft. Verdachte heeft dat gaandeweg meer ingezien. Hij heeft zijn excuses aangeboden. De raadsman verzoekt de rechtbank daarmee rekening te houden. De raadsman geeft aan dat het strafverleden van verdachte niet mals is, maar dat dit niet hoeft te leiden tot een strafverhoging zoals door de officier van justitie verzocht. De verantwoordelijkheid die verdachte nu neemt en zijn proceshouding moet meewegen, aldus de verdediging. Verdachte heeft bekend en wil met een schone lei beginnen. Ook heeft hij heeft de juweliers genoemd waar de gestolen sieraden gevonden kunnen worden. Hoewel verdachte zich realiseert dat hem een grote straf boven het hoofd hangt, moet er wel een einde zijn. De raadsman verzoekt de rechtbank uit te gaan van de LOVS oriëntatiepunten. Dat zou een aanzienlijke matiging ten opzichte van de eis van de officier van justitie betekenen.
Met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging vraagt de raadsman om de tenuitvoerlegging af te wijzen, zodat de voorwaardelijke straf zal blijven bestaan en in het kader van de bijzondere voorwaarden verdachte na het uitzitten van zijn straf een hulpverleningstraject in kan. De raadsman voert aan dat verdachte graag wil dat zijn verslavingsproblematiek wordt aangepakt. Indien de vordering tenuitvoerlegging wordt afgewezen, dan verzoekt de raadsman de opgelegde voorwaarden te wijzigen en een verplichte medewerking aan zijn verslavingsproblematiek ambulant en zo nodig kortdurend klinisch op te leggen.
Tot slot verzet de raadsman zich tegen het verzoek tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Volgens de raadsman dient verdachte eerst de kans te krijgen om zijn onvoorwaardelijke veroordeling uit te zitten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een serie inbraken in diverse woningen en een poging tot woninginbraak.
Verdachte lijkt een gewoonte te hebben gemaakt van het doen van woninginbraken. In een periode van vier maanden heeft verdachte ten minste 10 woninginbraken gepleegd. Verdachte is in het verleden ook al vaker veroordeeld voor inbraak, diefstal en andere vermogensdelicten. Het is de rechtbank opgevallen dat verdachte binnen drie dagen na zijn vrijlating van een gevangenisstraf in het kader van een eerdere veroordeling, opnieuw in een woning heeft ingebroken.
De werkwijze van verdachte was telkens min of meer hetzelfde. In voor verdachte enigszins bekende woonwijken zocht verdachte op klaarlichte dag naar woningen waarvan de bewoners op dat moment niet thuis waren. Verdachte vergewiste zich hiervan door het vaste telefoonnummer van bewoners te bellen; die nummers liet hij door zijn toenmalige partner opzoeken. Namen de bewoners de telefoon niet op, dan was dit het signaal voor verdachte dat de kust vrij was om in te breken.
Het doel van deze inbraken was louter gericht op het genereren van inkomsten. Gestolen goederen werden verkocht of bij verschillende juweliers/goudhandelaren in pand gegeven. Met de opbrengst voorzag verdachte zich in zijn levensonderhoud en kon hij zijn middelengebruik bekostigen. Ook heeft hij een deel van de opbrengst aangewend om schulden van zijn toenmalige partner af te lossen, aldus verdachte. Bij één van de inbraken heeft verdachte een politie dienstwapen buitgemaakt. Verdachte is er niet voor teruggedeinsd dit vuurwapen met munitie mee te nemen en te verkopen, waarmee het in het illegale circuit is beland. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee. Dat blijkt ook wel uit de verschillende vorderingen die benadeelde partijen hebben ingediend in deze zaak. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven, al dan niet aangespoord door zijn toenmalige partner.
Deze berekenende en systematisch toegepaste handelswijze die louter was gericht op eigen financieel gewin en die de maatschappij in het algemeen, en de getroffen bewoners in het bijzonder, veel schade heeft berokkend, rekent de rechtbank verdachte sterk aan.
Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte al veelvuldig met politie en justitie in aanraking is geweest. Het strafblad van verdachte telt inmiddels ruim 49 pagina’s; al in 1988 is verdachte voor het eerst veroordeeld vanwege diverse woninginbraken. Daarna is verdachte blijven recidiveren en is hij voor vele inbraken bij woningen en bedrijven veroordeeld. Verdachte is daarnaast meermaals veroordeeld wegens rijden onder invloed, overtreding van de Wet Wapens en Munitie, mishandeling en zaken aangaande de openbare orde. Op dit moment zit verdachte een gevangenisstraf in het kader van een eerdere veroordeling. Tweemaal, te weten in 2007 en in 2014, is aan verdachte een maatregel Inrichting Stelselmatige Daders (ISD) opgelegd. Bovendien hangt verdachte nog een voorwaardelijke gevangenisstraf van 275 dagen boven het hoofd in verband met een feit waarvoor verdachte in 2013 is veroordeeld.
Geen van deze eerdere straffen en maatregelen hebben verdachte ertoe weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Dat is tevens de reden dat Novadic-Kentron in haar reclasseringsadvies van 2 juni 2020 adviseert om bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De kans op recidive wordt ingeschat als hoog en het risico op geweld wordt als gemiddeld ingeschat. Zij ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Hulpverleningstrajecten zijn in het verleden voortijdig beëindigd vanwege recidive of omdat verdachte zich niet aan de voorwaarden hield. Novadic-Kentron ziet daarom geen meerwaarde in een verplicht reclasseringstoezicht; het zou alleen maar een herhaling van zetten betekenen.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij op de terechtzitting open kaart heeft gespeeld en alle hem ten laste gelegde feiten heeft bekend. Tevens heeft verdachte er blijk van gegeven spijt te hebben van de door hem gepleegde woninginbraken. Hij zegt schuldbewust te zijn, te accepteren dat hem een straf zal worden opgelegd en te zullen instaan voor vergoeding van de schade die hij door de woninginbraken heeft veroorzaakt.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van de tijd waarin verdachte in voorlopige hechtenis zat.
De rechtbank zal daarmee een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en recht doet aan de houding van verdachte gedurende het onderzoek ter terechtzitting. De officier van justitie heeft nadrukkelijk gevorderd artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen. Met het hanteren van de genoemde oriëntatiepunten, waarbij de rechtbank verdachte categoriseert onder ‘veelvuldige recidivist’, wordt reeds recht gedaan in het bepaalde van artikel 43a. Een strafoplegging hoger dan in de genoemde categorie van de oriëntatiepunten vindt de rechtbank in dit geval niet geboden.
Gelet op de strafoplegging ziet de rechtbank reden om per datum uitspraak de eerder uitgesproken schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie verzoekt de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Hoewel de vordering is onderbouwd, is niet bekend of en wat de verzekering heeft uitgekeerd.
Het standpunt van de verdediging.
Met betrekking tot de vordering merkt de raadsman op dat de TomTom terug is gevonden. Die kan terug naar de benadeelde partij, dan valt die schadepost weg.
Ook van het goed genoemd onder nummer 101 op de beslaglijst merkt de raadsman op dat dat terug is naar de benadeelde partij zodat ook dat van de vordering afgehaald kan worden.
Over de gevorderde bedragen die in de vordering zijn opgenomen merkt de raadsman op dat het prijzen zijn van toen de producten nieuw werden aangeschaft. Indien de spullen niet terug gaan naar de benadeelde partij dan dient er rekening te worden gehouden met de afschrijving.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten een bedrag van
€ 250,- aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat het een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert om na te gaan of de verzekering reeds (een deel van) de vordering heeft vergoed.
De benadeelde partij kan het niet toegewezen deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van deze vordering heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank, zij het dat de raadsman de rechtbank heeft verzocht rekening te houden met de goederen waarvan verdachte heeft verklaard deze niet te hebben meegenomen.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de gehele vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat het een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert om na te gaan welk gedeelte van de vordering betrekking heeft op datgene wat bewezen is verklaard (gezien de partiële vrijspraak van verdachte).
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van deze vordering heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank, zij het dat de raadsman de rechtbank heeft verzocht rekening te houden met de goederen waarvan verdachte heeft verklaard deze niet te hebben meegenomen.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de gehele vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat het een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert om na te gaan welk gedeelte van de vordering betrekking heeft op datgene wat bewezen is verklaard (gezien de partiële vrijspraak van verdachte).
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de (gewijzigde) vordering geheel kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van deze vordering heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank, zij het dat de raadsman de rechtbank heeft verzocht rekening te houden met de goederen waarvan verdachte heeft verklaard deze niet te hebben meegenomen.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de gehele vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat het een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert om na te gaan welk gedeelte van de vordering betrekking heeft op datgene wat bewezen is verklaard (gezien de partiële vrijspraak van verdachte).
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van deze vordering heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij haar vordering ter zitting heeft verminderd. De benadeelde partij heeft aangegeven dat er nog een bedrag van € 200 niet is vergoed, zodat dat bedrag wordt gevorderd. De rechtbank acht de gewijzigde vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie verzoekt de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering onvoldoende zou zijn onderbouwd wat betreft de geleden materiële en immateriële schade.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. De enkele stelling dat de benadeelde partij ongemak heeft ondervonden, is volgens de raadsman niet onderbouwd. Ook de materiële schade zou onvoldoende zijn gestaafd.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een vergoeding van € 250,- voor immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Niet kan worden nagegaan of en zo ja welk bedrag de verzekering reeds aan de benadeelde partij heeft uitgekeerd. Voor wat betreft de vergoeding van immateriële schade, acht de rechtbank vergoeding van € 250,- redelijk en billijk in het licht van hetgeen bewezen is verklaard en gelet op toegekende vergoeding van immateriële schade in andere, soortgelijke zaken.
De benadeelde partij kan het niet toegewezen deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Beslag.
De officier van justitie heeft verder gevorderd dat de inbeslaggenomen goederen genoemd onder de nummers 1, 94 en 104 op de aangehechte beslaglijst zullen worden onttrokken aan het verkeer. Verder heeft zij gevorderd dat de inbeslaggenomen goederen genoemd onder de nummers 2 t/m 54, 56 t/m 58, 60 t/m 62, 64 t/m 91, 95 t/m 100, 102, 103, 105 t/m 111 en 113 t/m 198 worden verbeurdverklaard. Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de goederen genoemd op de beslaglijst onder de nummers 55, 59, 63, 92, 93, 101 en 112 retour kunnen naar de rechthebbende.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is die van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Verder zal de rechtbank de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen. Hoewel de hoeveelheid, de aard en de samenstelling van de onder verdachte inbeslaggenomen goederen op het eerste gezicht vragen oproept, heeft verdachte daarover een verklaring afgelegd die de rechtbank niet volstrekt onaannemelijk acht. Zo heeft verdachte onder meer verklaard dat een heel groot deel van de inbeslaggenomen horloges en andere sierraden afkomstig zou zijn uit de erfenis van zijn overleden ouders; zijn moeder zou hebben gehandeld in horloges en zijn vader zou goudhandelaar zijn geweest. Op grond van het dossier kan de rechtbank niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat deze goederen afkomstig zijn van (baten van) strafbare feiten.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/825610-12.
De vorderingen tot tenuitvoerlegging voldoen aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vorderingen. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan meerdere strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding te gelasten dat de straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd, waarbij de reeds ten uitvoer gelegde 90 dagen op de vordering in mindering zullen worden gebracht. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging van dat gedeelte in de weg zouden staan, zijn niet aanwezig.
De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging op grond van het overtreden van de bijzondere voorwaarden afwijzen omdat de tenuitvoerlegging reeds is toegewezen op grond van het overtreden van de algemene voorwaarden.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 33, 33a, 36b, 36c, 36e, 36f, 43a, 45, 63, 311.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/879017-19 feit 1: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel T.a.v. 01/879017-19 feit 2: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming T.a.v. 01/879017-19 feit 3: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming T.a.v. 01/879017-19 feit 4: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming T.a.v. 01/879017-19 feit 5: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak T.a.v. 01/879017-19 feit 6: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak T.a.v. 01/879017-19 feit 7: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming T.a.v. 01/879017-19 feit 8: poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak T.a.v. 01/879017-19 feit 9: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming T.a.v. 01/879017-19 feit 10: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
T.a.v. 01/879017-19 feit 11: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
Gevangenisstraf voor de duur van 6 jaarmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
T.a.v. 01/879017-19 feit 3:Maatregel van schadevergoeding van EUR 250,00 subsidiair 5 dagen gijzeling
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit een vergoeding voor immateriële schade. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , van een bedrag van EUR 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro). Het bedrag bestaat uit een vergoeding voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. 01/879017-19 feit 4:Maatregel van schadevergoeding van EUR 250,00 subsidiair 5 dagen gijzeling.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] van een bedrag van EUR 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit een vergoeding voor immateriële schade. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] ,
van een bedrag van EUR 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro). Het bedrag bestaat uit een vergoeding voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. 01/879017-19 feit 5:Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij
Verklaart benadeelde partij [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. 01/879017-19 feit 5:Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij
Verklaart benadeelde partij P.L. [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. 01/879017-19 feit 5:Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij
Verklaart [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. 01/879017-19 feit 10:Maatregel van schadevergoeding van EUR 200,00 subsidiair 4 dagen gijzeling.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 13] van een bedrag van EUR 200,00 (zegge: tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit een vergoeding voor materiële schade.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 13] , van een bedrag van EUR 200,00 (zegge: tweehonderd euro). Het bedrag bestaat uit een vergoeding voor materiële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen goederen zoals vermeld onder nummers 1 en 3 op de aangehechte beslaglijst.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen
Onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen goed zoals vermeld onder nummer 104 op de aangehechte beslaglijst.
Teruggave inbeslaggenomen goederen
Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen zoals vermeld onder nummers 2, 4 t/m 54, 56 t/m 58, 61, 62, 64 t/m 91, 94 t/m 100, 102, 103, 105 t/m 111, 113 t/m 198 op de aangehechte beslaglijst aan verdachte.
Afstand inbeslaggenomen goederen
Ten aanzien van alle overige (niet hierboven genoemde) voorwerpen zoals vermeld op de aangehechte beslaglijst heeft verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2020 mondeling afstand gedaan.
Voorlopige hechtenis
Heft op de schorsing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Dit betekent dat verdachte vanaf heden weer gedetineerd zit onder onderhavig parketnummer.

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:Geeft last tot tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zovervoorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbankOost-Brabant d.d. 2 juli 2013, gewezen onder parketnummer 01-825610-12, teweten: gevangenisstraf voor de duur van 275 dagen,

vanwege de overtreding van de algemene voorwaarde.
Wijst af de vordering ten uitvoerlegging vanwege overtreding van bijzondere voorwaarde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.H.A Schnitzler-Strijbos, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. W.M.T. Keukens, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A. van Langen-Wouda, griffier,
en is uitgesproken op 15 juli 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, district recherche Helmond, genummerd PL2100-2018231432.