Uitspraak
6.Het verdere verloop van het geding
- het al genoemde tussenvonnis van 16 januari 2020 en de daarin genoemde stukken;
- het faxbericht (met bijlage) van [gedaagde] van 21 januari 2020;
- de akte overlegging productie 14, tevens akte vermeerdering van eis van [eiser] van 13 februari 2020
- de antwoordakte van [gedaagde] van 12 maart 2020, ingekomen op 16 maart 2020.
7.De verdere beoordeling
tijdensde uitoefening van zijn werkzaamheden niet kan aangeven ermee te stoppen (overweging 4.12). Hieruit is afgeleid dat overwerk intrinsiek onderdeel is van de functie van [eiser] .
voorvraagof [eiser] op grond van de arbeidsovereenkomst verplicht was om ritten te accepteren die tot het maken van overuren zouden leiden. De kantonrechter is van oordeel dat ook dit voldoende is komen vast te staan. [eiser] kreeg de ritten, waarvan vaststaat dat overwerk daarvan intrinsiek onderdeel was, immers door [gedaagde] opgedragen. Op de zitting heeft [gedaagde] weliswaar aangevoerd dat het maken van overuren niet onlosmakelijk met de functie van [eiser] is verbonden, maar zij heeft niet nader onderbouwd dat het een (internationaal) chauffeur vrij staat om een rit al dan niet te accepteren en heeft ook niet nader uiteengezet wat de gevolgen van een weigering zijn voor de inhoud van het takenpakket en de arbeidsvoorwaarden van een chauffeur. Ook thans heeft [gedaagde] slechts in algemene zin aangevoerd dat niet
alledoor [eiser] gemaakte overuren verplicht uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiden, zonder toe te lichten voor welke overuren dit dan niet gold. In dat licht bezien kan ook geen betekenis worden gehecht aan haar stelling dat zij genoeg chauffeurs in dienst heeft die
dieoveruren niet maken.
ntvangen bedrag aan overwerktoeslag in 2013