ECLI:NL:RBOBR:2020:3367

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
6 juli 2020
Zaaknummer
C/01/357536 / FA RK 20-1665
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de vierde voornaam van een minderjarige in verband met negatieve emoties en spanning

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 juni 2020 uitspraak gedaan over het verzoek tot wijziging van de vierde voornaam van een minderjarige. Verzoekers, de ouders van het kind, hebben verzocht om de wijziging van de voornaam [voornaam D] in [voornaam Z]. Dit verzoek is ingediend omdat de huidige voornaam negatieve emoties oproept bij het kind, die voortkomen uit een verstoorde relatie met de stiefoma. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift dat op 9 april 2020 is ingediend en heeft op 29 mei 2020 een hoorzitting gehouden via een Skypeverbinding, vanwege de coronamaatregelen. Tijdens deze hoorzitting hebben de verzoekers hun standpunt toegelicht.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 1:4 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek een wijziging van de voornaam kan worden gelast indien er een voldoende zwaarwichtig belang bestaat. De verzoekers hebben uiteengezet dat de huidige voornaam [voornaam D] hen herinnert aan een pijnlijke periode en dat het kind angstig is voor de stiefoma. De rechtbank heeft vastgesteld dat het kind, door de negatieve ervaringen met de stiefoma, een zwaarwichtig belang heeft bij de wijziging van haar voornaam. De rechtbank heeft ook overwogen dat de gewenste voornaam [voornaam Z] niet ongepast is en dat er geen sprake is van een bestaande geslachtsnaam.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek gegrond is en heeft zij de wijziging van de vierde voornaam van het kind gelast. De nieuwe voornamen van het kind zijn voortaan [voornaam A] [voornaam B] [voornaam C] [voornaam Z]. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/357536 / FA RK 20-1665
Uitspraak : 26 juni 2020
Beschikking betreffende voornaamswijziging in de zaak van:
[verzoeker]en
[verzoekster],wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
advocaat mr. W.H.A. De Koning.

De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift (met bijlagen), ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 9 april 2020.
Het verzoek strekt tot wijziging van de voornaam van het minderjarige kind van verzoekers:
- [voornaam A] [voornaam B] [voornaam C] [voornaam D] [achternaam] , geboren te [verzoekster] op [geboortedatum] .
Op 29 mei 2020 heeft de rechter partijen via een Skypeverbinding gehoord omdat als gevolg van het coronavirus geen mondelinge behandeling in elkaars aanwezigheid op de rechtbank kon plaatsvinden.
De rechter heeft in de vorm van een vier-gesprek gesproken met verzoekers en hun advocaat.

De beoordeling

Verzoekers verzoeken de vierde voornaam van [minderjarige] te wijzigen van [voornaam D] in [voornaam Z] .
Zij stellen dat een zwaarwichtig belang bestaat bij deze wijziging, dat zwaarder weegt dan het maatschappelijke belang bij naamconsistentie.
Verzoekers stellen dat de moeder van verzoekster in 2002 is overleden. Haar vader is in 2008 hertrouwd met [stiefoma] . Tijdens het huwelijk van de vader van verzoekster en [stiefoma] is [minderjarige] geboren. Verzoekers hebben [minderjarige] naar [stiefoma] vernoemd, de eerste voornaam van [stiefoma] is [voornaam D] .
In [maand] 2010 is de vader van verzoekster overleden. Na zijn overlijden hebben verzoekers, [minderjarige] en haar broer [naam] nog enige tijd contact gehad met [stiefoma] . Na verloop van tijd bleek dat [stiefoma] psychische druk op [minderjarige] en [naam] uitoefende. Na verloop van tijd ging alleen [minderjarige] nog naar [stiefoma] , omdat het niet goed ging met [naam] bij [stiefoma] . Op enig moment heeft [stiefoma] [minderjarige] op school laten staan, terwijl aanvankelijk afgesproken was dat zij [minderjarige] op zou halen. Excuses zijn tot op heden uitgebleven. [minderjarige] heeft na dit incident veel verdriet gehad. Verzoekers hebben na dit incident nog eenmalig contact gehad met [stiefoma] maar [stiefoma] uitte alleen verwijten naar verzoekers. [minderjarige] is getuige geweest van ruzies tussen haar ouders en [stiefoma] . [minderjarige] is erg angstig voor [stiefoma] en wenst op geen enkele manier met haar geassocieerd te worden. [minderjarige] herinnert zich [stiefoma] als een boze vrouw. [minderjarige] kwam steeds huilend thuis als ze bij [stiefoma] was geweest en zij heeft uiteindelijk aangegeven dat zij niet meer wilde gaan. Momenteel hebben verzoekers en de rest van de familie alle contacten met [stiefoma] onherstelbaar verbroken. [stiefoma] was vaak de reden voor ruzie tussen de broers, zussen en aanhang.
Verzoekers stellen dat in het maatschappelijk verkeer voornamen een belangrijke rol spelen. Een voornaam is een manier van identificatie voor mensen, zowel binnen een familie als in het maatschappelijk verkeer. Gelet op het voorgaande roept de voornaam [voornaam D] hevige emotionele herinneringen bij [minderjarige] op.
Verzoekers achten het daarom niet in het belang van [minderjarige] dat de naam [voornaam D] in officiële documenten staat. Bij het zien van deze naam wordt [minderjarige] herinnerd aan de nare situatie en dit roept negatieve gevoelens op. Dit vormt een emotionele belasting voor haar.
[minderjarige] weet namelijk dat haar doopnaam [voornaam D] afgeleid is van [stiefoma] . Ook [minderjarige] zelf wil haar doopnaam [voornaam D] wijzigen in [voornaam Z] . De naam [voornaam Z] is afkomstig van de verzoekster, [voornaam Z] is haar roepnaam. De wijziging van de laatste voornaam heeft als doel het wegnemen van de nare ervaringen van [minderjarige] en het versterken van een bijzondere band tussen dochter en moeder.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben verzoekers hun verzoek toegelicht.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:4 lid 4 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter wijziging van de voornamen gelasten op verzoek van de betrokken persoon of op verzoek van zijn wettelijk vertegenwoordiger. Voor een dergelijke wijziging dient een voldoende zwaarwichtig belang te bestaan.
De vraag wanneer sprake is van een voldoende zwaarwichtig belang, wordt in de wet en de wetsgeschiedenis niet beantwoord. Daarvoor dient aansluiting te worden gezocht bij de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).
Omdat voornamen een middel zijn om personen binnen hun familie en in het maatschappelijk verkeer te identificeren, vallen zij onder het begrip privéleven en familie- of gezinsleven, zoals bedoel in artikel 8 EVRM. Het door dit artikel beschermde belang brengt mee dat inmenging van enig openbaar gezag niet is toegestaan. Niet iedere regulering houdt evenwel ook een inmenging in. Een weigering om een voornaam te wijzigen kan niet zonder meer als ongeoorloofde inmenging worden aangemerkt. Daarvoor zal steeds moeten worden onderzocht of sprake is van een evenwichtige belangenafweging (“fair balance”) tussen enerzijds de belangen van het individu en anderzijds de belangen van de staat, waarbij niet uit het oog mag worden verloren dat de staat/de rechter een zekere mate van beoordelingsvrijheid toekomt.
Of de weigering om een voornaam te wijzigen, een ongerechtvaardigde inmenging oplevert, hangt af van de mate van ongemak en overlast die de betrokkene hiervan ondervindt. Daarbij dienen alle feiten en omstandigheden te worden meegewogen.
Op grond van de stukken en hetgeen besproken is tijdens de mondelinge behandeling, is de rechtbank er voldoende van overtuigd dat [minderjarige] een voldoende zwaarwichtig belang heeft bij de verzochte wijziging van haar laatste voornaam.
[minderjarige] is vernoemd naar haar stiefoma, met wie de relatie is verstoord na het overlijden van haar opa. Uiteindelijk is het contact met deze stiefoma verbroken. Op dit moment is er al enige tijd geen contact meer tussen de familie van [minderjarige] en de stiefoma en dit wordt ook niet meer door hen gewenst. Haar vierde voornaam doet [minderjarige] voortdurend herinneren aan haar stiefoma en roept om die reden negatieve gevoelens op bij [minderjarige] , wat spanning bij haar veroorzaakt.
Het is de rechtbank niet gebleken dat de door verzoekers en [minderjarige] gewenste voornaam ongepast is in de zin van artikel 1:4 lid 2 BW of dat deze overeenstemt met een bestaande geslachtsnaam.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek, als op de wet gegrond, kan worden ingewilligd.

De beslissing

De rechtbank:
gelast de wijziging van de vierde voornaam van voornoemde minderjarige van [voornaam D] in [voornaam Z] , zodat haar voornamen voortaan [voornaam A] [voornaam B] [voornaam C] [voornaam Z] zijn.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.R. de Meyere, rechter, tevens kinderrechter,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 26 juni 2020.
Conc: MVd(O
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op
andere wijze bekend is geworden.