ECLI:NL:RBOBR:2020:3370

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
6 juli 2020
Zaaknummer
C/01/356694 / FA RK 20-1146
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voornaamswijziging van transgender persoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de voornaam van een transgender persoon. De verzoeker, die recentelijk een geslachtsverandering heeft ondergaan, verzoekt zijn voornaam te wijzigen van [naam] naar [voornaam B]. De verzoeker heeft aangegeven dat hij hinder ondervindt van zijn huidige voornaam, die vaak verkeerd wordt uitgesproken en gelezen, en dat hij op zijn werk wordt uitgelachen om de negatieve betekenis van zijn naam in een andere taal. De rechtbank heeft kennisgenomen van de procedure, waarin de verzoeker en zijn advocaat telefonisch zijn gehoord vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 1:4 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek een wijziging van de voornaam kan worden gelast indien er een voldoende zwaarwichtig belang bestaat. De rechtbank concludeert dat het verzoek niet kan worden ingewilligd, omdat de verzoeker niet heeft aangetoond dat er sprake is van een voldoende zwaarwichtig belang. De rechtbank wijst erop dat het pesten om de naam pas recent is begonnen en dat de verzoeker zelf heeft nagedacht over zijn naamkeuze. De rechtbank stelt dat het algemeen belang bij naamconsistentie zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van de verzoeker. Het verzoek wordt afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/356694 / FA RK 20-1146
Uitspraak : 30 juni 2020
Beschikking betreffende voornaamswijziging in de zaak van:

[verzoeker] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
hierna mede te noemen: verzoeker,
wonende te [woonplaats]
advocaat mr. E.P.J. Appelman.

De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 6 maart 2020;
- een F9-formulier met bijlage van mr. Appelman, ingekomen op 25 mei 2020.
Het verzoek strekt tot wijziging van de voornaam van verzoeker.
Op 29 mei 2020 heeft de rechter verzoeker en zijn advocaat telefonisch, in de vorm van een groepsgesprek, gehoord omdat als gevolg van het coronavirus geen mondelinge behandeling in elkaars aanwezigheid op de rechtbank kon plaatsvinden.

De beoordeling

Verzoeker verzoekt wijziging van zijn voornaam van [naam] in [voornaam B] .
Verzoeker is transgender en werd geboren als vrouw. Bij wijziging van zijn geslacht is zijn voornaam [voornaam C] gewijzigd in [naam] . Hij wenst nu zijn voornaam weer te wijzigen in [voornaam B] . Dit omdat verzoeker in het dagelijks leven hinder ondervindt van zijn huidige voornaam. Hij heeft spijt van zijn toenmalige naamkeuze. Hij heeft gekozen voor de naam [naam] omdat het een leuke, originele en unieke naam was, maar zijn voornaam wordt met regelmaat verkeerd gelezen of uitgesproken. Derden lezen zijn naam snel als ‘ [naam] ’ of er wordt vermoed dat de naam dient te worden uitgesproken als [uitspraken naam] . Ook wordt verzoeker vaak gevraagd hoe zijn naam moet worden uitgesproken. Daarnaast is verzoeker eind 2019 op zijn werk tot de ontdekking gekomen dat zijn naam een negatieve betekenis heeft in de [X] taal, namelijk toen hij op zijn werk in aanraking kwam met een [buitenlandse] collega. Sindsdien wordt hij op zijn werk om zijn naam uitgelachen. Gelet op dit alles heeft verzoeker besloten om door het leven te willen gaan onder de naam [voornaam B] . De periode rondom de wijziging van zijn geslacht was voor verzoeker een beladen periode. Nu raakt hij door zijn naam wederom op negatieve wijze met zijn identiteit in conflict. Hoewel het niet de enige oorzaak is, verergert de problematiek rondom zijn naam de klachten rondom de depressie en angststoornis van verzoeker, waarvoor hij antidepressiva gebruikt. Verzoeker wil door middel van dit verzoek een naam kiezen die hem niet stoort in het dagelijks leven en waardoor hij op normale wijze aan het maatschappelijk verkeer kan deelnemen. De naam [voornaam B] vindt verzoeker goed bij zichzelf passen. Hij heeft de betekenis van de naam op internet opgezocht en besproken met zijn vriendin en zijn ouders. De naam [voornaam B] heeft geen gekke betekenis in andere talen. [voornaam B] is een uniseks naam, wat verzoeker graag wil omdat hij vindt dat dingen (zoals een naam) niet specifiek voor man of vrouw hoeven te zijn en verzoeker zich niet per se man of vrouw voelt.
Desgevraagd heeft verzoeker verklaard dat hij nog wel heeft overwogen om wijziging van de naam [naam] in [naam B] te verzoeken, maar hij hoort de naam [naam] / [naam B] niet meer zo graag door alles eromheen.
Verzoeker gebruikt de naam [voornaam B] al bij familie en vrienden, maar bij anderen en op zijn werk nog niet.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:4 lid 4 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter wijziging van de voornamen gelasten op verzoek van de betrokken persoon of zijn wettelijk vertegenwoordiger. Voor een dergelijke wijziging dient een voldoende zwaarwichtig belang te bestaan. De vraag wanneer sprake is van een voldoende zwaarwichtig belang, wordt in de wet en de wetsgeschiedenis niet beantwoord. Daarvoor dient aansluiting te worden gezocht bij de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechte van de Mens (EHRM).
Omdat voornamen een middel zijn om personen binnen hun familie en in het maatschappelijk verkeer te identificeren, vallen zij onder het begrip privéleven en familie- of gezinsleven, zoals bedoeld in artikel 8 EVRM. Het door dit artikel beschermde belang brengt mee dat inmenging van enig openbaar gezag niet is toegestaan. Niet iedere regulering houdt evenwel ook een inmenging in. Een weigering om een voornaam te wijzigen kan niet zonder meer als ongeoorloofde inmenging worden aangemerkt. Daarvoor zal steeds moeten worden onderzocht of sprake is van een evenwichtige belangenafweging (“fair balance”) tussen enerzijds de belangen van het individu en anderzijds de belangen van de staat, waarbij niet uit het oog mag worden verloren dat de staat een zekere mate van beoordelingsvrijheid toekomt.
Of de weigering om een voornaam te wijzigen, een ongerechtvaardigde inmenging oplevert, hangt af van de mate van ongemak en overlast die de betrokkene, in dit geval verzoeker, hiervan ondervindt. Daarbij dienen alle feiten en omstandigheden te worden meegewogen, waaronder de vraag of het voor betrokkene feitelijk toch mogelijk is de gewenste voornaam te voeren.
Op grond van wat op papier staat en wat ter zitting is besproken, is de rechtbank er onvoldoende van overtuigd dat verzoeker een voldoende zwaarwichtig belang heeft bij de verzochte voornaamswijziging.
Ter zitting is duidelijk geworden dat het pesten/uitlachen van verzoeker om de naam [naam] pas van relatief recente datum, namelijk eind 2019 is. Begin maart 2020 wordt het verzoek tot voornaamswijziging al ingediend. Verzoeker stelt zelf dat hij lang heeft nagedacht welke voornaam hij zou willen gaan dragen toen hij van geslacht veranderde. Hij heeft zelfs nagedacht over de spelwijze. De kans dat een voornaam bij anderen ongewenste associaties oproept of in andere talen geheel wat anders betekent, waardoor iemand daarmee kan worden geplaagd of gepest is in een samenleving, die ook steeds pluriformer wordt, reëel aanwezig. Van verzoeker mag worden verwacht dat hij daarin wat weerbaarder wordt en opgewassen is tegen plagerijen, die zeer waarschijnlijk ook weer van voorbijgaande aard zijn.
Voor wat betreft de spelwijze van zijn naam had verzoeker ervoor kunnen kiezen wijziging te verzoeken van zijn voornaam van [naam] in [naam B] . Daarmee zou het probleem van onduidelijkheid over de manier waarop zijn naam wordt uitgesproken opgelost zijn geweest. Maar verzoeker heeft hier niet voor gekozen.
Weliswaar is duidelijk geworden dat verzoeker een sterke voorkeur heeft voor een nieuwe start onder de voornaam [voornaam B] , maar de rechtbank is van oordeel dat niet vaststaat dat dit een oplossing zal zijn voor het probleem van verzoeker dat hij met zijn naam wordt gepest, gelet op de keuze voor de naam [voornaam B] . De naam [voornaam B] wordt in Nederland namelijk in overgrote meerderheid als meisjesnaam gebruikt en voldoet daarmee naar het oordeel van de rechtbank dus ook niet aan de wens van verzoeker om een uniseks naam te dragen. Dat verzoeker vindt dat de naam [voornaam B] bij hem past (net zoals hij destijds vond dat [naam] bij hem paste), vrijwaart hem niet van mogelijke plagerijen en/of pesterijen van derden over zijn voornaam. De rechtbank acht de kans daarop zelfs groter dan wanneer verzoeker zijn huidige voornaam blijft voeren.
Gelet op het voorgaande en na afweging van de betrokken belangen is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een voldoende zwaarwichtig belang van verzoeker. In dit specifieke geval dient het algemeen belang bij naamconsistentie zwaarder te wegen dan het persoonlijke belang van verzoeker bij inwilliging van zijn verzoek.
Overigens staat het verzoeker vrij om zich in het dagelijks leven, ook zonder wijziging van zijn voornaam in de registers van de burgerlijke stand, [voornaam B] te noemen. Het is in Nederland zeker niet ongebruikelijk dat de roepnaam van een persoon afwijkt van de voornaam die geregistreerd staat op de geboorteakte.
Het verzoek zal worden afgewezen.

De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door V.R. de Meyere, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 30 juni 2020.
Conc: Mja
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op
andere wijze bekend is geworden.