ECLI:NL:RBOBR:2020:3540

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
01/993249-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en hechtenis voor wapenbezit en verkeersdelicten

Op 15 juli 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder het voorhanden hebben van een wapen en het veroorzaken van gevaar op de weg. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde Opiumwetdelicten, maar hem wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een Glock-pistool met munitie en het veroorzaken van gevaar door met hoge snelheid te rijden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 2 september 2019 in [gemeente] een Glock-pistool en munitie voorhanden had, waarbij zijn DNA op het wapen was aangetroffen. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte op 10 juli 2019 met een snelheid van meer dan 200 km/u reed, wat gevaar voor andere weggebruikers veroorzaakte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van voorarrest, en een hechtenis van twee maanden. Tevens werd de verdachte voor 24 maanden de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor verkeersmisdrijven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/993249-19
Datum uitspraak: 15 juli 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [1992] ,
verblijvende [postcode] , [straatnaam 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 december 2019, 21 februari 2020, 13 mei 2020, 23 juni 2020, 24 juni 2020 en 1 juli 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 november 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 2 september 2019 te Reek (gemeente Landerd) en/of [gemeente] , in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,(een) hoeveelhe(i)d(en) MDMA en/of amfetamine, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine,
zijnde MDMA en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 19 juli 2019 te Reek (gemeente Landerd), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 109 liter MDMA-olie, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 2 september 2019 te Reek (gemeente Landerd) en/of [gemeente] en/of Echt (gemeente Echt-Susteren), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, -een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
en/of
-zich en/of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
-voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s)wisten of ernstige redenen had/hadden om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- een of meer voertuigen gehuurd of laten huren ten behoeve van het vervoer van grondstoffen en/of chemicaliën ten behoeve van de productie van synthetische drugs en/of
- een hoeveelheid chemicaliën en/of grondstoffen, te weten MAPA en/of zoutzuur en/of fosforzuur en/of caustic soda en/of aceton en/of safrol en/of monomethylamine en/of methanol en/of PMK-glycidaat en/of PMK en/of APAA ten behoeve van de vervaardiging van voornoemd(e) middel(en) gekocht en/of verkocht en/of besteld en/of voorhanden gehad en/of - hardware,te weten ketels en/of gasflessen en/of rondbodemkolven en/of diepvrieskisten en/of gasbranders en/of een koeler en/of klemdekselvaten gekocht en/of verkocht en/of besteld en/of voorhanden gehad en/of
- een loods/schuur in Reek gehuurd en/of laten huren en/of
- een schuur behorende bij het pand [straatnaam 2] te [gemeente] ter opslag gebruikt en/of laten gebruiken en/of
- een loods bezocht en/of laten bezoeken te Echt;
4.
hij op of omstreeks 2 september 2019 te [gemeente] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie II, te weten een pistool, merk Zoraki (vuurwapen, geschikt om automatisch te vuren) en/of een pistool, merk Glock/19 en/of munitie van categorie III, te weten 22 kogelpatronen (merk Walther), althans een of meer kogelpatronen en/of
vier patroonmagazijnen, althans een of meer patroonmagazijnen en/of 107 kogelpatronen (merk Sellier & Bellot), althans een hoeveelheid kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 10 juli 2019 in de gemeente Eindhoven en/of de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en/of de gemeeente Helmond in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Volkswagen, type Golf), daarmee rijdende op de weg, Europaweg ( A270-N270 ), althans op een autoweg, met een snelheid van meer dan 200 km/u ,in elk geval met een aanzienlijk hogere snelheid dan de aldaar geldende maximale snelheid van 100 km/u heeft gereden en/of met hoge snelheid andere weggebruikers links en/of rechts heeft ingehaald en/of andere weggebruikers over de vluchtstrook heeft ingehaald met een snelheid van meer dan 180 km/u, in elk geval met een aanzienlijk hogere snelheid dan de aldaar geldende maximum snelheid van 100 km/u, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover er schrijffouten voorkomen in de tenlastelegging, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het onderzoek ter zitting is verdachte hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Onder feit 4 is worden de patroonmagazijnen ten onrechte aangeduid als munitie. De rechtbank merkt dit aan als een kennelijke misslag en verbetert dit in de bewezenverklaring. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte hierdoor niet in zijn verdediging is geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Inleiding.
Verdachte wordt – kort gezegd – beschuldigd van:
  • het medeplegen van de productie van MDMA en/of amfetamine (feit 1);
  • het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 109 liter MDMA-olie (feit 2);
  • het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs (feit 3);
  • het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen en/of munitie (feit 4);
  • gevaar of hinder veroorzaken op de weg (feit 5).
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat, op gronden zoals verwoord in zijn requisitoir, feit 1, 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend zijn te bewijzen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman bepleit tot integrale vrijspraak van feit 1, 2, 3, 4 en 5 op gronden zoals verwoord in zijn pleitnota.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Naar aanleiding van TCI informatie van 4 en 15 april 2019 is jegens verdachte onderzoek [onderzoeksnaam] opgestart. De TCI informatie hield kort gezegd in dat verdachte zich bezig zou houden met de productie van synthetische drugs en het afdraaien van grondstoffen hiertoe.
In het kader van voornoemd onderzoek zijn meerdere telefoons getapt gedurende langere tijd, waaronder die van verdachte. Uit de tapgesprekken kan worden afgeleid dat verdachte aan [medeverdachte 1] vraagt om hem ergens heen te brengen en om goederen en geld voor hem op te halen. Verdachte heeft verklaard dat hij sinds eind 2018 een lachgasbedrijf runt en dat [medeverdachte 1] werkzaamheden als chauffeur voor dat lachgasbedrijf verricht. Verdachte heeft dat verder niet concreet gemaakt, zoals door het overleggen van vrachtbrieven, zijn boekhouding et cetera. Verdachte staat sinds maart 2019 wel ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met zijn bedrijf. Uit de tapgesprekken die zich in het dossier bevinden, kan niet worden afgeleid welke goederen [medeverdachte 1] voor verdachte vervoerde.
Naarmate het onderzoek vorderde kwam de locatie [straatnaam 4] te Reek in beeld. Naar aanleiding daarvan werd er een cameraopstelling met zicht op de loods van voornoemd perceel geplaatst. Die camerabeelden zijn bekeken en daaruit volgt dat medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en de bewoner van de woning op dat perceel, [medeverdachte 4] , in of nabij de loods zijn waargenomen, alsmede dat zij goederen vanuit een bestelbus met afgedekte handen de loods indroegen. In deze loods is later een MDMA-lab aangetroffen. Verdachte is daar nimmer gezien.
Ook hebben er op diverse dagen in juli en augustus 2019 observaties plaatsgevonden. Hierbij zijn verdachte evenals zijn medeverdachten gevolgd. Tijdens die observaties is niet waargenomen dat verdachte zelf naar het lab in Reek dan wel naar de later ontdekte opslaglocatie in Echt is gegaan of dat hij ergens (zichtbaar) drugsgerelateerde goederen heeft overgedragen of heeft ontvangen.
Verder is gebleken dat er door verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] veelvuldig gebruik is gemaakt van zogenaamde PGP telefoons en dat zij onderling contact hadden via deze telefoons. Het beheer van die telefoons werd gedaan door een vriendin van verdachte. Het is de rechtbank bekend dat dergelijke telefoons vaak in het criminele milieu worden gebruikt om zaken die het daglicht niet kunnen verdragen af te schermen. De inhoud van de berichten via deze telefoons is in het onderzoek niet duidelijk geworden.
Op 2 september 2019 is de woning / garagebox van verdachte gelegen aan de [straatnaam 5] te [gemeente] doorzocht. Tijdens die doorzoeking is in de garagebox in een Tupperware box, tussen poststukken welke waren gericht aan verdachte, een notitieblok aangetroffen. Op dat notitieblok stonden aantekeningen die zagen op het productieproces van synthetische drugs. De rechtbank stelt echter vast dat deze aantekeningen niet rechtstreeks zijn te linken aan het drugslab in Reek dan wel de opslag in Echt.
Op 2 september 2019 zijn voorts in de schuur bij [medeverdachte 1] grondstoffen, hardware en afval aangetroffen die in verband staan met de productie van synthetische drugs. In dit verband valt op een telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en zijn moeder [moeder medeverdachte 1] van 20 juli 2019 waarin zij spreken over spullen van de neger die bij hen worden gestasht. In datzelfde gesprek wordt echter ook gezegd dat zij daarmee gaan stoppen en dat de spullen nog die avond wegmoeten. Verdachte wordt ook wel de neger genoemd. Mede gezien het tijdsverloop kan echter niet zonder meer worden gezegd dat het telefoongesprek van 20 juli 2019 betrekking heeft op de goederen die op 2 september 2019 in de schuur zijn aangetroffen. De rechtbank neemt hierbij mede in ogenschouw dat [medeverdachte 1] , zoals blijkt uit hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting is besproken, ook in beeld is in een ander strafrechtelijk onderzoek naar Opiumwetdelicten, met andere personen dan die in het onderzoek [onderzoeksnaam] voorkomen.
Dit leidt de rechtbank tot de volgende conclusie.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij als medepleger moet worden aangemerkt met betrekking tot hetgeen is aangetroffen in het lab in Reek, de opslag in Echt en de opslag in de schuur van [medeverdachte 1] .
De rechtbank stelt vast dat er zich meerdere aanwijzingen in het dossier bevinden dat verdachte zich bezighoudt met criminele activiteiten in de wereld van de synthetische drugs. Verdachte heeft in ieder geval bepaalde diensten aan de medeverdachten geleverd zoals het verstrekken en (laten) beheren van PGP telefoons. Hij heeft tweemaal geholpen bij het ophalen/huren van een bestelbus die later bij het lab in Reek dan wel bij de opslag in Echt is gezien. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat verdachte verdergaande betrokkenheid heeft gehad bij de locaties in Reek en in Echt of bij de goederen in de schuur van [medeverdachte 1] . Dit betekent dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht hetgeen aan verdachte onder feit 1, 2 en 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Feit 4
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Tijdens een doorzoeking op 2 september 2019 in de berging van [ex-vriendin medeverdachte 1] , de ex-vriendin van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), werd in een tas - onder meer - een wapen merk Glock/19 met vier patroonmagazijnen bevattende 107 bijbehorende kogelpatronen aangetroffen. Onderzoek heeft aangetoond dat het een wapen en munitie betreft als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
[ex-vriendin medeverdachte 1] heeft op 3 juni 2020 tegenover de rechter-commissaris verklaard dat zij de sleutel van haar berging aan [betrokkene] had gegeven. [betrokkene] moest [ex-vriendin medeverdachte 1] zeggen dat zij de sleutel van haar schuur aan [verdachte] (de bijnaam van: [verdachte] ) had gegeven zodat hij die sleutel aan haar terug kon geven. [verdachte] was de buurman van haar ex-vriend [medeverdachte 1] , en woonde schuin onder die [ex-vriendin medeverdachte 1] .
Verdachte onderhield, blijkens het onderzoek, nauwe contacten met [medeverdachte 1] en in iets mindere mate met [betrokkene] . De rechtbank heeft – zoals hiervoor overwogen – vastgesteld dat [medeverdachte 1] met enige regelmaat hand- en spandiensten voor verdachte verrichtte. Het valt niet uit te sluiten dat het ‘
stashen’van wapens / munitie hiertoe behoorde.
De Glock/19 is bemonsterd en die monsters zijn naar het Nederlands Forensisch Instituut verstuurd en onderzocht. De rechtbank leidt uit de uitkomsten van dat onderzoek af dat er op verschillende onderdelen van de Glock/19 DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen. De bewijswaarde dat het DNA-materiaal dat op het magazijn en op de voorzijde van de loop van het pistool is aangetroffen van verdachte afkomstig is, is zeer groot.
Gelet op de plaats waar de Glock/19 en de bijbehorende munitie is aangetroffen en het feit dat zijn DNA op meerdere plaatsen op de Glock/19 is aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat van verdachte daarvoor een redelijke verklaring mag worden verlangd. Nu verdachte geen aannemelijke, deze vaststellingen ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte op 2 september 2019 te [gemeente] de wetenschap van en beschikkingsmacht over de Glock/19 met bijbehorende munitie heeft gehad. De rechtbank verwerpt het verweer.
Bij de Glock/19 zijn ook patroonmagazijnen aangetroffen. Deze zijn door de politie gecategoriseerd als munitie van categorie III. Ingevolge artikel 3 van de Wet wapen en munitie zijn magazijnen echter hulpstukken, waarop de bepalingen met betrekking tot wapens van toepassing zijn.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wetenschap had van de op 2 september 2019 in de woning van [medeverdachte 1] aangetroffen Zoraki nu daar enkel op het patroonmagazijn een mengprofiel is aangetroffen van verdachte en minimaal twee andere personen. De rechtbank is, anders dan de officier van justitie maar met de raadsman van oordeel dat enkel de aanwezigheid van het DNA materiaal van verdachte op het patroonmagazijn onvoldoende bewijs is om vast te stellen dat verdachte beschikkingsmacht had over de Zoraki of het patroonmagazijn als onderdeel daarvan. De rechtbank zal verdachte derhalve van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 5
Op 10 juli 2019 omstreeks 18.44 u belde verdachte met zijn vriendin met de mededeling dat hij een dikke achtervolging had. Diezelfde dag om 19.30 u belde verdachte weer met zijn vriendin met de mededeling dat zij kenteken [kentekennummer 1] moest onthouden. Verbalisanten hebben tijdens een observatie op 10 juli 2019 waargenomen dat verdachte de bestuurder was van een witte Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer 2] .
Anders dan de raadsman heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen dat de achtervolging welke verdachte heeft gefilmd met zijn gsm dezelfde achtervolging betreft als degene waarover hij relateert in het telefoongesprek met zijn vriendin.
De rechtbank acht op grond van het ten laste gelegde onder feit 5 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank verwerpt het verweer.

De bewezenverklaring.

Op grond van het voorgaande en gezien de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
4.
op 2 september 2019 te [gemeente] , wapens van categorie II, te weten een pistool, merk Glock/19 en vier patroonmagazijnen en munitie van categorie III, te weten 107 kogelpatronen (merk Sellier & Bellot), voorhanden heeft gehad;
5.
op 10 juli 2019 in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Volkswagen, type Golf), daarmee rijdende op een weg met een snelheid van meer dan 200 km/u heeft gereden en met hoge snelheid andere weggebruikers links en rechts heeft ingehaald en andere weggebruikers over de vluchtstrook heeft ingehaald met een snelheid van meer dan 180 km/u, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg kon worden veroorzaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen en maatregelen.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1, 2, 3, 4:
  • gevangenisstraf voor de duur van 84 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr);
  • een geldboete van € 40.000,--;
  • onttrekking aan het verkeer van de nummers 2 t/m 21 vermeld op de beslaglijst;
  • verbeurdverklaring van de nummers 22 t/m 26 op de beslaglijst.
Ten aanzien van feit 5:
  • hechtenis voor de duur van 2 maanden;
  • ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 12 maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie heeft kenbaar gemaakt voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e Sr aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
Indien de rechtbank de feiten bewezen acht, dan is de eis van de officier van justitie buitenproportioneel en bijna gelijk aan de maximale straf die de rechtbank wettelijk kan opleggen. Er moet rekening te worden gehouden met de corona-maatregelen die het verblijf in detentie zwaarder maken en met de nieuwe VI-regelingen die leiden tot een langer verblijf in de PI. Indien de rechtbank enkel feit 4 en feit 5 bewezen acht, dan is de op te leggen straf reeds opgesoupeerd door het ondergane voorarrest, aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder zijn draagkracht.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 10 juli 2019 omstreeks 18.44 u reed verdachte in een personenauto achter een andere personenauto aan. Volgens eigen zeggen had verdachte:
‘een dikke achtervolging’.
Op een filmpje – dat door verdachte zelf tijdens die achtervolging met zijn gsm is gemaakt – is te zien en te horen dat hij rijdt over een autoweg welke is voorzien van twee rijstroken en een vluchtstrook.
Verdachte zegt dat hij 230 km/u rijdt en op de beelden is te zien dat hij inderdaad veel sneller rijdt dan het overige verkeer dat hij intussen zowel links als rechts inhaalt. Ook is te zien dat verdachte met zijn auto met een snelheid van 180 km/u over de vluchtstrook rijdt en dat hij op die wijze een vrachtauto en meerdere personenauto’s inhaalt.
De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij al filmend, met zéér hoge snelheid, meerdere voertuigen links en rechts, al dan niet over de vluchtstrook, heeft ingehaald. Het is hoogst onverantwoord rijgedrag en verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust een zeer groot en mogelijk levensbedreigend gevaar voor anderen in het leven geroepen. Dat verdachtes rijgedrag niet tot een ongeval heeft geleid, mag een wonder heten. Verder heeft de rechtbank door verdachtes laconieke houding ter terechtzitting hieromtrent niet de indruk gekregen dat verdachte beseft welk gevaar zijn rijgedrag teweeg heeft gebracht.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 mei 2020 volgt dat verdachte in 2018 en 2019 veelvuldig is veroordeeld ter zake verkeersmisdrijven en –overtredingen en dat hem al meermalen een (deels) onvoorwaardelijke rij-ontzegging is opgelegd.
De rechtbank rekent verdachte zijn rijgedrag bijzonder zwaar aan en acht hechtenis voor de duur van twee maanden passend en geboden, alsmede ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden.
Verder heeft verdachte op 2 september 2019 te [gemeente] een semi-automatisch wapen, te weten een pistool van het merk Glock, met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Door manipulatie kon dat pistool ook functioneren als een volautomatisch wapen. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen het risico verhoogt op een levensbedreigend geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf ter zake dat misdrijf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal in totaliteit een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte van feit 1, 2 en 3 vrijspreekt en van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Voorlopige hechtenis
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een omstandigheid als bedoeld in artikel 67a lid 3 Wetboek van Strafvordering zich thans voordoet. De rechtbank heeft derhalve de voorlopige hechtenis van verdachte per 24 juni 2020 opgeheven. Van deze beslissing is een afzonderlijk bevel opgemaakt.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen zoals vermeld onder nummer 3 t/m 26 op de aangehechte beslaglijst van 27 mei 2020 vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid dan wel dit voorwerpen zijn met behulp van welke de opsporing van het misdrijf is belemmerd.
Onttrekking aan het verkeerDe rechtbank is van oordeel dat de pepperspray merk Walther vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is dat van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 33, 33a, 36b, 36c, 57, 62, 63
Wegenverkeerswet 1994 art. 5, 177, 179
Wet wapens en munitie art. 26, 55.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1, 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde onder feit 4 en 5 bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf en de overtreding:

ten aanzien van feit 4:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie enhet feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegdenhandelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitieten aanzien van feit 5:overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen en maatregelen.

Ten aanzien van feit 4:gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27Wetboek van Strafrecht

Ten aanzien van feit 5:hechtenis voor de duur van 2 maanden.

Ten aanzien van feit 5:ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronderbegrepen) voor de duur van 24 maanden.

Onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen, te weten:

- 1 pepperspray merk Walther.
Verbeurdverklaringvan de in beslag genomen goederen zoals vermeld onder nummer 3 tot en met 26 op de aangehechte beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. W.A.H.A Schnitzler-Strijbos en mr. A.W.A. Kap-Knippels, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 15 juli 2020.