ECLI:NL:RBOBR:2020:3524

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
01/997031-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor illegale vogelhandel en schending van dierenwelzijnsregels

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van illegale handel in beschermde inheemse vogels en schending van de Flora- en Faunawet. De verdachte, geboren in 1990 en woonachtig in Kaatsheuvel, werd beschuldigd van het opzettelijk verhandelen en in bezit hebben van beschermde vogels, het invoeren van vogels uit Puerto Rico zonder de juiste vergunningen, en het niet voldoen aan de zorgplicht voor dieren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde door vogels te verhandelen die niet correct geringd waren, en dat hij niet de nodige zorg aan de dieren had verleend, wat resulteerde in hun slechte gezondheid. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat hij erop mocht vertrouwen dat de vogels correct waren geringd, en stelde vast dat hij niet alle zorg had betracht die van hem verwacht kon worden. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden er beslagbeslissingen genomen met betrekking tot de in beslag genomen vogels en andere goederen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, gezien de ecologische en maatschappelijke belangen van de bescherming van inheemse diersoorten en de risico's voor de volksgezondheid door de invoer van dieren zonder de juiste controles.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/997031-15
Datum uitspraak: 14 juli 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 februari 2020.
Hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, is vermeld in bijlage 1.
Ten gevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging, is in feit 8 voor “28 juli 2016” ten onrechte niet opgenomen de woorden “de periode van”. De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Verdachte wordt illegale vogelhandel verweten. Bij het onderzoek hiernaar zijn ook enkele wapens, munitie en een hennepkwekerij aangetroffen. Onder feit 1 wordt verdachte kort gezegd verweten dat hij opzettelijk beschermde inheemse vogels verhandeld heeft en/of in zijn bezit had. Onder feit 2 wordt hem verweten dat hij vogels vanuit Puerto Rico in Nederland heeft gebracht en dat hij vogels in Nederland heeft gebracht die zijn verzonden vanuit een lidstaat van de EU, te weten Portugal. Onder feit 3 wordt verdachte kort gezegd verweten dat hij tekort is geschoten in zijn zorgplicht besmettelijke dierziektes te voorkomen. Onder feit 4 is ten laste gelegd dat verdachte verboden vangnetten voor vogels voorhanden had. Onder feit 5 wordt hem verweten dat hij als houder van gezelschapsdieren geen deugdelijke administratie heeft gevoerd. Onder feit 6 is ten laste gelegd dat hij de nodige verzorging aan dieren heeft onthouden. Onder feit 7 wordt hem verboden wapenbezit verweten. Onder feit 8 is kort gezegd het kweken van hennep ten laste gelegd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten gevorderd en heeft de redengevende feiten en omstandigheden daartoe uitgewerkt in het schriftelijke requisitoir.
Het standpunt van de verdediging.
Primair heeft de verdediging vrijspraak bepleit voor alle feiten. Daartoe is aangevoerd dat de onderzoeksresultaten uit het onderzoek Wednesfield moeten worden uitgesloten van het bewijs, omdat de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen, zoals telefoontaps, stelmatige observatie en het plaatsen van een peilbaken, onrechtmatig en disproportioneel was. Volgens de verdediging was er op het moment van de inzet van de bijzondere opsporingsmiddelen in februari 2016 namelijk nog geen sprake van een redelijk vermoeden van schuld.
Subsidiair heeft de verdediging per feit het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1: De vogels die verdachte inkocht (met uitzondering van de drie bontbekplevieren) waren correct geringd en het betroffen derhalve gekweekte vogels voor zover verdachte kon zien. Verdachte kon niet weten dat de kweeknummers waren aangevraagd voor een andere soort vogels en heeft niet de aanmerkelijke kans aanvaard dat sprake was van overtreding van artikel 13 Flora- en faunawet (hierna Ffw), nu hij ervan uit kon gaan dat de vogels correct geringd waren.
Ten aanzien van feit 2: De vogels uit Puerto Rico zijn in Nederland van een handelaar gekocht, derhalve kan niet worden bewezen dat verdachte de vogels binnen de Europese Unie heeft gebracht of heeft doen brengen. Hetzelfde geldt voor de vogels uit Portugal. Verdachte heeft vogels van een professionele handelaar gekocht en deze handelaar droeg zorg voor de import, niet verdachte.
Ten aanzien van feit 3: Verdachte mocht er vanuit gaan dat de buitenlandse handelaren zich aan de regels hielden, ook wat betreft de regels ter voorkoming van verspreiding van ziektes. Ten aanzien van de Nijlroezetten geldt bovendien dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte kon weten dat door zijn nalaten een besmettelijke dierziekte kon worden veroorzaakt.
Ten aanzien van feit 4 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft een eventuele bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 5: Verdachte had de administratie wel degelijk op orde. Dat inkopers of verkopers niet altijd hun juiste persoonsgegevens opgaven, dan wel hun gegevens onleesbaar noteerden, kan verdachte niet verweten worden.
Ten aanzien van feit 6: Het causale verband tussen het handelen of nalaten van verdachte en de geconstateerde medische toestand van de dieren is niet komen vast te staan.
Ten aanzien van feit 7: Het voorhanden hebben van een gasdruk of luchtdrukwapen is op zichzelf niet verboden, tenzij deze wapens lijken op scherpe vuurwapens en/of indien deze zijn gewijzigd. Nu dit niet expliciet is ten laste gelegd, is het ten laste gelegde wat betreft het gasdrukwapen en de luchtdrukwapens niet strafbaar.
Ten aanzien van feit 8 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft een eventuele bewezenverklaring.

Het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank begrijpt het primaire standpunt van de verdediging aldus dat volgens de verdediging sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, dat tot bewijsuitsluiting moet leiden. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
In het methodieken proces-verbaal (p. E831-843 van het dossier) is uiteengezet welke bijzondere opsporingsmiddelen zijn ingezet. Daaruit blijkt dat er in de onderhavige zaak onder meer gebruik is gemaakt van telefoontaps, stelselmatige observatie en het plaatsen van een peilbaken. Dit zijn de opsporingsmiddelen die de verdediging specifiek heeft genoemd in haar verweer.
De telefoontaps zijn geplaatst na machtiging van de rechter-commissaris. De stelselmatige observatie en het plaatsen van een peilbaken zijn uitgevoerd na een bevel daartoe van de officier van justitie.
Of de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen rechtmatig is, is ter beoordeling aan de zittingsrechter. In een geval waarin de rechter-commissaris voorafgaand aan de inzet een machtiging heeft verstrekt, is deze toets beperkt tot de vraag of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn oordeel omtrent het verstrekken van die machtiging heeft kunnen komen.
Het gebruik van de opsporingsbevoegdheden heeft plaatsgevonden op basis van een verdenking, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van verdenking, ZBRBA 15005-18 (p. A28-38 van het dossier), waarin mede wordt verwezen naar het proces-verbaal van de NVWA (p. F1238-1240).
In deze processen-verbaal worden onder meer de volgende omstandigheden aangehaald als grondslag voor de verdenking jegens verdachte:
  • In januari 2015 zijn de themahouder Natuur/Cites van de Nederlandse Voedsel- en Warenwet (hierna: NVWA) advertenties van de winkel van verdachte opgevallen waarin Europese vogels en vogels van buiten Europa werden aangeboden, zoals de Japanse nachtegaal, een zogenaamde Cites-vogel.
  • In juni 2015 zijn bij een privépersoon 76 beschermde inheemse vogels in beslag genomen waarvan de pootring was gemanipuleerd of in zijn geheel ontbrak. Deze persoon verklaarde dat hij al deze vogels heeft gekocht van verdachte.
  • In juli 2015 zijn door een Duitse natuurbehoud-organisatie vragen gesteld over verdachte, die ook in Duitsland was opgevallen door het plaatsen van advertenties over bijzondere vogels.
  • In juli 2015 is TCI-informatie over de winkel van verdachte binnengekomen:
" [bedrijfsnaam] uit Waalwijk, biedt op vogelbeurzen, vogelshows en op internet o.a. vogelmarkt.net grote hoeveelheden exotische vogels te koop aan. Het zijn soorten vogels die in gevangenschap niet of nauwelijks kweken. Deze exotische vogels worden, in het land van herkomst, in het wild gevangen."
- In augustus 2015 is TCI-informatie over verdachte binnengekomen:
“ [bedrijfsnaam] is een aanbieder op internet die grote hoeveelheden illegaal geïmporteerde vogels te koop aanbiedt. [verdachte] bood in week 33 in 015 een koppel zijdestaart ‘lesser kiskadee’ afkomstig uit Zuide-Amerika te koop aan. Dit is een vogel die al 15 jaar niet meer in de handel voorkomt en alleen te zien is in dierentuinen.”
  • Op 13 augustus 2015 is door de themahouder, voornoemd, een proces-verbaal van bevindingen ontvangen, opgemaakt door [districtsinspecteur] , districtsinspecteur van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming. In dit proces-verbaal beschrijft hij een controle die hij op 3 juli 2015 samen met de politie bij verdachte gedaan heeft. In totaal hebben zij enkele tientallen Europese vogels zoals boomklevers, kijfmezen e.d. gecontroleerd. [districtsinspecteur] had twijfels over de legaliteit van de vogels gezien hun leeftijd en het feit dat zij moeilijk kweekbaar zijn. Bij verschillende vogels zag [districtsinspecteur] aan de kwekersnummers op de ringen dat zij geringd waren met ringen afkomstig van bekende vogelvangers uit Helmond. Verder zag hij dat verschillende vogels naast de wettelijk voorgeschreven ring nog een kunststofring om een poot hadden zitten. Aan deze ringen zat een uitstulpsel. Het is onder ingewijden bekend dat dergelijke kunststofringen gebruikt worden om jonge vogels vast te zetten in hun nest. Hierdoor blijven de ouders voeren en kunnen de vogels als volwassen zo uit het nest worden gehaald. Men doet dit bij vogels in de vrije natuur. Een geconsulteerde dierenarts heeft dit verhaal onderbouwd omdat hij constateerde dat de poot met het plastic ringetje scheef stond. Bij deze controle zijn 4 vogels met te grote ringen in beslag genomen.
  • Op 6 november 2015 is bij een administratieve controle gebleken dat in de administratie een levering van 62 Napoleonwevers en 40 Sint Helenafazantjes was opgenomen die op 3 oktober 2015 zouden zijn geleverd, terwijl die soorten nog veel illegaal vanuit Afrika de Europese Unie worden binnengesmokkeld.
  • Tijdens het internetrechercheren is gebleken dat verdachte recent ook vogels had aangeboden die vermeld staan op Bijlage A en B van het Citesverdrag, terwijl er geen Cites documenten waren afgegeven aan verdachte of [bedrijfsnaam] .
Naar het oordeel van de rechtbank vormen al deze omstandigheden voldoende grondslag om tot een verdenking te komen dat hier sprake zou zijn van een grootschalige internationale handel in illegale vogels. Gelet op die verdenking was het inzetten van de opsporingsmiddelen zoals genoemd toegestaan en niet disproportioneel. Grootschalige handel in illegale vogels levert naar het oordeel van de rechtbank een ernstige inbreuk op de rechtsorde op, zoals is vereist voor het meest vergaande opsporingsmiddel, het plaatsen van een telefoontap. De rechter-commissaris heeft dus in redelijkheid tot afgifte van de machtiging kunnen komen. De officier van justitie heeft de overige bijzondere opsporingsmiddelen mogen inzetten. Van een vormverzuim door de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen is geen sprake. Het verweer wordt verworpen.
Bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn opgenomen en uitgewerkt in een bewijsmiddelenbijlage (bijlage 2). Deze bewijsmiddelenbijlage maakt integraal onderdeel uit van dit vonnis.
Bewijsoverwegingen.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast en overweegt de rechtbank met betrekking tot het bewijs als volgt.
Feit 1
Wettelijk kader
Op grond van artikel 13, eerste lid aanhef en onder a, van de Ffw, zoals dit luidde ten tijde van het ten laste gelegde en voor zover hier van belang, is het verboden om dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort onder zich te hebben. Een vogelsoort wordt als een beschermde inheemse diersoort aangemerkt als de soort van nature op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie voorkomt, met uitzondering van gedomesticeerde vogels behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten (artikel 4, eerste lid aanhef en onder b, en vierde lid van de Ffw).
In de Staatscourant van 28 maart 2013, nr. 8498, is de Bekendmaking lijsten beschermde inheemse diersoorten 2013 gepubliceerd. In bijlage 2 van die bekendmaking zijn alle in de tenlastelegging genoemde vogelsoorten opgenomen. De in de tenlastelegging genoemde vogelsoorten zijn niet uitgezonderd in artikel 4 van het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en Faunawet, als soorten vogels waarvan gedomesticeerde vogels niet worden aangemerkt als beschermde inheemse diersoort.
Overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens artikel 13, eerste lid, Ffw, zijn misdrijven voor zover zij opzettelijk zijn begaan (artikel 2 Wet op de economische delicten). Hiervoor wordt kleurloos opzet vereist, inhoudende dat de verdachte willens en wetens dient te hebben gehandeld zoals in de betreffende strafbepaling is omschreven. Het opzet hoeft niet gericht zijn op het overtreden van de wet.
Toepassing
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de inhoud van de bewijsmiddelen genoegzaam dat verdachte de in zijn winkel aangetroffen (geringde) vogels willens en wetens onder zich had en dat hij wist tot welke soort deze vogels behoorden. Verdachte kocht deze vogels in en huisvestte en verzorgde ze in zijn winkel, om ze vervolgens te kunnen verkopen. Daarmee acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, heeft verworven, ten verkoop voorhanden heeft gehad, in voorraad heeft gehad en onder zich heeft gehad.
Verweer
Het standpunt van verdachte dat hij erop kon en mocht vertrouwen dat de vogels op een juiste wijze waren geringd, is in het kader van de bewijsvraag niet relevant, maar zal hieronder worden besproken in het kader van de strafbaarheid van het feit en van verdachte.
Feit 2
A.
Vogels uit Puerto Rico
Wettelijk kader
Op grond van artikel 10 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, zoals dit luidde ten tijde van het ten laste gelegde en voor zover hier van belang, kan de Minister kan het brengen in Nederland van dieren die dragers van smetstof kunnen zijn, verbieden dan wel verbieden, indien niet wordt voldaan aan door hem te stellen regels. Op grond van artikel 11 van dezelfde wet, kan de minister nadere regels stellen met betrekking tot de in Nederland gebrachte dieren, bijvoorbeeld ten aanzien een voorbehoedende behandeling of een tijdelijke afzondering.
Op grond van artikel 2.1, tweede lid, derde gedachtestreepje van de Regeling handel levende dieren en levende producten (hierna: de Regeling) is het verboden om dieren in Nederland te brengen, die verzonden zijn vanuit een derde land en via Nederland voor het eerst in gebieden worden gebracht waarop het Verdrag van de Europese Unie van toepassing is.
Overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens artikel 10 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren zijn misdrijven voor zover zij opzettelijk zijn begaan (artikel 2 Wet op de economische delicten).
Verweer
Ter zitting heeft verdachte voor het eerst verklaard dat hij niet zeker wist of de vogels van [leverancier 1] vanuit Puerto Rico waren gekomen of wellicht al in Nederland waren voordat [leverancier 1] ze aan verdachte aanbood. Met andere woorden, verdachte betwist het opzet op het in Nederland brengen van de vogels. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig en verwerpt het verweer, gelet op het volgende.
Toepassing
De rechtbank heeft de volgende feiten en omstandigheden aan de bewijsmiddelen ontleend. Uit Whatsapp-gesprekken voorafgaand aan 15 september 2016 blijkt dat verdachte de ten laste gelegde vogels bij [leverancier 1] heeft besteld. Verdachte benaderde hiervoor het Puerto Ricaanse telefoonnummer van [leverancier 1] . De soort vogels en de bijbehorende prijzen zijn via Whatsapp overeengekomen. [leverancier 1] was blijkens de locatiegegevens van zijn telefoon op 15 september 2016 om 12:41:40 uur nabij de luchthaven Schiphol te Amsterdam. Verdachte had op dat moment SMS-contact met hem. Verdachte heeft op 16 januari 2017 bij de politie verklaard dat [leverancier 1] een man is uit Puerto Rico, die vogels voor hem uit Puerto Rico zou meenemen, dat de bestelling via Whatsap is verlopen, dat [leverancier 1] op 15 september vanuit Puerto Rico op Schiphol is aangekomen, met de trein en bus is doorgereisd naar de Efteling om verdachte te ontmoeten en dat [leverancier 1] een reistas bij zich had met daarin de kooitjes met vogels. Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 15 september 2016 in nauwe en bewuste samenwerking met [leverancier 1] opzettelijk vogels in Nederland heeft gebracht, die waren verzonden vanuit Puerto Rico en via Nederland voor het eerst de Europese Unie binnenkwamen.
Dat er een vrijstelling voor deze invoer zou gelden, hetgeen in het kader van de strafbaarheid van het feit van belang kan zijn, is gesteld noch gebleken.
Vogels uit Portugal
De rechtbank is van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte bij het in Nederland brengen van de vogels uit Portugal niet wettig en overtuigend is bewezen. Weliswaar heeft verdachte telefonisch contact gehad over de Sint Helenafazanten en de tijgervinken met ene [leverancier 2] met een Portugees nummer en heeft verdachte erkend dat hij deze vogels van [leverancier 2] uit Portugal heeft gekocht, maar de rechtbank kan niet vaststellen of de vogels (rechtstreeks) uit Portugal kwamen en hoe de invoer in Nederland is verlopen. Uit het dossier lijkt veeleer naar voren te komen dan het de werkwijze van [leverancier 2] is om (ongevraagd) vogels bij verschillende geïnteresseerden aan te bieden, zodra hij in Nederland is. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van feit 2 voor zover het de Portugese vogels betreft.
Feit 3
Wettelijk kader
Artikel 101a, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren schrijft voor dat de houder van één of meer dieren die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten, een besmetting met dan wel de verspreiding van een krachtens artikel 15 aangewezen besmettelijke dierziekte kan worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die in redelijkheid kunnen worden gevergd, teneinde zodanige besmetting of verspreiding te voorkomen.
Voormelde verplichting geldt op grond van artikel 15, eerste lid, onder e van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in samenhang met artikel 2 van het Besluit aanwijzing diersoorten besmettelijke ziekten, voor alle diersoorten behorend tot de klasse zoogdieren en voor alle diersoorten behorend tot de klasse vogels.
In de artikel 6 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s worden als besmettelijke dierziekten bij zoogdieren onder andere rabies en Marburg aangewezen. In artikel 7 van die regeling wordt als besmettelijke ziekten bij andere vogels dan pluimvee onder andere de pseudo-vogelpest (Newcastle Disease) en vogelpest (Aviaire Influenza) aangewezen.
Overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens artikel 10 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren zijn misdrijven voor zover zij opzettelijk zijn begaan (artikel 2 Wet op de economische delicten).
Toepassing
Ten aanzien van de vleerhonden
Op grond van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte twee vleerhonden heeft gekocht en in zijn winkel heeft gehad. Vervolgens heeft verdachte deze vleerhonden via Marktplaats te koop aangeboden. Dit is gebeurd zonder enig onderzoek van verdachte naar de gezondheid van de vleerhonden. Verdachte weet niet of de dieren zijn getest op virussen. Naar eigen zeggen wist hij weinig over die dieren en heeft hij ze niet laten onderzoeken of testen. De dieren zijn uiteindelijk in de winkel van verdachte overleden.
Vleermuizen en vleerhonden kunnen drager zijn van rabiës of het Marburgvirus. Het Marbugvirus is een zeer ernstig, aan Ebola verwant virus. In de wet- en regelgeving worden deze ziekten uitdrukkelijk genoemd als besmettelijke ziekten in verband waarmee op de houder van deze dieren een bijzondere zorgplicht rust. Verdachte wilde deze dieren graag hebben voor in zijn winkel, maar heeft nagelaten te voldoen aan die zorgplicht.
Verdachte kon gelet op het voorgaande redelijkerwijs vermoeden dat door zijn nalaten, een besmetting met dan wel de verspreiding van een besmettelijke dierziekte kon worden veroorzaakt en hij heeft niet al het nodige gedaan om besmetting of verspreiding te voorkomen. Het opzet ligt in het nalaten besloten.
Het door de raadsman aangehaalde artikel uit het Besluit verdachte dieren is op onderhavige casus niet van toepassing.
Ten aanzien van de vogels uit Puerto Rico
Verdachte had de vogels uit Puerto Rico niet in Nederland mogen brengen (feit 2). Dat heeft hij toch gedaan, zonder vervolgens te voldoen aan de zorgplicht die op hem als houder van deze dieren rust uit het oogpunt van voorkoming van verspreiding van besmettelijke dierziekten. Blijkens de tenlastelegging heeft de officier van justitie voor de invulling van die zorgplicht aansluiting gezocht bij de invoervoorschriften en quarantainevoorschriften die moeten worden nageleefd om in aanmerking te komen voor een vrijstelling van het verbod om vogels uit derde landen (niet Puerto Rico) in te voeren (art. 2.33 (oud) van de Regeling handel levende dieren en levende producten). Het gaat om voorschriften die zijn neergelegd in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 139/2013:
  • de vogels zijn afkomstig van erkende vermeerderingsbedrijven (artikel 5 sub c van de Verordening),
  • de vogels werden 7 à 14 dagen vóór de verzending onderworpen aan een virusdetectietest in een laboratorium met negatieve resultaten voor virussen van aviaire influenza en de ziekte van Newcastle (artikel 5 sub d van de Verordening),
  • de vogels gaan vergezeld van een diergezondheidscertificaat (artikel 5 sub f van de Verordening),
  • het individuele identificatienummer van de vogels moet op het diergezondheidscertificaat worden vermeld (artikel 5 sub i van de Verordening)
  • de vogels worden vervoerd in nieuwe containers die aan de buitenkant individueel zijn geïdentificeerd met een identificatienummer dat overeenstemt met het op het diergezondheidscertificaat vermelde identificatienummer (artikel 5 sub j van de Verordening),
  • de vogels worden gedurende minstens 30 dagen in een erkende quarantainevoorziening of een erkend quarantainestation in quarantaine gehouden (artikel 11 lid 1 van de Verordening),
- ten minste aan het begin en aan het einde van de quarantaine van elke zending inspecteert de officiële dierenarts de quarantaineomstandigheden, in het kader waarvan hij onder andere de gegevens met betrekking tot sterfgevallen bekijkt en een klinisch onderzoek verricht bij de vogels in de erkende quarantainevoorziening of in elke eenheid van het erkende quarantainestation (artikel 11 lid 2 van de Verordening).
Verdachte heeft aan geen van die invoer- en quarantainevoorschriften voldaan, terwijl deze voorschriften juist dienen om verspreiding van dierziekten te voorkomen. Van quarantaine is bijvoorbeeld geen sprake geweest. Verdachte heeft, zo blijkt uit zijn verklaring, de vogels afkomstig uit Puerto Rico direct in zijn winkel geplaatst, in aparte kooien tussen zijn andere vogels. Gezondheidscertificaten heeft hij niet gehad.
Anders dan door de verdediging is gesteld, mocht verdachte er niet van uitgaan dat degene van wie hij de vogels kocht zich aan alle relevante regels had gehouden. Op verdachte als houder rustte die verplichting.
Ten aanzien van de vogels uit Portugal
In hoeverre het voorgaande ook geldt ten aanzien van de Portugese vogels, kan de rechtbank niet beoordelen. In de tenlastelegging wordt de zorgplicht ook ten aanzien van deze vogels ingevuld met regels die moeten worden nageleefd bij de invoer van de vogels vanuit derde landen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de invoer van de Portugese vogels (feit 2) en in het verlengde daarvan ook van het niet voldoen aan de zorgplicht ten aanzien van die vogels door in strijd met de invoer- en quarantainevoorschriften te handelen.
Feit 4
De mistnetten zijn op 6 oktober 2016 tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte in zijn schuur aangetroffen. Verdachte heeft dit feit erkend.
Feit 5
Het bewijsverweer, inhoudende dat verdachte wel degelijk naar behoren zijn administratie heeft bijgehouden, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen.
Feit 6
In de bewijsmiddelen is door de verbalisanten beschreven welke gebreken de ten laste gelegde vogels hadden. De dierenarts heeft zijn bevindingen met betrekking tot het merendeel van de vogels eveneens op schrift gesteld.
Het feit dat de vogels gebreken hadden, zoals ontstekingen en zwellingen, wordt door de verdediging niet betwist. Enkele vogels waren er zeer slecht aan toe.
Aan verdachte wordt niet verweten dat hij het letsel aan de vogels heeft toegebracht door bijvoorbeeld de wijze van huisvesting; het verwijt is dat verdachte aan deze vogels de nodige (medische) verzorging heeft onthouden. De dierenarts heeft beschreven welke zorg nodig was voor de vogels en verdachte heeft die zorg niet geboden. Verdachte heeft meermalen verklaard dat hij geen hulp van een dierenarts heeft ingeschakeld.
Op grond van de bevindingen van de verbalisanten en de dierenarts en de verklaring van verdachte, acht de rechtbank feit 6 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 7
Verdachte heeft in zijn verklaring, afgelegd bij de politie, erkend de ten laste gelegde wapens en munitie in zijn woning te Kaatsheuvel voorhanden te hebben gehad op het moment dat zijn woning werd doorzocht op 6 oktober 2016. De politie heeft beschreven waar de wapens en munitie lagen.
De wapens en munitie zijn door de materiedeskundige werkzaam bij het bureau Wapens, Munitie en Explosieven, van de politie Eenheid Zeeland en West Brabant beschreven en aangeduid is van welke categorieën uit de Wet wapens en munitie sprake is. Op grond van deze bewijsmiddelen is feit 7 wettig en overtuigend bewezen.
Het gevoerde verweer ten aanzien van het gasdrukwapen en de luchtdrukwapens zal bij de strafbaarheid van het feit worden besproken.
Feit 8
Verdachte heeft bij de politie erkend dat hij een in werking zijnde hennepkwekerij met 12 hennepplanten in de schuur bij zijn woning had. In het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij is dit aantreffen en de staat waarin de kwekerij zich bevond concreet beschreven.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. in de periode van 01 januari 2016 tot en met 15 december 2016 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, opzettelijk telkens dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten
(vogels uit pseudokopen Bijlage C.2b p. 585 ev)
- 2 zwarte mezen, (Parus ater) ringnummers) [ringnummer 1] en [ringnummer 2] en
- 2 bonte vliegenvangers (Ficedula hypoleuca) ringnummers [ringnummer 3] en [ringnummer 4] en
-2 kleine zwartkoppen (Sylvia melanocephala), ringnummers [ringnummer 5] en [ringnummer 6] ,
en
(in beslag genomen vogels 06 oktober 2016 Bijlage C. 2a p. 399 ev)
- 3 bosruiter(s) (Tringa glareola) ringnummers [ringnummer 7] en [ringnummer 8] en [ringnummer 9] en - 1 witgatje (Tringa ochropus) ringnummer [ringnummer 10] en
- 1 bonte strandloper (Calidris alpina) ringnummer [ringnummer 11] en
- 1 zwartkop (Sylvia atricapilla) ringnummer [ringnummer 12] en
- 1 heggenmus (Prunella modularis) ringnummer [ringnummer 13] en
- 2 bonte vliegenvangers (Ficedula hypoleuca) ringnummers [ringnummer 14] en

[ringnummer 15] en

- 3 tureluurs (Tringa totanus) ringnummers [ringnummer 16] en [ringnummer 17] en [ringnummer 18] en
- 1 kemphaan (Philomachus pugnax) ringnummer [ringnummer 19] ,

en

(in beslag genomen vogels 15 december 2016 Bijlage C. 2a p. 413 ev)
- 4 bontbek plevieren (Charadrius hiaticula) ringnummer(s) [ringnummer 20] en [ringnummer 21] en [ringnummer 22] en [ringnummer 23] en
- 2 roodborsten (Erithacus rubecula), ringnummers [ringnummer 24] en [ringnummer 25] en
- 2 ortolanen (Emberiza hortulana) ringnummers [ringnummer 26] en [ringnummer 27] en
- 1 kleine zwartkop (Sylvia melanocephala) ringnummer [ringnummer 28] ,

heeft verworven en ten verkoop voorhanden heeft gehad en in voorraad heeft gehad en onder zich heeft gehad;

2. te Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand en Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk,
op 15 september 2016 dieren in Nederland heeft gebracht, die waren verzonden vanuit een derde land, te weten Puerto Rico en via Nederland voor het eerst in de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is, werden gebracht,
te weten,
- 2 oranje troepialen (turpial) en
- 4 euphonia's en
- 2 Cubaanse goudvinken (bullfinch) en
- 8 suikerdiefjes (Bananaquit);
3. op tijdstippen in de periode van 01 januari 2016 tot en met 15 december 2016, te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, telkens opzettelijk, als houder van dieren, te weten:
(vleerhond C-7, p.694)
- 2 Nijlroezetten (Rousettus aegyptiacus)
en
(vogels uit Puerto Rico: C-1 p.329)
- 2 oranje troepialen (turpial) en
- 4 euphonia's en
- 2 Cubaanse goudvinken (bullfinch) en
- 8 suikerdiefjes (Bananaquit),
terwijl hij redelijkerwijs kon vermoeden dat door zijn handelen of nalaten, een besmetting met dan wel de verspreiding van een krachtens artikel 15 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren aangewezen besmettelijke dierziekte kon worden veroorzaakt,
-
- niet aan zijn verplichting heeft voldaan dergelijk handelen achterwege te laten, terwijl dit in redelijkheid van hem kon worden gevergd,
en
- niet alle maatregelen heeft genomen die in redelijkheid van hem konden worden gevergd, teneinde zodanige besmetting of verspreiding te voorkomen,
immers heeft hij die Nijlroezetten samengebracht en verzameld en onder zich gehad, terwijl deze Nijlroezetten niet door hem op Marburg waren getest;
en
heeft hij die vogels vanuit een derde land in Nederland gebracht en samengebracht en verzameld en verkocht en verhandeld en overgedragen en onder zich gehad, terwijl
- die vogels niet afkomstig waren uit erkende vermeerderingsbedrijven, en
- niet aan de invoervoorschriften en de quarantainebepalingen werd voldaan,

en

- die vogels niet tenminste 30 dagen in een erkende quarantainevoorziening zijn gehouden.
4. op 06 oktober 2016 in de gemeente Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand,
opzettelijk, bij algemene maatregel van bestuur aangewezen middelen die geschikt en bestemd zijn voor het doden en vangen van dieren, te weten 12 mistnetten onder zich heeft gehad.
5. in de periode van 01 oktober 2016 tot en met 15 december 2016 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, opzettelijk, in een inrichting geen deugdelijke administratie heeft bijgehouden van de gezelschapsdieren die in de inrichting verbleven met daarin in ieder geval de volgende gegevens: naam, adres en woonplaats van degene van wie de gezelschapsdieren afkomstig waren,
immers waren op een groot aantal inkoopverklaringen telkens gegevens over naam en/of adres en/of woonplaats niet of niet volledig ingevuld, waaronder:
- een inkoopverklaring genummerd H01.02.01.012 (20) p. 617 en
- een inkoopverklaring genummerd H01.02.01.012 (52) p. 617 en
- een inkoopverklaring genummerd H01.02.01.012 (153) p. 619 en
- een inkoopverklaring genummerd H01.03.01.005 (9) p. 623 en
- een inkoopverklaring genummerd H01.03.01.005 (12) p. 624,

en

heeft hij geen gegevens bijgehouden van - 1 bonte strandloper (Calidris alpina) met ringnummer [ringnummer 11] , en
- 1 heggenmus (Prunella modularis) met ringnummer [ringnummer 13] , en
- 1 hop (Upupa epops) ringnummer [ringnummer 29] , en
- 3 bosruiter(s) (Tringa glareola) ringnummer [ringnummer 30] en [ringnummer 8] en [ringnummer 9] , en
- 2 bonte vliegenvangers (Ficedula hypoleuca) ringnummers [ringnummer 14] en

[ringnummer 31] , en

- 2 kleine zwartkoppen (Sylvia melanocephala), ringnummers [ringnummer 5] en [ringnummer 6] , en
- 3 tureluurs (Tringa totanus) ringnummers [ringnummer 16] en [ringnummer 17] en [ringnummer 32] , en
- 1 kemphaan (Philomachus pugnax) ringnummer [ringnummer 19] , en
- 4 bontbek plevier(en) (Charadrius hiaticula) ringnummers [ringnummer 20] en [ringnummer 21] en [ringnummer 22] en [ringnummer 23] 30;
6. op tijdstippen in de periode van 01 januari 2016 tot en met 06 oktober 2016 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, aan
- 1 kemphaan (Philomachus pugnax) ringnummer [ringnummer 19] met een ontsteking aan één of meer poten, en

-1 tureluur (Tringa totanus) ringnummer [ringnummer 18] met een ontsteking aan één of meer tenen, en

- 1 heggemus (Prunella modularis) ringnummer [ringnummer 13] zat slecht in de veren en/of had stress strepen, en
- 1 hop (Upupa epops) ringnummer [ringnummer 29] zat slecht in de veren en met meerdere ontstekingen aan vleugels en chronisch verdikte poten, en - 1 bonte strandloper (Calidris alpina) ringnummer [ringnummer 11] was mager en had diaree en een chronische ontsteking aan één of meer tarsi, en
- 1 bosruiter (Tringa glareola) ringnummer [ringnummer 7] met ontsteking in tarsaal gewricht en in matige conditie, en
- 1 bosruiter (Tringa glareola) met ringnummer [ringnummer 9] met een verdikte ringpoot en met een bloedende ring poot, en - 1 witgatje (Tringa ochropus) [ringnummer 10] met zwelling aan de poten en in zeer slechte conditie,
telkens, als houder van deze dieren aan die dieren de nodige (medische) verzorging heeft onthouden;
7. op 6 oktober 2016 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand,
wapens van categorie I, te weten - een koolzuurgaswapen (Co2, merk Gamo, model PT-85 Blowback) en
- 2, althans één of meer, luchtdrukwapens (onbekend merk, type F-128) en - een boksbeugel, voorhanden heeft gehad,
en
een wapen van categorie III, te weten een kogelgeweer (merk: EGL) en munitie van categorie III, te weten
- 124 (randvuur eenheids)patronen (kaliber .22 Lr, merk Rheinisch Westfalischen Sprengstoff), en
- 24 (randvuur eenheids)patronen (kaliber .22 Long, merk Western Cartrige), en
- 6 (centraalvuur eenheids)patronen (kaliber 6.35 mm (.25), merk Sellier & Bellot), en
- 37 (centraalvuur)patronen (kaliber 8 mm K, merk Fiocchi),

voorhanden heeft gehad.

8. in de periode van 28 juli 2016 tot en met 6 oktober 2016 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [adres] te Kaatsheuvel)

12 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van de feiten.

Nadere overweging met betrekking tot de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde
Waar hierna wordt verwezen naar wet- en regelgeving gelden de bepalingen steeds zoals die luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en zijn zij slechts opgenomen voor zover hier van belang.
Op grond van artikel 75, eerste lid, van de Ffw kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (AMvB) vrijstelling worden verleend van (onder meer) de bij artikel 13, eerste lid, Ffw bepaalde verboden.
Op grond van het bepaalde in artikel 5, eerste lid aanhef en onder a, jo artikel 6, eerste lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten gelden de bij artikel 13 Ffw bepaalde verboden niet ten aanzien van gefokte vogels behorende tot een beschermde inheemse diersoort, indien de houder kan aantonen dat de vogels zijn gefokt en voor zover (onder andere) deze vogels zijn voorzien van een gesloten pootring.
In het tweede lid van artikel 6 van voornoemd Besluit is bepaald dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld betreffende de afgifte en kenmerken van gesloten pootringen. Op grond van artikel 1, aanhef en onder e, van de Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens wordt onder een ‘gesloten pootring’ verstaan een individueel gemerkte, ononderbroken ring of manchet, zonder enige naad of las, waarmee op geen enkele wijze is geknoeid en waarvan het formaat zodanig is dat hij, nadat hij in de eerste levensdagen van de vogel is aangebracht, niet kan worden verwijderd wanneer de poot van de vogel zijn definitieve omvang heeft bereikt.
In artikel 4, eerste lid, van voornoemde Regeling is bepaald dat een in Nederland afgegeven gesloten pootring ten minste is voorzien van de letters NL, de aanduiding van de binnendiameter tot in tienden van een millimeter, de laatste twee cijfers van het jaartal waarin de ring mag worden aangebracht en, per ringmaat, een uniek nummer bestaande uit de bondscode, een kweeknummer en een volgnummer.
In artikel 5, eerste lid, van de voornoemde Regeling is opgenomen dat van een in Nederland in gevangenschap geboren en gefokt exemplaar van in de bijlage bij die regeling opgenomen soorten vogels is voorzien van een in Nederland afgegeven gesloten pootring met een, voor zover vermeld, in die bijlage vastgestelde diameter.
Met betrekking tot de onder feit 1 bewezen verklaarde vogels die allen geringd waren, volgt uit de bewijsmiddelen, met name het proces-verbaal van bevindingen opgesteld door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 22 februari 2017, pagina’s A399-420 en het proces-verbaal zaak onjuist geringde pseudokoopvogels opgesteld door [verbalisant 3] , d.d. 13 maart 2017, pagina’s A585-590, dat telkens niet (geheel) is voldaan aan het hiervoor bepaalde. Derhalve was geen sprake van een vrijstelling van het verbod van artikel 13, eerste lid aanhef en onder a, Ffw. Mitsdien is het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar.
Een uitzondering hierop is de bontbekplevier met ringnummer [ringnummer 23] 30. Ten aanzien van deze geringde vogel is niet gebleken dat die onjuist was geringd, zodat verdachte in zoverre zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Overigens zal de rechtbank deze vogel wel onttrekken aan het verkeer, omdat ten aanzien van deze vogel geen inkoopadministratie kon worden overgelegd.
Op het verweer van de verdachte dat hij erop mocht vertrouwen dat ook alle andere vogels juist geringd waren, wordt hierna bij de strafbaarheid van de verdachte nader ingegaan.
Nadere overweging met betrekking tot de strafbaarheid van het onder 7 bewezenverklaarde
Met betrekking tot het voorhanden hebben van het koolzuurgaswapen en de luchtdrukwapens, alle drie imitatiepistolen, ten laste gelegd in feit 7 overweegt de rechtbank als volgt.
Art. 2 lid 1 van de Wet wapens en munitie vermeldt welke wapens onder categorie I vallen. Dat zijn op grond van sub 7 van deze bepaling onder meer:
“andere door Onze Minister aangewezen voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken, dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn.”
Artikel 3 van de regeling wapens en munitie luidt:
“Als voorwerpen van categorie I, onder 7°, die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn, worden aangewezen:
a. voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of met voor ontploffing bestemde voorwerpen, met uitzondering van speelgoedvoorwerpen als bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG.”
In de tenlastelegging is met betrekking tot het koolzuurgaswapen en de luchtdrukwapens niet nader gespecificeerd dat het telkens gaat om een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen”. De rechtbank is van oordeel dat dit ertoe leidt dat het voorhanden hebben van die voorwerpen niet als een strafbaar feit kan worden gekwalificeerd.
Het verweer van de verdediging slaagt derhalve en de rechtbank zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging van feit 7, wat betreft het koolzuurwapen (Co2) en de twee luchtdrukwapens.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de overige feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Nadere overweging met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte met betrekking tot
feit 1
Beroep op afwezigheid van alle schuld
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de vogels van andere personen heeft gekocht, dat hij een inkoopadministratie heeft bijgehouden, en dat hij meende er daarom op te kunnen en mogen vertrouwen dat de vogels op een juiste wijze waren geringd. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij naar de pootringen heeft gekeken en geen beschadigingen aan de ringen en ook geen beschadigingen aan de pootjes van de vogels heeft waargenomen.
De rechtbank begrijpt dit verweer aldus dat verdachte zich ter zake van de onder 1 bewezen verklaarde geringde vogels op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van afwezigheid van alle schuld en dat hij te dien aanzien behoort te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ook dit verweer faalt.
Op grond van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat bij het overgrote deel van de ten laste gelegde vogels een of meer uiterlijke kenmerken opvielen aan de vogels zelf of aan de pootringen. Zo is uit de bewijsmiddelen duidelijk geworden dat vogels mank liepen omdat hun ringpoten verdikt waren. Ook kwam het voor dat de enkelgewrichten van de poot waar de ring om zat beschadigd waren. De pootringen van sommige vogels waren helemaal niet wettelijk erkend. Er waren pootringen bij die overduidelijk voor andere kweekjaren waren afgegeven dan voor de betreffende vogel in de betreffende leeftijd. Sommige vogels droegen te grote pootringen en hinkten. In enkele gevallen was een ring niet meer rond en/of beschadigd.
Deze zichtbare uiterlijke kenmerken noopten verdachte tot een grondige controle van de betreffende vogels en in het bijzonder de pootringen, teneinde zich ervan te vergewissen dat hij geen illegale inheemse beschermde vogels aanschafte. Door na te laten een dergelijke controle uit te voeren, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet alle zorg betracht die in redelijkheid van hem kon worden gevergd.
Bij een klein aantal van de vogels uit de tenlastelegging was aan de pootring of ringpoot niet zonder meer te zien dat deze vogels onjuist waren geringd. Het gaat om de tureluur met ringnummer [ringnummer 33] , die op 6 oktober 2016 bij de doorzoeking in de winkel van verdachte in beslag is genomen, en de twee roodborsten, twee ortolanen en de kleine zwartkop, die op 15 december 2016 in beslag zijn genomen. Dat niet op het eerste gezicht te zien was dat deze vogels onjuist geringd waren, sluit de strafbaarheid van verdachte in de onderhavige zaak echter niet uit. Daarvoor is het volgende van belang.
Uit het onderzoek is gebleken dat deze vogels pootringen hadden, die oorspronkelijk voor andere vogels waren aangevraagd dan voor de vogels van verdachte. De vogels waren de facto dus onjuist geringd. Verdachte had daar beducht op moeten zijn, aangezien het hem bekend was dat vogels soms voorzien worden van ringen die eigenlijk bij andere vogels horen. Verdachte beschikte nota bene zelf over losse pootringen van diverse kwekers en gaf die ringen soms mee aan kopers die geen lid waren van de vereniging, zodat die kopers jonge vogels toch konden voorzien van een – bij een andere vogel behorende - pootring.
Tegen deze achtergrond klemt het des te meer dat verdachte heeft nagelaten de ingekochte vogels juist en volledig te administreren. Op basis van een juiste en volledige administratie had hij de herkomst van de vogels beter kunnen controleren.
Ten aanzien van de twee roodborsten, twee ortolanen en de kleine zwartkop geldt bovendien dat verdachte heeft verklaard dat hij deze vogels van één persoon heeft gekocht, als onderdeel van een grotere partij vogels. Bij deze partij vogels zaten, naast de hiervoor genoemde vogels, ook drie bontbek plevieren met een te grote ring. Dat had verdachte zelf ook gezien. Naar het oordeel van de rechtbank is het aan verdachte, als professioneel vogelhandelaar, om op het moment dat een verkoper onjuist geringde vogels aanbiedt, te controleren of de andere vogels die deze verkoper aanbiedt wél juist geringd zijn. Het gaat per slot van rekening om inheemse beschermde diersoorten.
Gelet op het voorgaande, mocht van verdachte een meer grondige controle worden verwacht dan het enkel bekijken van de pootringen. Nu verdachte dit heeft nagelaten heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van die vogels niet alle zorg betracht die in redelijkheid van hem kon worden gevergd.
Nu er ook voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde onder feit 1.
Ook met betrekking tot de andere bewezen verklaarde feiten zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de oplegging gevorderd van een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden met een proeftijd van twee (2) jaren. De officier van justitie heeft de onttrekking aan het verkeer gevorderd van kortgezegd een viertal illegale vogels en vangmiddelen en de verbeurdverklaring van de hennepplanten en de bij de kwekerij horende apparatuur en daarnaast van de munitie en een speelgoed handwapen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie met daarbij de lijst van in beslag genomen voorwerpen zijn als bijlagen 3 en 4 aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, met de ingrijpende opsporingsmiddelen die zijn ingezet en met de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van verdachte die inmiddels is gescheiden, de zorg heeft over vier kinderen en gestopt is met de vogelhandel.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft meerdere jaren een professionele vogelhandel gevoerd. Handel in levende dieren komt met een bepaalde verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid richt zich op de herkomst van de dieren, op het welzijn van de dieren die een handelaar in zijn bezit heeft en op het voorkomen van risico’s voor verspreiding van virussen bij in- en verkoop. Die verantwoordelijkheid dient zich te uiten in het bijhouden van de regels, het naleven van die regels en het zorgvuldig omgaan met de dieren. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is bij de rechtbank het beeld naar voren gekomen van iemand die die verantwoordelijkheid zo ver mogelijk bij zich vandaan heeft willen houden. Verdachte voelt zich niet verantwoordelijk voor de naleving van de regels ten aanzien van de vogels uit Puerto Rico, die nota bene op zijn bestelling naar Nederland zijn gekomen. Hij voelt zich niet verantwoordelijk voor het controleren van de herkomst van vogels die hij koopt op de beurs of in zijn winkel en voelt zich ook niet verantwoordelijk voor het bijhouden van de geldende wet- en regelgeving. Een zorgvuldige administratie bijhouden van vogels die hij op een beurs koopt is volgens verdachte niet mogelijk, omdat hij dan niet alle vogels kan kopen die hij wil. Het kostte verdachte naar zijn mening teveel tijd. Verdachte vindt verder niet dat hij voorzichtig moet zijn als hij vleerhonden koopt en verklaart nooit een dierenarts te consulteren, terwijl de vogels die bij controle in zijn winkel aanwezig waren die zorg wel nodig bleken te hebben. Dit gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel rekent de rechtbank verdachte aan. Verdachte heeft zijn eigen belangen, en dan met name zijn financiële belang, steeds laten prevaleren. Voor iemand die zegt van jongs af aan een vogelliefhebber te zijn geweest, heeft verdachte met zijn handelen heb absolute tegendeel bewezen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onder zich houden van beschermde inheemse vogels die niet waren voorzien van een pootring, dan wel die niet waren voorzien van een pootring die aan alle wettelijke voorwaarden voldeed. Hierdoor is het moeilijk – zo niet onmogelijk – om de herkomst van deze vogels te controleren. De kans is groot dat deze vogels uit het wild zijn gevangen, terwijl dat verboden is. De rechtbank rekent dit de verdachte aan. De rechtbank betrekt bij de strafoplegging voorts dat met de bescherming van inheemse diersoorten ecologische en maatschappelijke belangen gemoeid zijn.
Daarnaast heeft verdachte buitenlandse vogels naar Nederland laten komen met het gevaar op verspreiding van besmettelijke dierziekten en grote risico’s voor de volksgezondheid. Deze gevaren en de risico’s heeft de verdachte ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen belangen. Dit terwijl de uitbraak van besmettelijke dierziekten zeer ernstige gevolgen kan hebben voor andere dieren en zelfs voor mensen. Dat behoeft in deze tijd geen betoog meer. Wat betreft het gevaar voor de volksgezondheid springt het bezit van twee vleerhonden dan ook in het oog. Van deze dieren is bekend dat deze het zogenaamde Marburgvirus, een aan Ebola verwant virus, bij zich kunnen dragen.
Omdat bij de ontdekking van dierziektes met gevaar voor de dier- en volksgezondheid snel gehandeld moet worden is een deugdelijke administratie van de handel in vogels noodzakelijk. Verdachte administreerde de handel in vogels echter niet altijd, dan wel op incorrecte wijze.
Aan een achttal vogels heeft verdachte de nodige verzorging onthouden. Daardoor heeft hij het welzijn van die vogels aangetast. Dit gedrag past niet bij iemand die, naar eigen zeggen, uit voorliefde voor deze dieren een vogelwinkel is begonnen.
Bij gelegenheid van het onderzoek naar de illegale vogelhandel zijn bij verdachte wapens, waaronder een vuurwapen en munitie aangetroffen en ook een hennepkwekerij, terwijl hennep gevaar kan opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan.
Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens dient streng te worden opgetreden.
De wapens en munitie waren niet verpakt of opgeborgen in afgesloten kasten, terwijl op het moment van de zoeking drie kleine kinderen in de woning aanwezig waren met alle gevaren van dien. Dat verdachte zich van deze gevaren kennelijk niet bewust was, vindt de rechtbank een zorgwekkende omstandigheid.
Verdachte is begin 2017 als verdachte gehoord in deze zaak en de rechtbank doet thans, drie en half jaar later, uitspraak. Hoewel de aard en omvang van deze zaak rechtvaardigen dat er meer tijd gemoeid is geweest met het onderzoek, is naar het oordeel van de rechtbank de redelijke termijn ruimschoots overschreden. Waar de rechtbank in beginsel aanleiding ziet om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zal zij daar gelet op het lange tijdsverloop vanaf zien. De rechtbank zal de officier van justitie volgen in haar eis om de maximale taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op te leggen. De voorwaardelijke gevangenisstraf is ervoor bedoeld verdachte te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen vogels vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit dieren zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan.
Wat betreft de hennep en de apparatuur, in het dictum vermeld, overweegt de rechtbank dat dit goederen zijn die gebruikt zijn bij het telen van hennep. Het bezit van deze goederen kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl het bezit van deze goederen van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Aldus zijn de hierna te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen. Hierbij zitten ook vangmiddelen en munitie, maar het gaat daarbij om voorwerpen waarvan het bezit niet zonder meer strafbaar is en ten aanzien waarvan geen verband bestaat met de bewezenverklaarde feiten, zoals de wet vereist voor een onttrekking aan het verkeer of een verbeurdverklaring.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de volgende artikelen, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde:
Wetboek van Strafrecht: 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 47, 57;
Wet op de economische delicten: 1, 1a, 2, 6;
Flora en faunawet: 4, 13, 15;
Besluit beheer en schadebestrijding dieren: 1b, 11;
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren: 10, 15, 101a;
Regeling handel levende dieren en levende producten: 2.1;
Wet dieren: 2.2, achtste lid, 2.2, tiende lid, 8.11, 8.12;
Besluit houders van dieren: 3.6 en 3.10;
Wet wapens en munitie: 2, 13, 26, 55;
Opiumwet: 3, 11;

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
ontslaat verdachte van rechtsvervolging wat betreft het in feit 1 bewezen verklaarde verwerven, ten verkoop voorhanden en in voorraad hebben en voorhanden hebben van de bontbekplevier met ringnummer [ringnummer 23] 30.
ontslaat verdachte van rechtsvervolging wat betreft het in feit 7 bewezen verklaarde voorhanden hebben van het koolzuurgaswapen en de twee luchtdrukwapens.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1: overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13, eerste lid aanhef en onder a van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd. feit 2: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 10, eerste lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan; feit 3: overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 101a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd; feit 4: overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 15 van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan; feit 5: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid onderdeel l van de Wet dieren, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd; feit 6: gedraging in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid van de Wet dieren, meermalen gepleegd; feit 7: met betrekking tot de boksbeugel, een categorie 1 wapen: - overtreding van artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie; met betrekking tot het categorie III wapen: - overtreding van artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III; met betrekking tot de munitie van categorie III: - overtreding van artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie; feit 8: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod. verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen en maatregelen:
(ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6, feit 7, feit 8:)
  • een
  • een
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen goederen, te weten: - 4 ongeringde dode ijsvogels;
- 1 bontbekplevier met ringnummer [ringnummer 23] 30;
- 12 hennepplanten;
- 12 armaturen;
- 6 assimilatielampen;
- 1 schakelbord;
- 1 tijdschakelaar;
- 12 transformatoren;
- 2 koolstoffilters;
- 2 slakkenhuizen;
- 2 ventilatoren;
- 1 kachel;
- 1 temperatuurventilatieregelaar;
- 1 water-, beluchting- en dompelpomp;
- 1 hygro-ph/ec en thermometer.
De rechtbank gelast de teruggave van de in beslag genomen goederen aan veroordeelde, te weten: - 1 langwerpige vangkooi;
- 2 grote (klap) vangnetten;
- gereedschappen: tangetje, priem, ringenschaar, boormachine met boortje;
- rattenlijm;
- 2 doosjes met elk 4 co2 patronen;
- 4 doosjes met 18 co2 patronen;
- 1 speelgoed handwapen met rode trekker;
- 1 doosje met 6.35 mm luchtdrukpatronen;
- diverse administratie;
- 12 inkoopformulieren;
- 1 Iphone 5.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. van den Munckhof, voorzitter,
mr. H. Slaar en mr. A.C. Palmboom, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 14 juli 2020.