Op 30 juni 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat betrokkene, die sinds januari 2020 niet meer blowt, zich vrijwillig onder begeleiding van hulpverlening bevindt en de laatste stappen van afbouw van zijn medicatie onder deskundige begeleiding zal zetten. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene zelf inziet dat blowen een negatieve invloed heeft op zijn psychische gesteldheid en dat hij in staat is om de noodzakelijke zorg in een vrijwillig kader te ontvangen. Er is wel sprake van dreigend ernstig nadeel indien betrokkene zich zou onttrekken aan de begeleiding, maar gezien het goede netwerk en de regelmatige bezoeken van de begeleiders, is de rechtbank van mening dat de zorg ook zonder verplichte machtiging kan worden verleend. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat betrokkene de afbouw van zijn medicatie succesvol zal voltooien met de hulp van de betrokken instellingen. De beslissing om het verzoek af te wijzen is genomen in het belang van betrokkene, die momenteel goed functioneert en gemotiveerd is om zijn behandeling voort te zetten.